ECLI:NL:RBMNE:2025:5001

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
586682
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling en verbod op in rekening brengen kosten en inhoudingen bij beleggingsverzekering

In deze zaak vordert eiser, een consument, terugbetaling van kosten en inhoudingen die Allianz Benelux N.V. heeft toegepast op zijn beleggingsverzekering. De rechtbank Midden-Nederland behandelt de zaak, waarbij de kern van het geschil draait om de vraag of de algemene voorwaarden van Allianz onredelijk bezwarend zijn en of er wilsovereenstemming bestaat over de kosten en premies. Eiser stelt dat hij niet adequaat is geïnformeerd over de kostenstructuur en dat de inhoudingen onterecht zijn. De rechtbank oordeelt dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de bedingen onredelijk bezwarend zijn. De rechtbank wijst de vorderingen van eiser af, inclusief de verzoeken om terugbetaling van kosten en inhoudingen, en veroordeelt eiser tot betaling van de proceskosten van Allianz. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de verzekeraar als de consument in het kader van beleggingsverzekeringen, en de noodzaak voor duidelijke communicatie over kosten en voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/586682 / HL ZA 25-8
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mrs. D. Beljon en L. Wouters,
tegen
ALLIANZ BENELUX N.V.,
te Brussel (België),
gedaagde partij,
hierna te noemen: Allianz,
advocaat: mrs. S.Y.Th. Meijer en R. Tewarie,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 augustus 2024,
  • de akte houdende overlegging producties van [eiser] met 19 producties,
  • de conclusie van antwoord met 24 producties,
  • het vonnis van 24 december 2024 waarmee de procedure van de kantonrechter naar de rechtbank is verwezen, na de akte tot referte van [eiser] ,
  • de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
  • de mondelinge behandeling van 20 mei 2025 en het daarvan opgestelde proces-verbaal,
  • de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In deze zaak staat de beleggingsverzekering tussen [eiser] en Allianz centraal. Een beleggingsverzekering is een type levensverzekering waarbij de verzekerde een premie betaalt en de verzekeraar een uitkering doet bij leven van de verzekerde op een overeengekomen einddatum of bij overlijden van de verzekerde als dat voor de overeengekomen einddatum is. Een deel van de premie wordt bovendien door de verzekeraar belegd om vermogen op te bouwen.
2.2.
[eiser] heeft zijn beleggingsverzekering op 1 maart 1987 bij (de rechtsvoorganger van) Allianz afgesloten. Bij het afsluiten heeft [eiser] hulp gehad van zijn verzekeringsadviseur, de heer [A] , als tussenpersoon (hierna: de tussenpersoon).
2.3.
Voor het afsluiten van de beleggingsverzekering heeft [eiser] twee offertes ontvangen, op 18 februari 1987 en op 24 februari 1987. In deze offertes staat onder andere:

U kunt winst maken uit koersontwikkeling en dividend. De koerswinsten worden volledig aan u doorgegeven terwijl het dividend met slechts 0,5% van de waarde van de belegging wordt verminderd. (…).
U kunt tijdens de looptijd in alle vrijheid de opgebouwde guldenswaarde van uw participaties van het ene fonds overhevelen naar het andere. (…).
De kosten van een ‘switch’ zijn slechts 2% van de waarde die overgeheveld wordt. (…).
(…) de mogelijkheid van een garantie in guldens op de einddatum. Deze garantie is van toepassing als u kiest voor het Holland Obligatie Fonds en bedraagt netto 4% samengesteld (dus rente op rente) over de gedane investeringen na aftrek van de eventuele overlijdensrisicopremies. Het werkelijk gemaakte rendement boven 4% wordt natuurlijk
ook aan u doorgegeven. (…)
Premies voor afdekking van het binnen deze verzekering gelopen overlijdensrisico worden maandelijks verrekend met de guldenswaarde van het betreffende fonds. Hierdoor neemt het aantal participaties iets af. (…).
Van een premie wordt een bedrag aan administratiekosten ingehouden. Dit bedrag is 10% van de premie met een maximum van F 200,- voor jaarpremies (voor termijnpremies en/of looptijden korter dan vier jaar gelden andere maxima).
Van de premie minus administratiekosten wordt gedurende de eerste vijf jaar een van de looptijd afhankelijk percentage geïnvesteerd. Na het vijfde jaar is dat percentage 100.
Voor aanvullende stortingen zijn geen administratiekosten verschuldigd zodra het maximum is bereikt. Van deze stortingen wordt 89% geïnvesteerd.
In het bijgaande cijfermatige overzicht zijn de te investeren bedragen weergegeven.’
Bij zowel de eerste als de tweede offerte is een financieel voorstel toegevoegd. In het tweede voorstel staat:
‘Betaling per jaar : F 3.884,- gedurende 30 jaar
waarvan te investeren : F 1.594,- in de eerste 5 jaar
F 3.542,- in de vervolgjaren
Voor het Holland Obligatie Fonds geldt een guldensgarantie op de einddatum van 4% rendement per jaar over alle netto investeringen in dit fonds. Bij 100% investering in dit fonds bedraagt deze guldensgarantie : F 167.539,-
Uitkering bij overlijden : F 167.500,-’
Indien de op het moment van overlijden aanwezige guldenswaarde vermeerderd met 4% samengestelde interest tot de einddatum hoger is dan het bovenstaande bedrag, wordt dit hogere bedrag uitgekeerd.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd.’
2.4.
Allianz heeft aan [eiser] een polisblad toegezonden. In het polisblad staat onder meer:
  • De ingangsdatum van de polis is 1 maart 1987 en de einddatum is 1 maart 2017;
  • De premie bedraagt maandelijks GLD 333,00;
  • De investeringspremie bedraagt tot 1 maart 1992 GLD 135,45 en vanaf 1 maart 1992 tot 1 maart 2017 GLD 301,00;
  • Bij overlijden voor 1 maart 2017 wordt een bedrag van GLD 167.500,00 uitgekeerd en bij leven op 1 maart 2017 GLD 167.671,00;
  • De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd;
  • De algemene voorwaarden met kenmerk DI 8610 zijn van toepassing.
2.5.
In de algemene voorwaarden die Allianz heeft overgelegd in deze procedure - met kenmerk DP 8610 - staat, voor zover relevant, het volgende:
‘Guldenswaarde:
De waarde in gulden van het totaal aantal toegewezen participaties. De waarde van een participatie is gelijk aan de van toepassing zijnde koers.
Investeringspremie:
Het deel van de betaalde premie dat in een of meerdere fondsen belegd wordt.
