ECLI:NL:RBNHO:2020:3265
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
BPM-heffing op basis van taxatierapport bij import van schadeauto
In deze zaak heeft eiser op 23 juli 2018 aangifte gedaan voor de Belasting Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) van een te betalen bedrag van € 1.730 voor de registratie van een Volkswagen Golf. Eiser heeft dit bedrag op 31 juli 2018 voldaan. De inspecteur van de Belastingdienst heeft op 30 augustus 2018 het bezwaar van eiser tegen de betaling op aangifte ontvangen en dit bezwaar bij uitspraak op 7 december 2018 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 2 augustus 2019 is eiser vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door twee medewerkers van de Belastingdienst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil draait om de hoogte van de door eiser verschuldigde BPM. Eiser stelt dat bij de waardering van de auto ten onrechte geen rekening is gehouden met de zogenaamde 'ex-rentalstatus' van de auto, en vraagt om vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de verschuldigde belasting tot nihil. Verweerder betwist deze stelling en stelt dat het aan eiser is om de 'ex-rentalstatus' aannemelijk te maken, wat volgens verweerder niet is gelukt.
De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de auto als 'ex-rental' moet worden beschouwd. De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak en concludeert dat de BPM-heffing niet onrechtmatig is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat de hoogte van het griffierecht niet buitenproportioneel is, ook niet in verhouding tot het belang van eiser.