In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een beroep dat niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres, een B.V. die op 15 januari 2016 is ontbonden, had beroep ingesteld tegen een besluit van de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De rechtbank oordeelde dat het beroep was ingesteld op een moment dat eiseres al ontbonden was en dat het besluit waartegen het beroep was ingesteld, was genomen toen eiseres reeds ontbonden was. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk op het beroep ingaan.
De rechtbank heeft de feiten uiteengezet, waarbij werd vermeld dat eiseres in de periode van 8 september 2010 tot en met 24 januari 2011 139 aangiften had gedaan voor douanerechten. Eiseres had eerder verzoeken om terugbetaling van douanerechten ingediend, maar deze waren afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verzoek tot heropening van de vereffening was gedaan, wat betekent dat eiseres na ontbinding niet meer kon optreden in rechte.
De rechtbank heeft ook het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat eiseres ten tijde van de overschrijding van de redelijke termijn niet meer bestond. De overschrijding van de redelijke termijn leidde niet tot schadevergoeding, omdat er geen spanning of frustratie kon zijn ervaren door eiseres. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.