Artikel 5 Premiebetaling
(…). De voor het overlijdensrisico verschuldigde premie wordt maandelijks verrekend met de aanwezige guldenswaarde. Indien de guldenswaarde niet meer toereikend is om daaruit de overlijdensrisicopremie te voldoen, vervalt de verzekering.
Artikel 15 Overlijdensrisicopremie
De premie voor het risico van overlijden wordt vastgesteld volgens onderstaande tabel, aan de hand van de rekenleeftijd en het risicobedrag. De rekenleeftijd is de werkelijke leeftijd die de verzekerde heeft bereikt op de laatste polisverjaardag. Het risicobedrag is het in het polisblad vermelde verzekerde bedrag bij overlijden verminderd met de guldenswaarde.
Elke kalendermaand wordt de premie vastgesteld en naar evenredigheid omgerekend in participaties van de van toepassing zijnde fondsen, waarna verrekening met het aantal reeds toegewezen participaties plaats vindt. Een negatief risicobedrag leidt tot een toename van het aantal participaties, terwijl een positief risicobedrag leidt tot een afname van het aantal participaties.’
Bij artikel 15 is een overzicht bijgevoegd waarin de maandpremies per GLD 100.000,00 aan risicobedrag staan. De premie is daarbij genoemd per rekenleeftijd in jaren, variërend van GLD 9,00 bij een rekenleeftijd tot en met 30 jaar tot GLD 587,00 bij een rekenleeftijd van 75 jaar.
2.6.
Per brief van 7 mei 1996 heeft [eiser] Allianz gevraagd de verzekering te splitsen in twee polissen, terwijl de poliskosten en het geïnvesteerde vermogen gelijk blijven. Allianz is daarmee akkoord gegaan. Na de splitsing zijn er twee polissen: een polis voor een kapitaalverzekering waarbij er door belegging een kapitaal wordt opgebouwd tijdens de looptijd van de verzekering (met polisnummer [polisnummer 1] ) en een polis voor een lijfrenteverzekering (met polisnummer [polisnummer 2] ).
2.7.
In de nieuwe polis met polisnummer [polisnummer 2] staat vervolgens dat de guldenswaarde GLD 56.394,00 is als [eiser] op 1 maart 2017 in leven is. In het geval van overlijden voor 1 maart 2017 wordt er GLD 65.000,00 uitgekeerd. De brutopremie is GLD 112,00 en de investeringspremie GLD 108,00. In de polis met polisnummer [polisnummer 1] staat dat de poliswaarde op 1 maart 2017 GLD 112.277,00 is als [eiser] dan in leven is. In het geval van overlijden voor 1 maart 2017 wordt er GLD 100.500,00 uitgekeerd. De premie voor deze polis is GLD 221,00. De brutopremie is GLD 221,00 en de investeringspremie GLD 193,00.
2.8.
Op verzoek van [eiser] is de polis met polisnummer [polisnummer 2] - vanwege fiscale redenen - premievrij gemaakt vanaf 31 december 2000. Op het bijbehorende polisblad staat dat de uitkering bij leven op 1 maart 2017 ten minste GLD 28.435,00 is en het verzekerde bedrag bij overlijden voor 1 maart 2017 is GLD 65.000,00.
2.9.
De polis met polisnummer [polisnummer 1] is op 22 maart 2017 geëxpireerd en er is toen
€ 55.023,00 [1] aan [eiser] uitgekeerd. De polis met polisnummer [polisnummer 2] is verlengd tot einddatum 1 mei 2047.
2.10.
Vanaf 2008 heeft [eiser] jaarlijks waardeoverzichten ontvangen conform het model De Ruiter. [2] Daarin staat ook hoeveel kosten en premies er in mindering zijn gebracht op de polissen.
2.11.
[eiser] is het niet eens met de kosten en premies die Allianz heeft ingehouden. [eiser] verwijt Allianz dat zij deze kosten en premies zonder grondslag heeft ingehouden. [eiser] heeft hierover in november 2015 een klacht ingediend bij het Kifid. Ook de Stichting Allianz DinPlan Dupe is procedures gestart bij het Kifid, waarin drie soortgelijke zaken als voorbeeldzaken zijn beoordeeld. In deze drie zaken heeft het Kifid, ook in hoger beroep, de klachten afgewezen. [eiser] heeft zijn individuele klacht vervolgens ingetrokken en is - op een later moment - deze procedure bij de rechtbank gestart.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de volgende beslissingen neemt:
Primair:
Te verklaren voor recht dat de algemene voorwaarden niet ter hand zijn gesteld en te verklaren voor recht dat deze vernietigd zijn of worden, op grond van artikel 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) omdat ze niet tijdig ter hand zijn gesteld, althans te verklaren voor recht dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn op de overeenkomst tussen partijen;
Allianz te veroordelen tot terugbetaling van alle ingehouden kosten en inhoudingen vanaf het aangaan van de overeenkomsten tot aan de datum van dit vonnis, te vermeerderen met het (gemiste) rendement en de wettelijke rente vanaf de betaaldata;
Subsidiair:
3. Te verklaren voor recht dat de bepalingen in de algemene voorwaarden over kosten en/of inhoudingen onredelijk bezwarend zijn gelet op de Richtlijn oneerlijke bedingen;
4. De bepalingen over de kosten en/of inhoudingen in de algemene voorwaarden te vernietigen of deze als vernietigd aan te merken of te verklaren dat deze bedingen tussen partijen niet gelden en nooit hebben gegolden;
5. Allianz te veroordelen tot terugbetaling van alle ingehouden kosten en inhoudingen op grond van de vernietigde onredelijk bezwarende bedingen vanaf het aangaan van de overeenkomsten tot aan de datum van dit vonnis, te vermeerderen met het (gemiste) rendement en de wettelijke rente vanaf de betaaldata;
Meer subsidiair:
6. Allianz te veroordelen tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade, bestaande uit de ingehouden kosten en het (gemiste) rendement vanaf het aangaan van de overeenkomsten tot de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldata of vanaf de dag van de dagvaarding;
7. Te verwijzen naar de schadestaat procedure, als het bedrag (nog) niet kan worden vastgesteld;
Primair, subsidiair en meer subsidiair:
8. Allianz te verbieden om de niet overeengekomen en/of vernietigde of niet van toepassing zijnde kosten en inhoudingen in rekening te brengen op de lopende polis van [eiser] , op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere keer dat Allianz ten onrechte kosten inhoudt met een maximum van € 50.000,00;
9. Allianz te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente;
10. Te verklaren voor recht dat Allianz de kosten moet vergoeden die [eiser] heeft gemaakt voor de vaststelling en begroting van de schade en om Allianz te veroordelen tot betaling hiervan;
11. Allianz te veroordelen tot betaling van de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente vanaf veertien dagen na dit vonnis, en de nakosten.
3.2.
Allianz voert verweer en concludeert dat de vorderingen van [eiser] afgewezen moeten worden, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van
[eiser] in de proceskosten plus wettelijke rente (vanaf veertien dagen na dit vonnis).
4. De beoordeling
4.1.
In de kern twisten partijen over de volgende vragen, die hierna beantwoord zullen worden:
Zijn de algemene voorwaarden met kenmerk DP 8610 van toepassing?
Is de vordering van [eiser] verjaard of heeft hij te laat geklaagd?
Zijn de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13/EEG)?
Bestaat er wilsovereenstemming over de kosten en premies?
Heeft Allianz haar (bijzondere) zorgplicht, informatieplicht of waarschuwingsplicht geschonden?
De primaire vordering
Ad 1. Zijn de algemene voorwaarden met kenmerk DP 8610 van toepassing?
4.2.
Partijen zijn het eens dat [eiser] een beleggingsverzekering bij Allianz heeft afgesloten. Partijen verschillen van mening over de vraag of er algemene voorwaarden op deze overeenkomst van toepassing zijn en zo ja, welke algemene voorwaarden dat zijn.
4.3.
Volgens [eiser] zijn er geen algemene voorwaarden van toepassing. Hij stelt dat Allianz de algemene voorwaarden niet voor het sluiten van de overeenkomst aan hem heeft toegestuurd en dat hij geen redelijke mogelijkheid heeft gekregen hiervan kennis te nemen, terwijl Allianz dit moet kunnen aantonen op grond van artikel 6:233 onder b BW en artikel 6:234 BW. [eiser] wil de algemene voorwaarden vernietigen. Deze stelling slaagt echter niet. Voor dat oordeel is het volgende van belang.
4.4.
Allianz heeft terecht aangevoerd dat artikel 6:233 onder b BW en artikel 6:234 BW niet van toepassing zijn op de beleggingsverzekering van [eiser] . Dat komt omdat deze artikelen pas op 1 januari 1992 in werking zijn getreden en de beleggingsverzekering al in 1987 tot stand is gekomen. Uit de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek (hierna: de Overgangswet) en de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat de artikelen in dit geval niet van toepassing zijn.
4.5.
Het uitgangspunt van de Overgangswet is namelijk dat een overeenkomst die voor
1 januari 1992 is gesloten niet vernietigbaar kan zijn, bij een omstandigheid die onder het nieuwe burgerlijk wetboek tot vernietigbaarheid leidt en onder het oude burgerlijk wetboek niet (artikel 79 Overgangswet). In artikel 191 Overgangswet staat op dit uitgangspunt een uitzondering. De Hoge Raad heeft echter bevestigd dat artikel 6:233 onder b BW niet onder de uitzonderingsregel van artikel 191 Overgangswet valt. Dat zou namelijk het onwenselijke gevolg hebben dat algemene voorwaarden achteraf vernietigbaar zijn omdat er geen mogelijkheid tot voorafgaande kennisneming van de algemene voorwaarden is geboden, terwijl de wet dit ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet eiste en die mogelijkheid tot voorafgaande kennisneming ook niet alsnog kan worden gegeven. Voor de vernietigingsgrond van artikel 6:233 aanhef en onder b BW geldt daarom de hoofdregel uit artikel 79 Overgangswet. [3] Concreet betekent dit dat artikel 6:233 onder b BW niet van toepassing is op de beleggingsverzekering tussen partijen.
4.6.
Dat betekent ook dat [eiser] geen vernietiging van de algemene voorwaarden kan vragen op grond van artikel 6:233 onder b BW en artikel 6:234 BW.
4.7.
Partijen verschillen verder van mening over de vraag of de door Allianz overgelegde algemene voorwaarden van toepassing zijn, omdat daarin een ander kenmerk staat (DP 8610) dan dat in de polisbladen van [eiser] is genoemd (DI 8610). Volgens Allianz zijn de algemene voorwaarden inhoudelijk echter hetzelfde en [eiser] heeft niet gesteld of gemotiveerd dat op zijn overeenkomst inhoudelijk andere voorwaarden van toepassing zijn. De kale betwisting van [eiser] dat de door Allianz overgelegde voorwaarden de gehanteerde voorwaarden zijn, volstaat niet. De rechtbank gaat daarom bij de beoordeling hierna uit van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden zoals Allianz deze in de procedure heeft overgelegd (met nummer DP 8610).
4.8.
Anders dan [eiser] betoogt, kan gelet op het voorgaande niet worden vastgesteld dat er geen kosten en risicopremie in rekening mocht worden gebracht omdat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn. Gelet hierop zullen de primaire vorderingen (samengevat onder punt 3.1 nummer 1 en 2) worden afgewezen.
Ad 2. Is de vordering van [eiser] verjaard of heeft hij te laat geklaagd?
4.9.
Allianz heeft een beroep op de klachtplicht en verjaringstermijn van artikel 3:309 BW gedaan, als de rechtbank het moment van terhandstelling van de algemene voorwaarden in twijfel trekt. Allianz stelt dat de absolute verjaringstermijn van 20 jaar is verstreken. Uit het hiervoor genoemde volgt echter dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn, zodat er geen reden meer is dit verweer van Allianz te beoordelen.
De subsidiaire vordering
Ad 3. Zijn bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen (Richtlijn 93/13/EEG)?
4.10.
Subsidiair heeft [eiser] een verklaring voor recht gevorderd dat de bedingen in de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen en daarom vernietigd kunnen worden of niet van toepassing zijn.
4.11.
Op grond van artikel 10 lid 1 tweede alinea van de Richtlijn oneerlijke bedingen is deze richtlijn enkel van toepassing op bedingen in overeenkomsten die na 31 december 1994 tot stand zijn gekomen. De beleggingsverzekering is in 1987 tot stand gekomen. De Richtlijn oneerlijke bedingen is dus niet van toepassing. Daarom hoeven de algemene voorwaarden niet aan de Richtlijn oneerlijke bedingen getoetst te worden. Ook hoeft er geen ambtshalve richtlijnconforme uitleg van de algemene voorwaarden plaats te vinden.
4.12.
