ECLI:NL:RBGEL:2024:6374

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
05/146574-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing door drie verdachten met bedreiging en geweld

Op 31 juli 2024 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie verdachten, waaronder een 28-jarige man uit Amsterdam, een 27-jarige man uit Amerongen en een 31-jarige vrouw uit Veenendaal. De rechtbank heeft hen veroordeeld voor het samen plegen van een poging tot afpersing. De feiten vonden plaats tussen 6 mei 2023 en 22 juni 2023, waarbij de verdachten de aangever onder druk zetten om een bedrag van 17.000 euro te betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachten met bedreigingen, waaronder het in brand steken van de auto van de stiefzoon van de aangever, hebben geprobeerd om de aangever te dwingen tot betaling. De 28-jarige man en de 27-jarige man kregen beiden een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. De vrouw kreeg een gevangenisstraf van 98 dagen en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank oordeelde dat de betrokkenheid van de vrouw bij de brandstichting niet bewezen kon worden, waardoor zij van dat deel van de tenlastelegging werd vrijgesproken. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en de impact van hun daden op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/146574-23
Datum uitspraak : 31 juli 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. A.D.M. Klein Selle, advocaat in Oisterwijk.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 6 mei 2023 tot en met 22 juni 2023 te [plaats] en/of Zevenaar
en/of Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging
met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 17.000 euro, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [aangever] en/of een derde toebehoorde(n),
- aan medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht te sturen met de tekst: “je moet hem
afpersen” en/of “hij heeft genoeg geld en gronden” gevolgd door een bericht met daarin het adres van die [aangever] , en/of
- met zijn drieën naar de woning van die [aangever] is/zijn gegaan, en/of
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd dat zij 17000 euro wilden hebben voor de zus van
één van voornoemde drie personen, en/of
- telefonisch contact heeft/hebben gehad om te verifiëren en/of bevestigen of/dat zij bij de juiste
persoon aan de deur waren, en/of
- tegen die [aangever] heeft/hebben gezegd: “we komen terug met extra mannetjes” en/of “we steken je huis in de fik als je niet betaalt”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of
strekking,
- die [aangever] heeft/hebben opgebeld om een afspraak te maken op neutraal terrein op 10 mei 2023, en/of
- die [aangever] meerdere malen op te bellen en heeft/hebben gezegd dat men geld wil
ontvangen en als dit niet zou gebeuren, zij “anders wel even een belletje zouden doen maar dan
had [aangever] het zelf gedaan mocht er iets gebeuren” en/of
- ( steeds) (onderling) contact heeft/hebben gehouden over welke acties en/of handelingen er
verder/vervolgens ondernomen dienden te worden en/of waren om [aangever] te laten betalen, en/of
- de auto van de stiefzoon van die [aangever] in brand heeft/hebben gestoken en/of/althans
heeft/hebben laten steken terwijl die auto op de oprit van de woning van die [aangever] stond, en/of
- die [aangever] op te bellen en heeft/hebben gezegd: “Ga je betalen, ga je betalen. Je hebt toch gezien wat er gebeurd is, ik ga je kinderen in de fik steken en je vrouw verkrachten”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft niet het oogmerk gehad om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen door aangever met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. Verdachte heeft de woorden ‘
Je moet hem afpersen’ ongelukkig gekozen, maar heeft slechts voor ogen gehad dat haar broer met facturen naar aangever zou gaan en zou aansturen op betaling. Zij wist niet dat haar broer anderen had ingeschakeld, was niet bij de dreigementen aanwezig en kon ook niet weten dat het dusdanig uit de hand zou lopen.
