Beoordeling door de rechtbank
5. Het object aan de [adres 1] is een werkplaats met kantoor en fietsenstalling. De werkplaats en het kantoor zijn gebouwd in 2006 en de fietsenstalling in 2012. De werkplaats heeft een gebruiksoppervlakte van 120 m2, het kantoor heeft een gebruiksoppervlakte van 75 m2 en de fietsenstalling heeft een oppervlakte van 35 m2. Het object heeft daarnaast 3.793 m2 aan grond.
6. In geschil is de WOZ-waarde van het object op de waardepeildatum
1 januari 2021. Eiseres bepleit een waarde van € 199.000,-. De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 252.000,-.
7. Bij de beoordeling van dit beroep bewaakt de rechtbank de goede procesorde en neemt daarbij het volgende in aanmerking. De door de gemachtigde van eiseres opgestelde beroepschriften, de latere brieven en ‘pinpointbrieven’ staan vol met algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende en inconsistente, fragmentarische en niet of nauwelijks onderbouwde op de onroerende zaak betrekking hebbende stellingen. Daar kan de rechtbank niets mee en zal die stellingen dan ook verder buiten beschouwing laten. Het risico dat daarbij een stelling niet wordt behandeld die in een concreet voorliggende zaak mogelijk met enig succes zou kunnen worden verdedigd, is het rechtstreeks gevolg van de wijze van procederen door de gemachtigde van eiseres en komt derhalve voor rekening van eiseres namens wie hij optreedt.De goede procesorde verzet zit vervolgens tegen het betrekken van standpunten in beroep, als de rechtbank of de heffingsambtenaar zich daarop, door het late moment waarop ze zijn ingenomen (op zitting), onvoldoende heeft kunnen voorbereiden. Daarom laat de rechtbank de pas voor het eerst op de zitting aangevoerde beroepsgronden eveneens buiten beschouwing. De rechtbank behandelt hierdoor alleen de gronden die de gemachtigde in zijn verbijzonderingsbrief op schrift heeft gesteld en die zaakspecifiek zijn geconcretiseerd.
8. Op de heffingsambtenaar rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat de waarde van de objecten op de waardepeildatum (1 januari 2021) niet hoger is vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De WOZ-waarde is de waarde in het economisch verkeer. Om de waarde te onderbouwen heeft de heffingsambtenaar een taxatiematrix overgelegd, waarin hij de waarde berekent met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet WOZ. De huurwaardekapitalisatiemethode kent als variabelen de brutohuurwaarde en de kapitalisatiefactor. De huurwaarde en de kapitalisatiefactor worden zoveel mogelijk afgeleid uit transacties van vergelijkbare objecten.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de onroerende zaak dient te worden bepaald met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode.
10. De rechtbank zal wat eiseres ter betwisting van de vastgestelde waardes heeft aangevoerd, meewegen.
Beoordeling van het geschil
Maakt de heffingsambtenaar de waarde aannemelijk?
11. De heffingsambtenaar is uitgegaan van een brutohuurwaarde van € 12.250,- per jaar. Daarnaast heeft de heffingsambtenaar om de huurwaarde van dit object te onderbouwen een vergelijking gemaakt met gerealiseerde huurprijzen uit de markt van soortgelijke objecten in [plaats 2] rondom de waardepeildatum. De heffingsambtenaar onderbouwt deze huurwaarde met vier vergelijkbare huurtransacties.
11. Voor de kapitalisatiefactor is de heffingsambtenaar uitgegaan van 10,3. De heffingsambtenaar heeft om de kapitalisatiefactor te onderbouwen het object van eiseres vergeleken met één, naar het oordeel van de rechtbank, vergelijkbaar object. De heffingsambtenaar heeft de kapitalisatiefactor van 10,3 door middel van een top-downmethode afgeleid uit het verkoop- en huurcijfer van [adres 2] .
13. De heffingsambtenaar is uitgegaan van een m2-prijs van € 35,- voor de grond van het onderhavige object. De heffingsambtenaar heeft om de waarde van de grond te onderbouwen een vergelijking gemaakt met twee vergelijkbare grondtransacties. De heffingsambtenaar onderbouwt de grondwaarde aan de hand van de grondtransacties van [adres 3] (€ 168,- per m2) en [adres 4] (€ 106 per m2).
