ECLI:NL:RBMNE:2025:7
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Weigering van Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) voor verzorgende na veroordeling voor afpersing
Op 3 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin eiseres, een verzorgende, een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) had aangevraagd voor haar werk in de zorg. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen vanwege een veroordeling voor poging tot afpersing. Eiseres kwam in beroep tegen deze afwijzing en vroeg om een voorlopige voorziening, zodat zij in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure als ware in het bezit van een VOG kon worden behandeld.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 december 2024 behandeld en moest beoordelen of eiseres een spoedeisend belang had bij haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat eiseres, die sinds 2012 als verzorgende werkt en sinds 2019 als zelfstandige is ingeschreven, een spoedeisend belang had, omdat zij door het ontbreken van een VOG sinds september 2024 niet meer kon werken in de zorg. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van de veroordeling van eiseres, die onherroepelijk was, en de rechtbank oordeelde dat het belang van de samenleving om beschermd te worden tegen herhaling van strafbare feiten zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van eiseres.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geweigerd om de VOG te verstrekken, omdat eiseres een ernstig delict had gepleegd en er onvoldoende tijd was verstreken om te beoordelen of zij goed gedrag had laten zien. De rechtbank wees het beroep van eiseres ongegrond en wees ook het verzoek om voorlopige voorziening af. Eiseres heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten, omdat zij ongelijk heeft gekregen.