Beoordeling door de rechtbank
Aangifte
Aangever [aangever] heeft aangifte gedaan van afpersing. Hij verklaarde dat hij directeur is geweest van een bedrijf dat in 2021 failliet is gegaan. Een voor hem onbekende vrouw heeft aangegeven daar te hebben gewerkt en nog € 17.000,00 van hem te krijgen. Op 7 mei 2023 stonden drie mannen met een Marokkaans uiterlijk voor de deur van zijn woning. Zij gaven aan dat zij geld wilden hebben voor de zus van één van hen. Er werd gevideobeld met een vrouw en aan haar werd gevraagd of aangever degene was van wie zij nog geld kreeg. De vrouw bevestigde dit. De mannen hebben bedreigingen geuit als ‘
We komen terug met extra mannetjes’ en ‘
We steken je huis in de fik als je niet betaalt’. Aangever heeft voor 10 mei 2023 een afspraak gemaakt met de vrouw om met haar in gesprek te gaan, maar zij is niet verschenen. Op 12 mei 2023 werd aangever gebeld door een onbekend nummer. Tijdens dat gesprek werd aangegeven dat ze geld wilden en ze anders wel even een belletje gingen doen en dat aangever het zelf zou hebben gedaan, mocht er iets gebeuren. Op 17 mei 2023 werd aangever driemaal gebeld door een onbekend nummer. [2]
Ook heeft aangever aangifte gedaan van brandstichting. Op 29 mei 2023 had de stiefzoon van aangever zijn auto, een zwarte Alfa Romeo met kenteken [kenteken] , op de oprit van hun woning aan de [adres 2] te [plaats] geparkeerd. ’s Nachts werd zijn vrouw wakker van een rookgeur en toen zagen zij dat de auto in de brand stond. [3] Op 30 mei 2023 werd aangever anoniem gebeld en zei een man ‘
Ga je betalen, ga je betalen, je hebt toch gezien wat er gebeurd is, ik ga je kinderen in de fik steken en je vrouw verkrachten’. [4]
Verdachte heeft verklaard dat zij op 6 mei 2023 WhatsApp-contact had met haar broer, medeverdachte [medeverdachte 1] . Hij stuurde: ‘
Stuur adres’ en ‘
Ik ga met niffo voor verkennen’. Zij stuurde terug: ‘
Je moet hem afpersen’, ‘
Hij heeft genoeg geld en gronden’ en ‘
[adres 2] [postcode 2] [plaats]’. Hij heeft daarop gereageerd met ‘
Komt 10000% goed’ en ‘
Hij gaat het geven’. Achteraf heeft zij gehoord dat haar broer op 7 mei 2023 bij [aangever] aan de deur is gegaan met twee anderen en wat daar is voorgevallen. [5]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] staat op naam van verdachte. [6] Zij heeft ook verklaard dat dit haar telefoonnummer is. [7] De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] bij verdachte in gebruik is.
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van aangever [aangever] is onder meer het volgende gebleken:
  • Op 12 mei 2023 is aangever tussen 15:11 en 15:25 uur zesmaal (anoniem) gebeld door het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was. Om 15:28 uur heeft aangever de politie gebeld en verteld dat hij was gebeld dat ze geld van hem wilden en ze anders wel even een belletje zouden doen en dat aangever het zelf zou hebben gedaan, mocht er iets gebeuren;
  • Op 17 mei 2023 is aangever tussen 21:42 en 21:43 uur driemaal (anoniem) gebeld door het telefoonnummer dat bij verdachte in gebruik was.
In het buurtcentrum waar [medeverdachte 1] is aangehouden, is een tas aangetroffen. In die tas zat het paspoort van [medeverdachte 1] . [9] Achteraf is op camerabeelden gezien dat [medeverdachte 1] deze tas van zich af heeft gegooid. [10] In de tas zijn ook drie telefoons aangetroffen, een iPhone 13 Pro, een iPhone 11 en een iPhone 8. [11]
De iPhone 13 Pro, in combinatie met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , wordt door de politie gekoppeld aan [medeverdachte 1] . De Apple ID van de telefoon is [e-mailadres] , de Device Name is Iphone van [medeverdachte 1] en de MSISDN is [telefoonnummer 2] . [12] Het abonnement van dat telefoonnummer staat op naam van [echtgenote medeverdachte] , de echtgenote van [medeverdachte 1] . [13] In de periode 1 mei tot en met 4 juni 2023 had dit telefoonnummer 140 keer belcontact met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , eveneens op naam van [echtgenote medeverdachte] . [14] Verder heeft [echtgenote medeverdachte] tijdens een gesprek met de politie aangegeven dat ze heeft geprobeerd [medeverdachte 1] te bellen op zijn telefoonnummer: [telefoonnummer 2] . [15] Daarnaast is uit onderzoek aan de iPhone 13 Pro gebleken dat hiervoor genoemd WhatsApp-gesprek tussen verdachte en [verdachte] via deze telefoon heeft plaatsgevonden [16] en dat is gezocht op het adres [adres 2] , [postcode 2] [plaats] . [17] De rechtbank stelt op basis van dit alles vast dat de iPhone 13 Pro, in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , bij [medeverdachte 1] in gebruik was.