De stelling van [eiser] dat enkele polissen wel aan de Richtlijn oneerlijke bedingen getoetst moeten worden, omdat deze na 31 december 1994 tot stand zijn gekomen, slaagt niet. Deze polissen vloeien namelijk voort uit de overeenkomst die op 1 maart 1987 is gesloten. Er is niet gebleken dat de verplichtingen of voorwaarden voor [eiser] zijn veranderd nadat de beleggingsverzekering van 1 maart 1987 is gesplitst in twee polissen.
4.13.
De algemene voorwaarden worden dus niet getoetst aan de Richtlijn oneerlijke bedingen. In zoverre kan de vordering van [eiser] genoemd bij nummer 3.1 onder punt 3 niet worden toegewezen.
4.14.
Dit staat er niet aan in de weg dat de algemene voorwaarden worden beoordeeld op basis van artikel 6:233 onder a BW, op welk artikel [eiser] in het lichaam van de dagvaarding een beroep doet. Dit artikel valt namelijk onder de uitzondering op artikel 79 van de Overgangswet en is daarom van toepassing op algemene voorwaarden die werden gebruikt toen het huidige boek 6 BW in werking trad op 1 januari 1992 (artikel 191 lid 1 Overgangswet). De vernietiging heeft echter alleen werking vanaf een jaar na het in werking treden van de wet (artikel 191 lid 2 Overgangswet), zodat de vorderingen van [eiser] onder nummer 3.1 onder 4 en 5 hooguit kunnen worden toegewezen voor kosten die vanaf 1 januari 1993 in rekening zijn gebracht.
4.15.
De vraag is of er sprake is van een onredelijk bezwarend beding op grond van artikel 6:233 onder a BW.
4.16.
Uit artikel 6:233 onder a BW volgt dat een beding in de algemene voorwaarden vernietigbaar is als het onredelijk bezwarend is voor [eiser] . Bij die beoordeling spelen de aard en inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen en de wederzijds kenbare belangen van partijen een rol. Alle omstandigheden van het geval mogen bij die beoordeling worden betrokken. Van belang is of een beding in de context een aanzienlijke en ongerechtvaardigde verstoring oplevert van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van Allianz en [eiser] . Omdat er geen ambtshalve toetsing plaatsvindt (want de Richtlijn oneerlijke bedingen geldt niet), moet de rechtbank bij de beoordeling uitgaan van de stellingen van partijen over de bedingen.
4.17.
Ter onderbouwing van de stelling dat de bedingen onredelijk bezwarend zijn, heeft [eiser] aangevoerd:
  • [eiser] is niet geadviseerd over de algemene voorwaarden door zijn tussenpersoon of door Allianz, terwijl Allianz tijdig en in voldoende mate uitleg had moeten geven;
  • Allianz wist of hoorde te weten, gelet op de hoogte van de kosten, dat een normaal geïnformeerde en redelijk oplettende gemiddelde consument als [eiser] niet zou instemmen met de omvang van de kosten als hij daarvan had geweten;
  • Allianz wist of hoorde te weten dat [eiser] werd bewogen tot acceptatie van zeer nadelige voorwaarden, terwijl [eiser] de omvang van de kosten onvoldoende uit die bedingen kon begrijpen, gelet op de inhoud, de cumulatieve impact en de onduidelijke en niet-specifieke formulering van de bedingen;
  • De bedingen zijn onduidelijk en onbegrijpelijk;
  • De bedingen verstoren, in strijd met de goede trouw, het contractuele evenwicht aanzienlijk en ongerechtvaardigd ten nadele van [eiser] ;
  • Het beding over de (hoogte van de) overlijdensrisicopremie is onduidelijk, [eiser] wist niet dat het bedrag zou oplopen naarmate hij ouder werd en uit het beding blijken niet de economische gevolgen.
4.18.
De stellingen van [eiser] zijn algemeen en spitsen zich niet toe op de specifieke bedingen in de algemene voorwaarden, met uitzondering van zijn stelling over de overlijdensrisicopremie. De reden die [eiser] aanvoert om de bedingen niet aan te wijzen en zijn stelling concreter te maken, is omdat de algemene voorwaarden die Allianz heeft overgelegd niet van toepassing zouden zijn volgens [eiser] . Hiervoor is echter gebleken dat die algemene voorwaarden wel van toepassing zijn en [eiser] had met dat oordeel rekening kunnen en moeten houden. Bovendien heeft de rechtbank [eiser] op de mondelinge behandeling gevraagd welke specifieke bedingen er volgens [eiser] vernietigd moeten worden. [eiser] heeft alleen het beding over de overlijdensrisicopremie aangewezen.
4.19.
De algemene stellingen van [eiser] dat de bedingen onredelijk bezwarend zijn, zijn onvoldoende concreet om zijn vordering te laten slagen. Het had op de weg van [eiser] gelegen om aan zijn stelling handen en voeten te geven. Bij dit oordeel weegt mee dat de enkele omstandigheid dat een beding onduidelijk is, zoals [eiser] stelt, niet direct meebrengt dat een beding onredelijk bezwarend is. Het is namelijk vereist dat er ook sprake is van een verstoring van het evenwicht in het nadeel van [eiser] . Dat door (de omvang van) de kosten of de premies het evenwicht dusdanig zoek is en [eiser] onaanvaardbaar wordt benadeeld, kan op basis van de stellingen en motivering van [eiser] echter niet worden vastgesteld. [eiser] heeft ook niet uitgelegd waarom hij de specifieke bedingen over de kosten en premies niet zou hebben aanvaard als hij daarvan had geweten en daarover met Allianz had onderhandeld. Uit de inhoud van de bedingen kan de rechtbank ook niet zonder meer afleiden dat deze zeer nadelig zijn voor [eiser] . Dat de tussenpersoon ten slotte geen informatie zou hebben gegeven aan [eiser] , is een omstandigheid die in de verhouding tot Allianz voor rekening en risico van [eiser] komt en niet aan Allianz kan worden toegerekend. De tussenpersoon handelde immers onafhankelijk en voor [eiser] .
4.20.
[eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling wel specifiek gewezen op artikel 15 van de algemene voorwaarden, over de overlijdensrisicopremie. Maar dit beding is naar het oordeel van de rechtbank niet onredelijk bezwarend. Dat komt door het volgende.
4.21.
