ECLI:NL:CRVB:2015:1072
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering terug te komen van eerder genomen besluit tot intrekking en terugvordering bijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G. Palanciyan, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om herziening van besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, die de bijstand van zijn voormalige echtgenote had ingetrokken en teruggevorderd. De besluiten waren genomen op 10 juli 2006 en 13 september 2006, en de appellant was hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de terugvordering van in totaal € 44.884,32. Appellant had verzocht om herziening op basis van een vrijspraak in een strafzaak, maar het college had dit verzoek afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die een herziening rechtvaardigden.
De rechtbank had het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Raad overwogen dat de besluiten van 2006 in rechte onaantastbaar zijn geworden, omdat appellant daartegen geen rechtsmiddelen had aangewend. De Raad heeft vastgesteld dat de vrijspraak van appellant in de strafzaak niet automatisch leidt tot nieuwe feiten of omstandigheden die de terugvordering kunnen rechtvaardigen. De Raad heeft bevestigd dat de bestuursrechter niet gebonden is aan de oordelen van de strafrechter, en dat de uitkomst van een strafprocedure op zichzelf niet voldoende is om van eerdere besluiten terug te komen. De Raad heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.