Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2025 in de zaak tussen
[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres
de burgemeester van de gemeente Utrecht
Samenvatting
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2025, wordt het besluit van de burgemeester van Utrecht om aan eiseres een last onder dwangsom op te leggen, beoordeeld. De last is opgelegd omdat eiseres artikel 2:24 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft overtreden door inbrekerswerktuigen te vervoeren. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de burgemeester terecht de last onder dwangsom heeft opgelegd. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester een beginselplicht tot handhaving heeft en dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De rechtbank legt uit dat de burgemeester op basis van een bestuurlijke rapportage van de politie heeft gehandeld, en dat de aangetroffen voorwerpen in de bestelbus, in combinatie met de omstandigheden van de zaak, voldoende zijn om te concluderen dat er sprake was van inbrekerswerktuigen. Eiseres heeft ook aangevoerd dat de hoogte van de dwangsom onevenredig is, maar de rechtbank oordeelt dat de opgelegde dwangsom van € 2.500,- per overtreding met een maximum van € 10.000,- een voldoende prikkel vormt om herhaling van de overtreding te voorkomen. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de belangen van eiseres niet onvoldoende heeft meegewogen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. Het beroep wordt afgewezen en eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten.