Uitspraak
kantoor Breda, verweerder.
€ 43.000.000 gestort op de aandelen in eiseres en heeft eiseres voor een bedrag van
€ 634.855.232 aan geldleningen aangetrokken van [B BEDRIJF] (hierna: de aandeelhouderslening). De aandeelhouderslening is vastgelegd in een ‘Intercompany Loan Agreement 1’ van eiseres en [B BEDRIJF] van 14 oktober 2010 (hierna: de leningsovereenkomst).
1.2. Acquisitie [T BEDRIJF] Group 15 oktober 2010
https://www.lacers.org/aboutlacers/board/BoardDocs/2008/20080422%20Board/IV-B.pdf, zie bijlage 2)
Distribution of Profits and Losses”) van het fonds is afhankelijk van het rendement op alle investeringen van het fonds. Dit resultaat zal als volgt worden verdeeld:
s] ontvangt 100 procent van het resultaat tot aan het maximum van de inleg plus een betaling van het preferred return van 8 procent op de inleg;
“Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat op basis artikel 25, lid 3 van de Wet op de Ondernemingsraad de ondernemer (i.e. management) een overzicht dient te verstrekken van de beweegredenen voor het besluit, alsmede de van de gevolgen die het besluit heeft voor de in de onderneming werkzame personen en de naar aanleiding daarvan voorgenomen maatregelen. Er bestaat derhalve geen wettelijke verplichting om advies te vragen aan de OR inzake het door [F BEDRIJF] fondsen aandelenvermogen dan wel aandeelhoudersleningen.”
“is vormgegeven als bullet loan met en PIK rente.”Hiermee wordt bedoeld dat betalingen uit hoofde van de SHL eerst zullen plaatsvinden op vervaldatum of bij eerdere terugbetaling van de SHL.
A. Bullet loan
“Het vorenstaande is onjuist. Het feit dat in de periode oktober 2010 - maart 2013 geen herfinanciering heeft plaatsgevonden sluit niet uit dat er geen herfinanciering op een later tijdstip kan plaatsvinden waarbij de SHL geheel of gedeeltelijk kan worden terugbetaald. Daarnaast kan er ook gekozen worden voor verkoop van zelfstandige bedrijfsonderdelen waarbij de verkoopopbrengst wordt aangewend voor gedeeltelijke aflossing van de SHL.”
B. Doel investering
“Zoals eerder uiteengezet in onze e[-]mail van 7 februari 2014 is de verhouding eigen vermogen / vreemd vermogen gekozen om flexibiliteit te creëren ten aanzien var de repatriëring van financiële middelen naar de aandeelhouders. De terugbetaling van de aandeelhouderslening is niet onderworpen aan kapitaalbeschermingsmaatregelen. Daarnaast biedt de rente op de aandeelhouderslening een aardig vast rendement voor de investeerders in de [F BEDRIJF] fondsen.”
C. Terugbetalingsverplichting
D. Opeisbaarheid
E. Rentepercentage
F. Prognoses en verkoopscenario’s op basis van Bank Base Case 2010
G. Invloed SHL op vermogen, resultaat en solvabiliteit [T BEDRIJF] Group
4.840.000 5.322.000 2.085.000 4.840.000 5.322.000 2.085.000
-15.362.000 -154.376.000 -359.347.000 664.603.000 622.405.000 535.194.000
30.398.000 63.439.000 64.008.000 30.398.000 63.439.000 64.008.000
.] door private equity ondernemingen is EBITDA het winstniveau waarop wordt gestuurd. Dit is begrijpelijk omdat bij verkoop van de onderneming de verkoopopbrengst wordt afgeleid uit een multiple keer de EBITDA. Hoe hoger de EBITDA is, hoe groter de uiteindelijke verkoopopbrengst. Alle kosten en opbrengsten onder het niveau van EBITDA zijn van minder belang voor het beoordelen van de resultaten van [T BEDRIJF] Group. Het betreft dan kosten als afschrijvingen, amortisatie van goodwill, afsluitkosten financiering, rentelasten en belastingen. Deze elementen uit het resultaat zijn wel relevant voor de uiteindelijke netto opbrengst van de verkoop van [T BEDRIJF] Group indien ze leiden tot een uitgaande geldstroom. Indien deze zaken gepaard gaan met reële betalingen dan zal dat uiteindelijk leiden tot minder beschikbare liquide middelen waardoor minder kan worden afgelost op de externe bankleningen. Omdat de netto opbrengst van de verkoop van [T BEDRIJF] Group afhankelijk is van de hoogte van de af te lossen bankleningen, betekenen hogere bankleningen dus een lagere netto opbrengst. Zaken als rentebetalingen, afsluitkosten financiering en winstbelastingen verminderen dus de netto verkoopopbrengst. Zaken als afschrijvingen, amortisaties goodwill en rentelasten SHL daarentegen niet.