Voorop staat dat [eiser] wist dat hij een verzekering afsloot waarin het overlijdensrisico werd gedekt. Voor [eiser] moet ook duidelijk zijn geweest dat tegenover die dekking een risicopremie stond. Allianz loopt immers een risico en levert een prestatie aan [eiser] . Allianz mocht er daarom vanuit gaan dat [eiser] akkoord zou gaan met het betalen van een overlijdensrisicopremie. Anders dan [eiser] betoogt, heeft hij uit de afspraken ook kunnen begrijpen dat de overlijdensrisicopremie in rekening werd gebracht naast de bruto premie die hij betaalde. De overlijdensrisicopremie werd namelijk ingehouden op de guldenswaarde en niet op de brutopremie, zo staat in artikel 5 van de algemene voorwaarden uitgelegd.
4.22.
De stelling van [eiser] dat het beding onredelijk bezwarend is, omdat hij niet wist dat het bedrag zou oplopen naarmate hij ouder werd, slaagt niet. Datzelfde geldt voor de stelling dat de berekening onduidelijk is, omdat op de ene polis een premie wordt toegevoegd en op de andere een premie in mindering wordt gebracht. Het enkele feit dat een beding volgens [eiser] onduidelijk is en hij hieruit niet de economische gevolgen heeft kunnen beoordelen, brengt niet reeds met zich dat het beding oneerlijk is omdat het niet transparant is. Er moet ook sprake zijn van een verstoring van het evenwicht in het nadeel van [eiser] . Dat de overlijdensrisicopremie buitensporig hoog is en buiten de gangbare bandbreedte voor soortgelijke producten valt, is echter niet gebleken. Ook heeft Allianz voldoende onderbouwd dat de hoogte van de overlijdensrisicopremie bij een beleggingsverzekering zoals deze afhangt van meerdere factoren. Dat betekent dat Allianz niet vooraf, bij het sluiten van de beleggingsverzekering, al concreet kan noemen hoeveel overlijdensrisicopremie er per maand in rekening zal worden gebracht. Niettemin blijkt uit artikel 15 van de algemene voorwaarden en de daarbij behorende tabel voldoende dat de premie oploopt naarmate de (reken)leeftijd van de verzekerde hoger wordt. Uit de tabel blijkt dat de premie (per GLD 100.000,00 aan risicobedrag) minder hoog is bij een verzekerde van 30 jaar dan bij een verzekerde van 75 jaar. Dat is ook redelijk, omdat het risico op overlijden nu eenmaal groter wordt naarmate een mens ouder wordt. In het geval de tussenpersoon van [eiser] daarover een andere uitleg heeft gegeven, komt dat voor rekening en risico van [eiser] in de verhouding tot Allianz.
4.23.
Het betoog van [eiser] op dit onderdeel slaagt dus niet. Het is niet komen vast te staan dat de algemene voorwaarden die gaan over kosten en/of inhoudingen onredelijk bezwarend zijn. Vernietiging om die reden is niet aan de orde. Gelet op deze conclusie zullen de subsidiaire vorderingen (samengevat onder punt 3.1 nummer 3 tot en met 5) worden afgewezen.
De meer subsidiaire vordering
4.24.
Meer subsidiair heeft [eiser] gevorderd dat Allianz schade aan hem vergoedt, omdat er kosten zijn ingehouden en hij rendement heeft gemist. De grondslagen die [eiser] voor deze vordering aanvoert, zijn:
Er ontbreekt wilsovereenstemming over het in rekening brengen van de kosten en premies en de hoogte daarvan, zodat de kosten en premies ten onrechte in rekening zijn gebracht;
Allianz heeft haar informatieplicht en (bijzondere) zorgplicht geschonden en onvoldoende gewaarschuwd, waardoor er primair sprake is van een toerekenbare tekortkoming en subsidiair van een onrechtmatige daad.
Ad 4. Bestaat er wilsovereenstemming over de kosten en premies?
4.25.
Volgens [eiser] hebben partijen over de volgende kosten en premies
geenwilsovereenstemming bereikt:
De administratiekosten;
De eerste- en acquisitiekosten;
De premie voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid;
De overlijdensrisicopremie;
De vermindering van het gegarandeerde kapitaal;
De fondsbeheerkosten (TER kosten).
4.26.
Om te beoordelen of partijen over de onder a tot en met f genoemde kosten wilsovereenstemming hebben, moet de overeenkomst uitgelegd worden. Deze uitleg vindt plaats aan de hand van de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomsten moeten toekennen en op dat wat zij, mede gelet op de maatschappelijke kring waarbij zij horen en de rechtskennis die van hen mag worden gevergd, redelijkerwijs mochten verwachten. [4] Er is een contractuele grondslag aanwezig voor het in rekening brengen van bepaalde kosten als een verzekeringsnemer bij aanvang van de verzekering redelijkerwijs uit de aan hem verstrekt informatie heeft kunnen afleiden dat deze kosten in rekening zouden (kunnen) worden gebracht. Bij deze beoordeling is het uitgangspunt de gemiddelde verzekeringnemer. De gemiddelde verzekeringsnemer is een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende gemiddelde consument die een beleggingsverzekering afsluit. Van deze verzekeringnemer mag worden verwacht dat hij bereid is zich te verdiepen in de kenmerken van de beleggingsverzekering en zich af te vragen of die verzekering voor hem geschikt is. De verzekeringnemer wordt in beginsel geacht in staat te zijn om de verstrekte informatie op waarde te schatten, om zo nodig nadere informatie te zoeken en om vervolgens informatie uit verschillende bronnen met elkaar in verband te brengen. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden waardoor dit uitgangspunt niet ook voor [eiser] zou kunnen gelden. [eiser] heeft bij de mondelinge behandeling gezegd dat hij 24 jaar oud was en zich niet in levensverzekeringen had verdiept. Er is echter geen reden waarom iemand van die leeftijd die een langlopende verzekering afsluit zich niet goed zou kunnen of hoeven (laten) informeren.
4.27.
Er is niet gesteld of gebleken dat er is onderhandeld over de contractdocumentatie van de beleggingsverzekering en deze documentatie bestaat (vooral) uit standaardbepalingen. Bij de uitleg van de bedingen in de beleggingsverzekering komt het daarom in belangrijke mate - maar niet uitsluitend - aan op de woorden van de bepalingen en de context waarin zij staan. Bij de uitleg kan bovendien ook andere verstrekte informatie, bijvoorbeeld de informatie in de offerte, gebruikt worden. Verder moet gelet worden op de kenbare strekking van bepalingen en de aannemelijkheid van de gevolgen van de uitleg.
4.28.