Het Snapchat-account [accountnaam 1] wordt door de politie gekoppeld aan [medeverdachte 1] . Gebleken is dat [accountnaam 1] als Snapchat-account stond gekoppeld in de iPhone 13 Pro van [medeverdachte 1] en dat [snapchat-accoutnaam] daarin een contact was. [18] Het account stond ook gekoppeld in de iPhone 8 van [medeverdachte 1] . [19] Uit de analyse van de historische internetverkeersgegevens van het account is gebleken dat het Snapchat-account [accountnaam 1] relatief veel gebruik maakte van het IP-adres dat is gekoppeld aan de tenaamgestelde [echtgenote medeverdachte] , de echtgenote van [medeverdachte 1] , op het adres waar [medeverdachte 1] en zijn echtgenote ingeschreven staan. [20] Bovendien is geconcludeerd dat in de berichtenwisseling binnen het account [accountnaam 1] geen aanwijzingen zijn gevonden voor de aanname dat achter het account meerdere gebruikers schuilgingen. [21] De rechtbank stelt dus op grond van het voorgaande vast dat de persoon achter het Snapchat-account [accountnaam 1] , [medeverdachte 1] is geweest.
Verdachte is de gebruiker van het Snapchat-account [accountnaam 2] . [22]
Verdachte heeft ook na 7 mei 2023 nog contact gehad met [medeverdachte 1] over het geld dat zij van [aangever] meent te krijgen. Zo stuurde zij op 31 mei 2023 via haar Snapchat-account naar het Snapchat-account van [medeverdachte 1] ‘
Niet zeggen zus he’ en het telefoonnummer van [aangever] . Vervolgens stuurde zij op 7 en 9 juni 2023 een screenshot van haar [bank] -app en screenshots uit een app van [bedrijf] van urenregistraties en gefactureerde bedragen. [23]
Conclusie
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat verdachte haar broer de opdracht heeft gegeven om [aangever] af te persen en hem daartoe zijn adres heeft verschaft. De rechtbank overweegt dat uit de woordkeuze ‘
Je moet hem afpersen’ en het feit dat verdachte haar broer - die een zeer uitgebreid strafblad heeft met onder meer geweldsdelicten - kent, duidelijk blijkt dat haar oogmerk is geweest om haar broer in te zetten om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen door aangever met bedreiging met geweld te dwingen tot afgifte van een geldbedrag. [medeverdachte 1] is als gevolg van haar opdracht naar de woning van [aangever] gegaan, heeft medeverdachte [medeverdachte 2] en een derde persoon meegenomen, aldaar is aan verdachte via videobellen gevraagd of zij bij de juiste persoon waren, heeft [medeverdachte 1] met [medeverdachte 2] en een ander scheldend en dreigend aan de deur gestaan, aangegeven dat zij € 17.000,00 wilde hebben voor verdachte en hebben onder meer gezegd ‘
We komen terug met extra mannetjes’ en ‘
We steken je huis in de fik als je niet betaalt’. Zelfs nadat het op 7 mei 2023 aan de deur van [aangever] uit de hand is gelopen, heeft zij [aangever] meermaals (anoniem) gebeld en gezegd dat zij het geld wilde ontvangen en als ze dat niet kreeg, ze anders wel even een belletje ging doen en dat aangever het zelf zou hebben gedaan, mocht er iets gebeuren. Ook heeft zij met haar broer contact gehouden over de situatie. De verklaring van verdachte dat zij wilde dat het netjes opgelost zou worden en haar doel geenszins was om [aangever] af te (laten) persen, acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk en het daarop gebaseerde verweer slaagt niet.