H. Cash events en verkoopscenario’s
“Dit is feitelijk onjuist. Zoals u weet was een derde partij ten tijde van de van de acquisitie van de [T BEDRIJF] (i.e. ten tijde van de verstrekking van de aandeelhouderslening) bereid een mezzanine financiering te verstrekken van EUR 200m bovenop de bankschuld. Wij verwijzen in dit kader naar de draft term sheet welke u heeft ontvangen. Aangezien de aandeelhouderslening uit een aantal tranches bestaat kan worden betoogd dat er wel degelijk zakelijk handelende geldverstrekkers zijn die een dergelijke lening zouden hebben verstrekt.”
J. Positie van de inlener van de SHL
“Het vorenstaande is niet relevant. Immers het staat belastingplichtige ten principale vrij om te kiezen op welke wijze zij een acquisitie financiert”.
“Vanuit het perspectief van [A BEDRIJF] BV zijn er wel degelijk zakelijke argumenten. Zo hoeft bijvoorbeeld de rente op de SHL niet daadwerkelijk te worden betaald hetgeen tot gevolg heeft dat de rente kan worden geïnvesteerd in de groep.”
“Wij maken u er wederom op attent dat de kredietverstrekkers op geen enkele wijze verplicht zijn mee te werken aan een herfinaciering van [A BEDRIJF] BV/de [T BEDRIJF] .”
“Zoals hierboven aangegeven zijn er wel degelijk zakelijke argumenten voor de financiering middels een SHL. Wij delen uw conclusie derhalve niet.”Hierbij wordt gedoeld op de eerder geciteerde opmerking dat de rente van de SHL niet daadwerkelijk hoeft te worden betaald tot verkoop van de onderneming of uiterlijk op vervaldatum in oktober 2020 en dat hierdoor het bedrag van de rente kan worden geïnvesteerd in de onderneming. Andere zakelijke argumenten zijn niet gegeven c.q. onderkend.
K. Positie van de geldverstrekker van de SHL
Geschil30.In geschil is of de rente op de aandeelhouderslening aftrekbaar is van de fiscale winst van eiseres.
- Het doel van de aankoop en verkoop van [T BEDRIJF] was om rendement te realiseren voor de investeerders. Bij de aankoop stond vast dat [T BEDRIJF] na vijf jaar verkocht zou worden. Uit de verkoopopbrengsten zouden de bankleningen worden afgelost. En uit de resterende verkoopopbrengst zouden investeerders via een zogenoemde watervalberekening bedragen krijgen uitgekeerd als terugbetaling van de investering en eventueel rendement.
- Het is nooit de bedoeling van investeerders geweest om een geldlening te verstrekken. Hoewel in de leningsovereenkomst een looptijd en een rentepercentage zijn opgenomen, is het volgens verweerders nooit de bedoeling van de betrokken partijen geweest om hiernaar te handelen.