Als er wel wilsovereenstemming bestaat over het in rekening brengen van een bepaald soort kosten of een bepaalde premie, maar niet over de hoogte daarvan, dan is er sprake van een leemte in de overeenkomst. Die leemte moet dan in overeenstemming met de eisen van redelijkheid en billijkheid en naar de destijds geldende maatstaven worden ingevuld door het bepalen van een redelijke hoogte van die kosten (artikel 6:248 lid 1 BW).
Ad a. tot en met c. administratiekosten, eerste kosten en acquisitiekosten, premie voor premie vrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
4.29.
Uit de offerte van de beleggingsverzekering blijkt hoe hoog de brutopremie is die [eiser] moet betalen. Ook blijkt uit de offerte de investeringspremie. In de algemene voorwaarden staat in artikel 1 dat de investeringspremie in een of meerdere fondsen belegd wordt. Gelet op deze omstandigheden wist of behoorde [eiser] te weten dat - gedurende de hele looptijd van de verzekering - niet de hele brutopremie zou worden geïnvesteerd in de beleggingen, maar dat een deel daarvan geïnvesteerd zou worden. Allianz mocht er dan ook redelijkerwijs op vertrouwen dat [eiser] ermee instemde dat met het verschil tussen de bruto- en investeringspremie kosten en inhoudingen van de beleggingsverzekering gedekt zouden worden. [eiser] heeft verwezen naar de arresten van het gerechtshof Den Haag van 26 september 2023 [5] , waaruit volgens hem een ander oordeel volgt. Het verschil is echter dat in die zaken geen investeringspremie bekend was. De consument wist dan enkel de hoogte van de brutopremie en moest aan de hand van voorbeeldberekeningen afleiden dat er kosten in rekening werden gebracht. Dat is in dit geval anders.
4.30.
Volgens Allianz worden de administratiekosten, de eerste- en acquisitiekosten en de premie voor de vrijstelling premie arbeidsongeschiktheid van de brutopremie ingehouden. Het feit dat Allianz niet al in het polisblad of de offerte specifiek heeft genoemd dat déze kosten en premie in het verschil tussen de bruto- en investeringspremie waren begrepen, betekent niet dat wilsovereenstemming ontbreekt. Het is voldoende dat [eiser] wist dat er kosten en premie werden ingehouden en hoe hoog dit bedrag was. De conclusie is daarom dat er wilsovereenstemming bestond over deze kosten en premie.
4.31.
Hierna zal de rechtbank per kostenpost of premie nog ingaan op eventuele andere stellingen van partijen.
Ad a. administratiekosten
4.32.
Allianz heeft administratiekosten in rekening gebracht, ter vergoeding van de administratieve werkzaamheden om de beleggingsverzekering uit te voeren. Het vermoeden van [eiser] dat hierin eerste kosten, incassokosten, doorlopende kosten en beheerskosten zijn begrepen, is onvoldoende onderbouwd.
4.33.
Partijen zijn het erover eens dat de eerste vijf jaar administratiekosten in rekening mochten worden gebracht. Het standpunt van [eiser] dat hij na de eerste vijf jaar geen administratiekosten meer hoefde te betalen, slaagt niet. Anders dan [eiser] stelt, volgt dit niet uit de offerte. In de offerte staat onder het kopje polis- en administratiekosten:

Van een premie wordt een bedrag aan administratiekosten ingehouden. (…). Van de premie minus administratiekosten wordt gedurende de eerste vijf jaar een van de looptijd afhankelijk percentage geïnvesteerd. Na het vijfde jaar is dat 100%. (…).
Hieruit kan worden afgeleid dat er altijd een bedrag aan administratiekosten wordt ingehouden van de premie. Het percentage verwijst namelijk steeds naar het premiedeel waarop de administratiekosten al in mindering zijn gebracht. Kortom, ook na vijf jaar zijn er nog administratiekosten verschuldigd. Dat blijkt overigens ook uit de omstandigheid dat er na vijf jaar nog een verschil tussen de bruto- en investeringspremie bestaat, zoals hiervoor onder nummer 4.29 e.v. beschreven. Voor een andere uitleg van de overeenkomst heeft [eiser] onvoldoende aanknopingspunten gegeven.
4.34.
Gelet op het voorgaande heeft [eiser] uit de inhoud van de offerte redelijkerwijs kunnen en moeten verwachten dat er administratiekosten in rekening werden gebracht, ook na de eerste vijf jaar looptijd van de beleggingsverzekering. Er is dus sprake van wilsovereenstemming over het in rekening brengen van de administratiekosten.
4.35.
[eiser] heeft verder aangevoerd dat er in 2011, 2014 en 2015 meer kosten in rekening zijn gebracht dan was afgesproken. In de waardeoverzichten conform de Modellen de Ruiter uit deze jaren staat achter ‘kosten verzekeringsmaatschappij’ namelijk een bedrag van meer dan € 250,00 per jaar, terwijl er maximaal € 108,96 in rekening zou mogen worden gebracht voor de administratiekosten volgens beide partijen. Allianz heeft echter voldoende aannemelijk gemaakt dat in de ‘kosten verzekeringsmaatschappij’ niet alleen de administratiekosten zijn begrepen, maar ook de andere kostenposten zoals dividendkosten. Allianz heeft toegelicht dat die benaming moest worden aangepast toen de Modellen De Ruiter werden ingevoerd en er een uniforme benaming moest worden gehanteerd voor kostenposten, waardoor al deze kosten onder de noemer ‘kosten verzekeringsmaatschappij’ vallen. Dat overige kostenposten ook onder deze noemer vallen, blijkt bovendien uit het feit dat de dividend- en switchkosten bijvoorbeeld niet apart terugkomen in de waardeoverzichten. [eiser] heeft hiertegenover onvoldoende concreet gemaakt dat als de kosten op deze manier gerubriceerd worden en dus ook de overige kostenposten eronder vallen, er nog steeds teveel administratiekosten in rekening zijn gebracht.
4.36.
[eiser] heeft subsidiair aangevoerd dat de administratiekosten volgens de offerte maximaal 10% en GLD 200,00 (€ 97,76) mogen zijn (zie onder nummer 2.3). Maar [eiser] gaat er hierbij aan voorbij dat dit bedrag geldt als de premie per jaar wordt betaald. [eiser] betaalde een premie per maand. Bij een maandpremie hoort een ander maximumbedrag, volgens de offerte. [eiser] wist of behoorde daarmee te weten dat het maximum van 10% en GLD 200,00 niet voor hem zou gelden. Hij heeft hiermee dus ook niet laten zien dat Allianz teveel administratiekosten in rekening bracht.
4.37.
