ECLI:NL:RBMNE:2025:5962

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
C/16/601580 / KG ZA 25-536
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot waardeloosverklaring hypotheekrecht van ontbonden rechtspersoon

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een appartement, een vordering ingesteld tot waardeloosverklaring van een hypotheekrecht dat rust op zijn eigendom. De hypotheek is gevestigd ten behoeve van [gedaagde] B.V., een rechtspersoon die inmiddels is ontbonden. Eiser heeft in 2015 een lening afgesloten bij [gedaagde], welke lening inmiddels volledig is afgelost. Aangezien [gedaagde] niet meer bestaat, kan deze geen verklaring afgeven dat het hypotheekrecht is vervallen. Eiser heeft de voorzieningenrechter verzocht om het hypotheekrecht waardeloos te verklaren, zodat hij het appartement vrij van hypotheek kan verkopen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering, omdat hij potentiële kopers heeft en het hypotheekrecht hem belemmert bij de verkoop. De rechter heeft ook overwogen dat eiser ontvankelijk is in zijn vordering, ondanks dat hij een ontbonden rechtspersoon heeft gedagvaard. Dit is in dit geval toegestaan omdat de vordering niet gericht is tegen [gedaagde], maar om de waardeloosverklaring van het hypotheekrecht te verkrijgen.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hypotheekrecht teniet is gegaan door de aflossing van de lening. Eiser heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat de lening volledig is afgelost. De rechter heeft de inschrijving van het hypotheekrecht waardeloos verklaard en het vonnis heeft kracht van gewijsde gekregen, omdat eiser heeft verklaard af te zien van hoger beroep. Het vonnis is op 7 november 2025 uitgesproken door mr. D. Wachter.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/601580 / KG ZA 25-536
Vonnis in kort geding van 7 november 2025
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ( [postcode] Duitsland),
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. D. van Rein,
tegen
[gedaagde] B.V.,
(ontbonden op 26 oktober 2021),
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
De voorzieningenrechter beschikt over de dagvaarding met 10 producties en een akte aanvullende producties 11 en 12. Op 6 november 2025 vond de mondelinge behandeling plaats. Namens eiser is mr. Van Rein verschenen. Gedaagde is een ontbonden vennootschap en niet verschenen. De dagvaarding is wel betekend aan de laatst ingeschreven bestuurder van gedaagde. Van de mondelinge behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt. De voorzieningenrechter heeft de datum van het vonnis bepaald op vandaag.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] is eigenaar van een appartement aan de [adres] te [plaats] . Op het appartement rust een hypotheekrecht ten behoeve van [gedaagde] . [eiser] heeft namelijk in 2015 geld geleend van [gedaagde] , waarvoor zekerheid is gesteld in de vorm van een hypotheekrecht. De lening is inmiddels volledig afgelost. [gedaagde] is ontbonden en kan (daarom) niet meewerken aan het doorhalen van het hypotheekrecht. Daarom vraagt [eiser] de voorzieningenrechter te verklaren dat het hypotheekrecht waardeloos is. Die verklaring wordt gegeven.