- Voor het uiteindelijke rendement op de investering in [T BEDRIJF] is het onderscheid kapitaal / lening irrelevant. Het rendement, positief of negatief, is volledig onafhankelijk van de verdeling van de investering in kapitaal en aandeelhouderslening.
- De financiering is, met uitzondering van € 43 miljoen kapitaal, vormgegeven als aandeelhouderslening opdat in de aangifte Vpb een aftrekpost zou kunnen worden opgenomen.
- Uit de informatie van de Bank Base Case 2010 volgt dat de cash flows geen enkele zekerheid of perspectief bieden dat op de contractuele vervaldatum in 2020 eiseres ook maar in staat zal zijn een deel van de hoofdsom van de aandeelhouderslening, vermeerderd met bijgeschreven rente, terug te betalen.
- Uit de leningsovereenkomst en de Intercreditor Agreement in samenhang bezien blijkt dat de aandeelhouderslening op gelijke wijze als aandelenkapitaal aansprakelijk is voor de schulden van de vennootschap.
- Partijen handelen zelf niet naar het onderscheid tussen aandeelhouderslening en aandelenkapitaal. In oktober 2014 is het belang in eiseres overgegaan op nieuwe aandeelhouders. De aandeelhouderslening, op dat moment ongeveer € 1 miljard, wordt direct voorafgaand aan de aandelenoverdracht formeel omgezet in kapitaal, waarna het gehele aandelenkapitaal voor € 1,00 overgaat op de nieuwe aandeelhouders. Uit niets blijkt dat de houders van de aandeelhouderslening invulling hebben gegeven aan de rechten die ze als crediteur zouden hebben.
- Uit de adviesaanvraag aan de ondernemingsraad in verband met de herfinanciering van de kredietfaciliteiten van [T BEDRIJF] (zie paragraaf 1.3.2 van het boekenonderzoekrapport weergegeven in onderdeel 28 van deze uitspraak) volgt dat de aandeelhouderslening niet tot de schuldenlast van de groep wordt gerekend. De adviesaanvraag is opgesteld vanuit het perspectief van eiseres. Hoewel sommige andere stukken vanuit het perspectief van de investeerders zijn opgesteld, is duidelijk dat beide partijen hebben bedoeld om kapitaal te verstrekken. Dit blijkt volgens verweerder ook uit het door de adviseur van eiseres ( [U BEDRIJF] ) gegeven commentaar van 11 april 2015 op een bespreeknotitie van de Belastingdienst, waarin is uiteengezet dat de verhouding eigen vermogen/vreemd vermogen is gekozen om flexibiliteit te creëren ten aanzien van de repatriëring van financiële middelen naar de aandeelhouders, dat de terugbetaling van de aandeelhouderslening niet is onderworpen aan kapitaalbeschermingsmaatregelen en dat de rente op de aandeelhouderslening een aardig vast rendement biedt voor de investeerders in de [F BEDRIJF] fondsen.
- Uit de leningsovereenkomst blijkt dat er een terugbetalingsverplichting is.
- Er is geen enkele omstandigheid die erop wijst dat de lening naar civielrechtelijke maatstaven als een aandeel of een andere categorie van het civielrechtelijke eigen vermogen moet worden aangemerkt.
- De aandeelhouderslening heeft blijkens de leningsovereenkomst de vorm van een geldlening.
- Partijen hebben een lening gesloten, met een terugbetalingsverplichting en een rentevergoeding, en hebben zich steeds – tot en met de omzetting in kapitaal in oktober 2014 – over en weer als debiteur en crediteur gedragen.
- Verweerder heeft niet aannemelijk heeft gemaakt dat partijen geen geldlening tot stand hebben willen brengen en/of dat het nimmer de bedoeling is geweest dat de hoofdsom zou worden terugbetaald en rente zou worden vergoed.
- De Intercreditor Agreement past bij het achtergestelde karakter van de aandeelhouderslening en is geen indicatie van de afwezigheid van de terugbetalingsverplichting.
3.3. Niet in aftrek toelaten van rente en andere kosten