14. De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat hij de waarde van het object niet te hoog heeft vastgesteld. De referentieobjecten zijn in de omgeving gelegen van het object en naar het oordeel van de rechtbank voldoende vergelijkbaar. De heffingsambtenaar heeft referentieobjecten gehanteerd waarvan de verkoop- en huurtransacties voldoende dicht rondom de waardepeildatum zijn gesloten. De gerealiseerde huurwaarde per m² en de kapitalisatiefactor van het object van eiseres vallen binnen de bandbreedte van de referentieobjecten. Daar komt bij dat de m2-prijs van de grond van het onderhavige object substantieel lager ligt dan de m2-prijs van de grondtransacties in de taxatiematrix.
15. Wat eiseres in beroep aanvoert, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Dat legt zij hierna uit.
16. Eiseres stelt dat de kapitalisatiefactor te hoog is vastgesteld en verzoekt om clarificatie van de gehanteerde kapitalisatiefactor. De taxateur van de heffingsambtenaar heeft hierover op de zitting toegelicht dat de kapitalisatiefactor van het object is bepaald door middel van de top-down methode. Dit betekent dat de kapitalisatiefactor van het object is vastgesteld aan de hand van het verkoop- en huurcijfer van [adres 2] . Dit is een vergelijkbaar object, dat iets ouder is. Volgens de taxateur is de kapitalisatiefactor daarom niet te hoog vastgesteld. De rechtbank kan het standpunt van de taxateur van de heffingsambtenaar volgen. Eiseres heeft dit niet onderbouwd weersproken. De rechtbank ziet daarom ook geen reden om te twijfelen aan de gehanteerde kapitalisatiefactor. De beroepsgrond slaagt niet.
De oppervlakte
17. Eiseres stelt dat er in totaal maar 100 m2 aan ‘werkplaats’ en 20 m2 aan kantoor is. De fietsenstalling bestaat volgens eiseres niet. De taxateur heeft hierover op de zitting toegelicht dat bij het bepalen van de oppervlakte van het object is uitgegaan van de (openbaar te verkrijgen) bouwtekening. Op basis daarvan is uitgegaan van een brutovloeroppervlak van 120 m2 voor de werkplaats, 75 m2 voor het kantoor en een fietsenstalling van 35 m2 . Eiseres heeft haar standpunt dat dit niet juist zou zijn op geen enkele wijze onderbouwd. Tegen die achtergrond ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in de taxatiematrix gehanteerde oppervlaktes van het onderhavige object. De beroepsgrond slaagt niet.
18. Eiseres voert in haar brief van 29 augustus 2025 aan dat ten aanzien van de posten overhead, uren en BTW in de ramingen redelijke twijfel bestaat of en in hoeverre er sprake is van een last ter zake. Doordat de heffingsambtenaar niet naar vermogen inlichtingen heeft verschaft, kan niet worden vastgesteld dat de opbrengstlimieten niet zijn overschreden, zo stelt eiseres. Eiseres verwijst naar een uitspraak van het hof Arnhem-Leeuwarden van 3 juni 2025.Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat hij gronden ten aanzien van de opbrengstlimiet naar voren heeft gebracht in de eerste zin van de machtiging, de eerste zin van zijn bezwaarschrift en tijdens de hoorzitting.
19. De heffingsambtenaar betwist dat er eerder in de procedure gronden ten aanzien van de opbrengstlimiet zijn aangevoerd. Door deze grond pas in de brief van 29 augustus 2025 aan te voeren is deze grond tardief. In de door eiseres genoemde uitspraak staat ook onder overweging 4.3 het stappenplan beschreven dat de Hoge Raad heeft opgesteld voor het doen van een beroep op overschrijding van de opbrengstlimiet. Dat is niet gevolgd.
20. De rechtbank is van oordeel dat het enkel benoemen van de verschillende heffingen die op een aanslag kunnen staan – of het in algemene bewoordingen verwijzen daarnaar – onvoldoende is om te kunnen concluderen dat eiseres op een eerder moment in de procedure aan de orde heeft gesteld dat de opbrengstlimiet is overschreden. Omdat eiseres dit pas heeft gedaan met zijn brief van 29 augustus 2025 en daardoor op geen enkele wijze het stappenplan heeft gevolgd dat hiervoor geldt, is deze grond te laat ingediend. Dit is in strijd met de goede procesorde. De rechtbank zal een verdere bespreking hiervan dan ook buiten beschouwing laten.