ECLI:NL:RBNHO:2020:7464
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing herzieningsverzoek inzake WAO-uitkering en terugvordering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een herzieningsverzoek van eiser, die sinds 13 september 2004 een uitkering ontvangt op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) die zijn uitkering stopzetten en een terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkering oplegden vanwege inkomsten uit hennepteelt. Eiser heeft zijn bezwaar tegen deze besluiten ingetrokken, waardoor deze besluiten in rechte onaantastbaar zijn geworden.
Eiser verzocht het UWV om terug te komen op de eerdere besluiten, onder verwijzing naar een strafrechtelijk vonnis waarin hij was veroordeeld voor hennepteelt. Hij stelde dat hij slechts voor twee maanden ten onrechte een uitkering had ontvangen. Het UWV wees dit verzoek af, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had geoordeeld dat het strafrechtelijke oordeel geen nieuw feit of veranderde omstandigheid was in de zin van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank concludeerde dat het UWV de herzieningsaanvraag terecht had afgewezen en dat er geen aanleiding was om de eerdere besluiten te herzien. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en als gevolg van coronamaatregelen niet op een openbare zitting uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.