Medeplegen
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het handelen van verdachte en de medeverdachten is onmiskenbaar gericht geweest op het gezamenlijk uitvoeren van het plan om [aangever] af te persen. De zogenoemde uitvoerders, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , handelden op initiatief van, althans in nauwe samenwerking met, verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, dat de ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Dat ligt anders voor wat betreft de brandstichting van de auto, die als onderdeel van de poging tot afpersing ten laste is gelegd. Uiteindelijk is het dusdanig uit de hand gelopen, dat [medeverdachte 2] in opdracht van [medeverdachte 1] de auto op de oprit van [aangever] in de brand heeft gestoken en heeft [medeverdachte 1] [aangever] vervolgens opgebeld en gezegd ‘
Ga je betalen, ga je betalen. Je hebt toch gezien wat er gebeurd is, ik ga je kinderen in de fik steken en je vrouw verkrachten’. Op basis van de inhoud van het procesdossier kan niet vastgesteld worden dat verdachte ervan op de hoogte was dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dergelijke vergaande handelingen zouden verrichten om haar geld terug te krijgen en dit kan dus ook niet voor haar rekening komen.
Er is geen communicatie tussen verdachte en de medeverdachten aangetroffen aangaande deze brandstichting en ook verder is niet gebleken dat zij hiervan wetenschap had. Ook de uitingen van [medeverdachte 1] na afloop van de brandstichting kunnen niet aan haar worden toegerekend. De gegeven opdracht om [aangever] af te persen impliceert daarnaast niet zonder meer het toepassen van geweld door een auto in brand te steken. Zonder nader bewijs over de gegeven instructies naast het gestuurde bericht ‘
Je moet hem afpersen’ kan niet worden bewezen dat verdachte er op zijn minst genomen rekening mee moest houden dat de mededaders als onderdeel van de afpersing brand zouden stichten. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit deel van de tenlastelegging.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij in
of omstreeksde periode van 6 mei 2023 tot en met 22 juni 2023 te Duiven en
/ofZevenaar en
/ofVeenendaal tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte en
/ofhaar mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/ofbedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van 17.000 euro,
in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, datdiegeheel
of ten deleaan die [aangever]
en/of een derde –toebehoorde
- aan medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht te sturen met de tekst: “je moet hem afpersen” en
/of“hij heeft genoeg geld en gronden” gevolgd door een bericht met daarin het adres van die [aangever] , en
/of- met zijn drieën naar de woning van die [aangever]
is/zijn gegaan, en
/of- tegen die [aangever]
heeft/hebben gezegd dat zij 17000 euro wilden hebben voor de zus van één van voornoemde drie personen, en
/of- telefonisch contact
heeft/hebben gehad om te verifiëren en
/ofbevestigen
of/dat zij bij de juiste persoon aan de deur waren, en
/of- tegen die [aangever]
heeft/hebben gezegd: “we komen terug met extra mannetjes” en
/of“we steken je huis in de fik als je niet betaalt”,
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,- die [aangever] heeft
/hebbenopgebeld om een afspraak te maken op neutraal terrein op 10 mei 2023, en
/of- die [aangever] meerdere malen op te bellen en
heeft/hebben gezegd dat men geld wil ontvangen en als dit niet zou gebeuren, zij “anders wel even een belletje zouden doen maar dan had [aangever] het zelf gedaan mocht er iets gebeuren”,
en/of- (steeds) (onderling) contact heeft/hebben gehouden over welke acties en/of handelingen er verder/vervolgens ondernomen dienden te worden en/of waren om [aangever] te laten betalen, en/of- de auto van de stiefzoon van die [aangever] in brand heeft/hebben gestoken en/of/althans heeft/hebben laten steken terwijl die auto op de oprit van de woning van die [aangever] stond, en/of- die [aangever] op te bellen en heeft/hebben gezegd: “"Ga je betalen, ga je betalen. Je hebt toch gezien wat er gebeurd is, ik ga je kinderen in de fik steken en je vrouw verkrachten”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelijk aan de tijd die zij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die de reclassering adviseert.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing. Zij heeft haar broer aangezet om het slachtoffer op te zoeken en af te persen. Haar broer is vervolgens met de andere medeverdachte en een derde persoon aan de deur van het slachtoffer gegaan en zij hebben aldaar geprobeerd hem met bedreigingen onder druk te zetten om geld te betalen aan verdachten. De medeverdachten hebben heftige bedreigingen geuit, zoals dat zij de woning en de kinderen van het slachtoffer in brand zouden steken en zijn vrouw zouden verkrachten. Het spreekt voor zich dat een dergelijke ervaring beangstigend moet zijn geweest voor het slachtoffer en zijn gezin. Verdachte heeft ook, na de bedreigingen bij de woning van het slachtoffer, zelf het slachtoffer veelvuldig gebeld en bewogen haar te betalen. De rechtbank rekent verdachte aan dat zij slechts oog heeft gehad voor haar eigen financieel gewin en geen enkel respect heeft gehad voor de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en zijn familie.