De conclusie van het voorgaande is dat [eiser] onvoldoende heeft onderbouwd dat er meer administratiekosten in rekening zijn gebracht dan waarover wilsovereenstemming bestaat.
Ad b. eerste kosten en acquisitiekosten
4.38.
Allianz heeft de eerste vijf jaren looptijd van de beleggingsverzekering eerste en acquisitiekosten in rekening gebracht. Allianz heeft gesteld dat deze kosten in het verschil tussen de brutopremie en de investeringspremie zijn begrepen. Dit is ook aannemelijk, nu uit de offerte en het polisblad volgt dat het verschil tussen de bruto- en investeringspremie de eerste vijf jaar groter is dan daarna.
4.39.
Het voorgaande betekent dat er wilsovereenstemming bestond over het in rekening brengen van de eerste en acquisitiekosten in de eerste vijf jaren looptijd van de beleggingsverzekering.
Ad c. premie vrijstelling premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
4.40.
Allianz heeft een premie voor de dekking van de premievrijstelling arbeidsongeschiktheid ingehouden op de brutopremie. Uit de algemene voorwaarden blijkt dat deze dekking betekent dat er tijdens arbeidsongeschiktheid van [eiser] , voordat hij zestig wordt, geen premie is verschuldigd. In de offerte staat dat de dekking voor de premievrijstelling arbeidsongeschiktheid is meeverzekerd. [eiser] hoorde redelijkerwijs te verwachten dat tegenover deze dekking de betaling van een premie stond, ook al is deze premie niet expliciet in de offerte of polis genoemd. Bovendien is de premie begrepen in het verschil tussen de bruto- en investeringspremie, zodat Allianz ervan mocht uitgaan dat over de hoogte van de premie wilsovereenstemming bestond, zoals hiervoor in punt 4.29 e.v. is uitgelegd.
4.41.
Het hiervoor genoemde betekent dat er wilsovereenstemming bestond over het in rekening brengen van de premie voor de premievrijstelling arbeidsongeschiktheid.
Ad d. de overlijdensrisicopremie
4.42.
Anders dan [eiser] betoogt, bestaat er wilsovereenstemming over de overlijdensrisicopremie. Voor dat oordeel is allereerst relevant dat [eiser] wist dat hij een beleggingsverzekering met een overlijdensrisicodekking afsloot. [eiser] heeft immers recht op een uitkering bij zijn overlijden. [eiser] hoorde dan ook redelijkerwijs te verwachten dat er tegenover deze dekking een premie staat, zodat daarin reeds de wilsovereenstemming over de overlijdensrisicopremie ligt begrepen.
4.43.
Uit zowel de offerte als de algemene voorwaarden blijkt bovendien dat Allianz een overlijdensrisicopremie in rekening brengt en dat deze niet in de brutopremie uit het polisblad is begrepen. Zo staat in de offerte en artikel 5 van de algemene voorwaarden dat de premie maandelijks worden verrekend met de guldenswaarde van het fonds. Verder staat in de offerte dat de garantie in gulden op de einddatum bij het Hollands Obligatie Fonds van toepassing is en dat deze netto 4% samengesteld over de gedane investeringen bedraagt,
na aftrek van de eventuele overlijdensrisicopremie. Ten slotte staat in artikel 15 van de algemene voorwaarden op welke wijze de hoogte van de overlijdensrisicopremie wordt berekend, aan de hand van de daarin beschreven toelichting en de tabel met bedragen. Dat Allianz op voorhand niet specifieker kon zijn over de hoogte van de overlijdensrisicopremie, is omdat deze premie afhankelijk is van meerdere factoren gedurende de looptijd van de beleggingsverzekering. Het is gelet hierop voldoende dat Allianz heeft uitgelegd op welke wijze de overlijdensrisicopremie wordt berekend. Dat staat niet in de weg aan het bereiken van wilsovereenstemming.
4.44.
Het hiervoor genoemde betekent dat er wilsovereenstemming bestaat over (de hoogte van) de overlijdensrisicopremie.
Ad e. vermindering gegarandeerd kapitaal
4.45.
[eiser] heeft aangevoerd dat er geen wilsovereenstemming bestaat over het verlagen van de guldengaranties. Het gegarandeerd kapitaal is volgens hem lager dan overeengekomen. Ter toelichting heeft [eiser] gesteld dat de garantie op enig moment met GLD 26.959,00 bij leven is verminderd en met GLD 1.900,00 bij overlijden. Hierover bestond echter geen wilsovereenstemming volgens [eiser] .
4.46.
Allianz heeft onbetwist toegelicht dat dit verschil is ontstaan nadat de polis met polisnummer [polisnummer 2] premievrij gemaakt is vanaf 31 december 2000 (zie onder nummer 2.8 van dit vonnis). In het polisblad dat daarop is verstrekt, staat dat de gegarandeerde uitkering bij leven is verlaagd naar GLD 28.435,00. De stelling van Allianz dat het logisch is dat er minder kapitaal kan worden opgebouwd als er op verzoek van [eiser] geen premie meer hoeft te worden betaald, heeft [eiser] onvoldoende weersproken. [eiser] moet redelijkerwijs hebben geweten dat er tegenover het vrijmaken van de premie een lagere uitkering zal staan, zodat daarin de wilsovereenstemming ligt begrepen. [eiser] had hierover op 5 oktober 1998 ook al een aanwijzing gekregen, toen Allianz een voorstel toestuurde dat uitging van een lagere premie per maand en waaruit blijkt dat de guldensgarantie bij leven in dat geval lager is.
4.47.
[eiser] heeft onvoldoende toegelicht waarom er geen wilsovereenstemming is bereikt of waarom hij toch benadeeld is nadat de polis premievrij is gemaakt.
Ad f. fondsbeheerkosten (TER kosten)
4.48.
Er zijn door het fonds waarin het vermogen van [eiser] werd belegd, kosten in rekening gebracht. Deze fondsbeheerkosten zijn verwerkt in en gaan ten koste van het uiteindelijke rendement van het fonds waarin [eiser] heeft belegd. De fondsbeheerkosten zijn geen kosten die Allianz in rekening heeft gebracht op grond van de beleggingsverzekering. Allianz hoefde daarom geen wilsovereenstemming met [eiser] te bereiken over (de hoogte van) deze kosten.
Ad a. tot en met f. alle kosten en premies
4.49.
Dat de tussenpersoon van [eiser] aan [eiser] zou hebben gezegd dat er geen kosten meer verschuldigd zijn na vijf jaar, is een toezegging die niet aan Allianz kan worden toegerekend. De tussenpersoon handelt onafhankelijk van Allianz. Eventuele onjuiste adviezen van de tussenpersoon komen in de verhouding tot Allianz voor rekening en risico van [eiser] .