3.De beoordeling

[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering
3.1.
[eiser] wil het appartement verkopen en heeft al potentiële kopers gevonden. [eiser] moet het appartement vrij van hypotheekrecht leveren. Door het hypotheekrecht ten behoeve van [gedaagde] , wordt [eiser] gehinderd bij de levering van het appartement aan de kopers. Hij heeft er dus belang bij dat het hypotheekrecht zo snel mogelijk waardeloos wordt verklaard, zodat dit kan worden doorgehaald.
[gedaagde] kan zelf geen verklaring bij authentieke akte afgeven
3.2.
Artikel 3:274 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat wanneer een hypotheek is tenietgegaan, de schuldeiser verplicht is om aan de rechthebbende op het bezwaarde goed, bij authentieke akte een verklaring af te geven dat de hypotheek is vervallen. In lid 3 van dit artikel is bepaald dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven artikel 3:29 BW van overeenkomstige toepassing is. Artikel 3:29, lid 1 BW bepaalt dat wanneer de vereiste verklaring niet wordt afgegeven de rechtbank de inschrijving waardeloos verklaart op vordering van de onmiddellijk belanghebbende.
3.3.
[gedaagde] was de schuldeiser, maar is inmiddels ontbonden. Het is dus niet mogelijk om [gedaagde] te verzoeken de vereiste verklaring af te geven. Daarom heeft [eiser] zich gewend tot de voorzieningenrechter. [eiser] is de rechthebbende op het bezwaarde goed, want eigenaar van het appartement, en dus onmiddellijk belanghebbende.
[eiser] is wel ontvankelijk, ondanks ontbonden gedaagde
3.4.
Opvallend aan deze zaak is dat [eiser] een rechtspersoon heeft gedagvaard die is ontbonden. Dat kan eigenlijk niet. Wie een ontbonden rechtspersoon dagvaardt, wordt normaal gesproken niet-ontvankelijk verklaard. Maar dit geval is anders, want [eiser] vordert niets van de gedaagde. In soortgelijke zaken (verzoeken op grond van art. 3:29 BW ten aanzien van oude hypotheekinschrijvingen) waar een overleden persoon of een ontbonden rechtspersoon was gedagvaard, hebben rechters eerder (a) eisers niet-ontvankelijk verklaard voor zover hun vordering is gericht tegen een gedaagde die was overleden of niet meer bestond, maar de gevorderde waardeloosverklaring toegewezen [1] , (b) met een grote mate van zekerheid aangenomen dat de gedaagde was overleden en de waardeloosverklaring toegewezen zonder in te gaan op de procespositie van de gedaagde [2] en (c) onder verwijzing naar de parlementaire geschiedenis verstek verleend tegen de gedaagde natuurlijke personen en rechtspersoon waarvan werd aangenomen dat ze waren overleden en opgehouden te bestaan en de waardeloosverklaring toegewezen [3] . De rode draad is dat de gevorderde waardeloosverklaring wordt toegewezen als de eiser laat zien dat het oude hypotheekrecht teniet is gegaan.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat [eiser] wel ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat anders de gevorderde waardeloosverklaring niet kan worden toegewezen. Een toewijzing van een vordering, nadat eiser niet-ontvankelijk is verklaard, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet mogelijk. Een verstekvonnis is in dit geval niet de aangewezen route, omdat vaststaat dat gedaagde is ontbonden.
Hypotheekrecht is tenietgegaan, want lening is afgelost
3.6.
[eiser] heeft aan de voorzieningenrechter laten zien dat het oude hypotheekrecht teniet is gegaan. [eiser] stelt dat de lening volledig is afgelost, waardoor het hypotheekrecht economisch en feitelijk geen waarde meer heeft. [eiser] verwijst naar een verklaring van 18 augustus 2025 van de heer [A] , de laatst ingeschreven bestuurder van [gedaagde] , waaruit blijkt dat de lening volledig is afgelost. Daarnaast heeft [eiser] betalingsoverzichten bij de dagvaarding gevoegd, waaruit alle betalingen van [eiser] aan [gedaagde] blijken. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding te twijfelen aan de echtheid van deze stukken. Ter zitting heeft de raadsvrouw van [eiser] nog meegedeeld dat [eiser] en [A] goed bevriend zijn.
3.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de inschrijving van het hypotheekrecht van [gedaagde] waardeloos is. De voorzieningenrechter verklaart de inschrijving hierna onder de beslissing dan ook waardeloos.
Kracht van gewijsde
3.8.
Op grond van artikel 3:29 lid 4 BW kan de verklaring van waardeloosheid die dit vonnis bevat, niet eerder worden ingeschreven dan nadat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. Een vonnis gaat in kracht van gewijsde als er geen rechtsmiddel meer tegen open staat. De hoger beroepstermijn voor een kort geding-vonnis bedraagt vier weken. Een manier om dit vonnis onmiddellijk in kracht van gewijsde te laten gaan, is dat [eiser] afziet van zijn recht op hoger beroep en berust in dit vonnis (artikel 334 Rv). [eiser] heeft in de dagvaarding verklaard dat hij wil dat het vonnis zo snel mogelijk in kracht van gewijsde gaat. Daarmee ziet hij dus af van zijn recht op hoger beroep. Dat betekent dat er geen rechtsmiddel tegen dit vonnis open staat en dat het directin kracht van gewijsde gaat.
Vonnis in plaats van akte
3.9.
Uit artikel 3:29 lid 4 BW volgt dat dit vonnis na inschrijving de bewaarder machtigt tot doorhaling van de waardeloze inschrijving. [eiser] vordert een verklaring dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte van doorhaling van de hypothecaire inschrijving, maar dat is dus niet nodig, waardoor die vordering vanwege gebrek aan belang wordt afgewezen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
verklaart de hypothecaire inschrijving (met kadastraal nummer [nummer] ) die ten behoeve van de ontbonden besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde] B.V. is gevestigd op het appartementsrecht aan de [adres] , [postcode] [plaats] , met kadastrale aanduiding [locatie] , sectie [letter] nummer [nummer] indexnummer [nummer] , uitmakende het één/tweede aandeel in de gemeenschap, die bestaat uit de benedenwoning met afzonderlijke bovenwoning, erg, tuin en schuur groot eenentachtig centiare, waardeloos in de zin van artikel 3:29 Burgerlijk Wetboek,
4.2.
verklaart dat dit vonnis kracht van gewijsde heeft,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2025
SB5790