Reclasseringsadvies
De reclassering heeft in haar advies van 5 januari 2024 aangegeven dat verdachte haar leven, na drie maanden voorlopige hechtenis, meteen weer heeft opgepakt en alles op orde heeft. Ze werkt fulltime, heeft een stabiel inkomen, geen schulden en een ondersteunend netwerk. Het recidiverisico werd ingeschat als laag. De reclassering heeft aangegeven dat niets in de weg staat om aan verdachte een taakstraf op te leggen, al dan niet (deels) voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de ‘Gedragsinterventie cognitieve vaardigheden’. Die gedragsinterventie acht de reclassering ondanks dat er geen hoge risico’s voor herhaling bestaan toch geïndiceerd, omdat impulsiviteit en beperkte oplossingsvaardigheden een rol hebben gespeeld bij het delict.
Strafmaat
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot het verrichten van een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis. Dat de rechtbank daarmee afwijkt van de eis van de officier van justitie is mede gegrond in het gegeven dat de rechtbank verdachte vrijspreekt van betrokkenheid bij de brandstichting. De rechtbank ziet daarnaast geen aanleiding om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de genoemde bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft in korte tijd zelfstandig haar leven weer op orde gebracht en gelet op de lage risico’s voor herhaling ziet de rechtbank geen noodzaak voor een in het strafrechtelijk kader te volgen verplichte COVA training.
Geschorste bevel voorlopige hechtenis
De op te leggen straf is gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank ziet daarom aanleiding om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met de afpersing een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft gesteld dat hij schade ter hoogte van € 1.3606,00 heeft geleden doordat de auto van zijn stiefzoon total loss is verklaard, annuleringskosten voor de vakantie zijn ontstaan en hij beveiligingscamera’s moest laten installeren. Ter zitting heeft [aangever] op dit punt nog nader toegelicht dat het ging om de auto die in gebruik was bij zijn stiefzoon. De verzekering heeft een bedrag van € 12.016,00 uitgekeerd. De benadeelde partij vordert het resterende bedrag van € 1.290,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen - met uitzondering van de BTW voor wat betreft de camera’s - met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat blijkens de onderbouwing van het verzoek om schadevergoeding en hetgeen ter terechtzitting is besproken, de schade aan de auto is geleden door mevrouw [naam], de partner van verdachte. De debiteur van de facturen voor de camera’s aan de woning van [aangever] is een rechtspersoon, zijnde zijn onderneming. Niet gebleken is dat de benadeelde partij [aangever] zelf ten gevolge van de afpersing rechtstreekse schade heeft geleden. Daarom zal de rechtbank hem niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 45, 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar ;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
benadeelde partij
 verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.F. Bögemann (voorzitter), mr. M.J. Ouweneel en
mr. A. Bonder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en
uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 juli 2024.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023239052 en PL0600-2023239638, gesloten op 13 december 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 30 mei 2023, p. 31-32; proces-verbaal aangifte d.d. 5 juni 2023, p. 54-55.
3.Proces-verbaal aangifte d.d. 30 mei 2023, p. 31-32.
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 5 juni 2023, p. 54.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juli 2024.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2023, p. 72.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 juni 2023, p. 510.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2023, p. 71.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2023, p. 94.
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2023, p. 95.
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, p. 138.
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2023, p. 102.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juni 2023, p. 72.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2023, p. 74.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 juni 2023, p. 99.
16.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 juni 2023, p. 103-104.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, p. 116-117.
18.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2023, p. 106-115.
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2023, p. 119.
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 december 2023, p. 142.
21.Proces-verbaal van bevindingen (Aanvullend proces verbaal n.a.v. onderzoekswensen m.b.t.
22.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 juli 2024.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 oktober 2023, p. 123.