ECLI:NL:CRVB:2014:1548
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over laattijdige aanvraag Wajong-uitkering en de noodzaak van medisch onderzoek
In deze tussenuitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de laattijdige aanvraag van appellante voor een Wajong-uitkering behandeld. Appellante, geboren in 1988, had op 16 april 2009 een aanvraag ingediend vanwege gewrichtsproblemen en andere gezondheidsklachten. Het Uwv had deze aanvraag afgewezen op basis van het feit dat appellante niet gedurende 52 weken arbeidsongeschikt was geweest op de relevante datum. Na een nieuwe aanvraag in 2010, die door het Uwv werd opgevat als een verzoek om terug te komen van het eerdere besluit, werd deze opnieuw afgewezen omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren.
De rechtbank Zutphen verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep. Tijdens de zitting op 5 juli 2013 werd besloten dat het Uwv nader onderzoek zou doen naar de aanspraak op uitkering op basis van de Wet Wajong. Het Uwv concludeerde echter dat appellante in staat was meer dan 75% van het maatgevende loon te verdienen, zonder een medisch onderzoek uit te voeren. Appellante betwistte dit en stelde dat het Uwv ten onrechte had afgezien van een medisch onderzoek.
De Raad oordeelt dat het Uwv niet had mogen afzien van een medisch onderzoek, aangezien de beschikbare medische rapporten niet relevant waren voor de datum in geding. De Raad draagt het Uwv op om de gebreken in het besluit te herstellen binnen zes weken. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van medische omstandigheden bij aanvragen voor Wajong-uitkeringen.