Uitspraak
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Rotterdam. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstandsuitkering van betrokkene 1 ingetrokken en de kosten van bijstand teruggevorderd, omdat betrokkene 1 niet had gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met betrokkene 2. De rechtbank had de besluiten van het college vernietigd, omdat er onvoldoende bewijs was voor de conclusie dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen de betrokkenen. Het college ging in hoger beroep, maar de Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het college niet voldoende had aangetoond dat betrokkene 1 en betrokkene 2 een gezamenlijke huishouding voerden, en dat de intrekking van de bijstand en de terugvordering van de kosten onterecht waren. De Raad vernietigde de bestreden besluiten en herroept de besluiten van het college. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van de betrokkenen.