4.50.
Dat [eiser] jong was toen hij de beleggingsverzekering afsloot en geen specifieke kennis had van beleggingsverzekeringen, is ten slotte geen reden om te oordelen dat wilsovereenstemming ontbreekt. [eiser] was 24 jaar oud, opgeleid en rekenkundig onderlegd. Hij had kritische vragen bij het aangaan van de overeenkomst kunnen stellen, totdat hij begreep welke beleggingsverzekering hij afsloot en welke gevolgen de verzekering voor hem zouden hebben. Van een gemiddelde verzekeringnemer wordt immers verwacht dat hij zich verdiept in de beleggingsverzekering en zich afvraagt of deze geschikt voor hem is.
4.51.
De conclusie naar aanleiding van het hiervoor genoemde is dat [eiser] redelijkerwijs heeft kunnen en moeten begrijpen dat Allianz kosten en premies in zou houden. In zijn algemeenheid geldt verder dat [eiser] zijn stelling, dat er meer kosten zijn ingehouden dan was afgesproken, onvoldoende concreet maakt door aan te wijzen waar en hoe dat in zijn geval en bij deze verzekering is gebeurd. Daardoor is ook niet duidelijk geworden dat de door hem aangehaalde rechtsoverwegingen uit de arresten van het gerechtshof Den Haag van 26 september 2023 analoog van toepassing zijn op zijn situatie en moeten leiden tot een beslissing in zijn voordeel. Het ontbreken van wilsovereenstemming over kosten en premies is dus niet komen vast te staan. Dit betekent dat de vorderingen die zijn genoemd onder nummer 3.1 bij punt 6 en 7 worden afgewezen..
Ad 5. Heeft Allianz haar (bijzondere) zorgplicht, informatieplicht of waarschuwingsplicht geschonden?
4.52.
Allianz heeft als professionele verzekeraar een maatschappelijke functie en bijzondere zorgplicht tegenover haar verzekeringnemers. Deze zorgplicht brengt informatie- en waarschuwingsplichten met zich. De inhoud en reikwijdte van de plichten hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de mate van deskundigheid van de verzekeringnemer, de relevante ervaringen, de ingewikkeldheid van het product en de daaraan verbonden risico’s. Door voldoende informatie te geven en voldoende te waarschuwen, is de gedachte dat een potentiële verzekeringnemer over voldoende kennis en inzicht beschikt om zelfstandig een verantwoorde keuze te maken als hij of zij een verzekering afsluit. Zo kan de verzekeraar verzekeringnemers beschermen tegen het gevaar van een gebrek aan inzicht of tegen eigen lichtvaardigheid. Als een verzekeraar onvoldoende informatie geeft of onvoldoende waarschuwt, dan bestaat het risico dat zij tekortschiet in haar zorgplicht en schadeplichtig is.
De informatieplicht
4.53.
[eiser] stelt dat Allianz haar (bijzondere) zorgplicht en informatieplicht heeft geschonden. Volgens [eiser] heeft Allianz ten onrechte geen duidelijke en nauwkeurige informatie verstrekt over de specifieke kosten en premies van de beleggingsverzekering, over de omvang van de kosten en premies en wat de invloed daarvan zou zijn op het eindresultaat. Volgens [eiser] had Allianz inzichtelijk moeten maken hoe zij de premie gebruikt en welk deel werd belegd, omdat de belegging van invloed is op de waarde van de beleggingen en de winst of het verlies dat [eiser] maakt. [eiser] meent verder dat Allianz inzicht had moeten geven in de kostenstructuur, door een overzicht te geven van de (omvang van) specifieke kosten en premies en door het noemen van de factoren die bepalend zijn voor het rendement.
4.54.
Net als in eerdere beslissingen over beleggingsverzekeringen van deze rechtbank is het voor de beoordeling van de vraag of een verzekeraar aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan, van belang om te kijken naar de verplichtingen zoals die golden toen de verzekering werd aangeboden. [6] [eiser] heeft de beleggingsverzekering in 1987 afgesloten. In 1987 bestond er geen specifieke (wettelijke) verplichting voor Allianz om informatie te verstrekken aan [eiser] over de specifieke (omvang van de) kosten en de mogelijke gevolgen van de kosten voor het uiteindelijke resultaat van de beleggingsverzekering. In 1987 was er ook nog geen zelfregulering over het verstrekken van informatie over de kosten, zoals later wel door het Verbond van Verzekeraars is vastgelegd. Voor het eerst in 1994 moest de verzekeraar informatie geven over de brutopremie en uitkering en vanaf 1998 kwam hier de verplichting bij om te laten zien - aan de hand van voorbeeldkapitalen - welk effect de kosten en risicopremie hadden op het rendement van de uitkering en om informatie te geven over de kosten die naast de te betalen premie in rekening werden gebracht (indirecte transparantie). Vanaf 2008 zijn verzekeraars verplicht om de kosten uit te splitsen en de omvang ervan weer te geven (directe transparantie). Anders dan [eiser] aanvoert, kan uit deze latere regelgeving niet worden afgeleid dat er voor 1994 ook al een informatieverplichting gold. Tegen de achtergrond van deze ontwikkelingen in de regelgeving, heeft Allianz voldoende informatie verstrekt. Allianz heeft namelijk inzicht gegeven in de hoogte van de brutopremie en het bedrag dat, na aftrek van kosten of premies, werd geïnvesteerd (de investeringspremie). Allianz heeft ook genoemd dat er daarnaast sprake was van andere inhoudingen (zoals de dividendinhouding) en dat er een overlijdensrisicopremie in rekening werd gebracht. Dat is voldoende. Er bestond immers geen verplichting om informatie te geven over de specifieke kostensoorten, de invloed daarvan op het eindresultaat of de factoren die bepalend zijn voor het rendement. Allianz heeft ook niet kunnen voorzien dat zij hierover meer informatie moest geven. De verwijzing van [eiser] naar jurisprudentie kan hem niet baten, omdat deze andere oordelen steeds zien op beleggingsverzekeringen die later dan in 1987 zijn afgesloten en de feitelijke situatie niet altijd hetzelfde is. Dat de kosten en de omvang daarvan totaal niet inzichtelijk waren voor [eiser] , zoals hij stelt, is bovendien - zoals uit de beoordeling in dit vonnis blijkt - niet juist. Uit de offerte, het polisblad en de algemene voorwaarden blijkt namelijk wel degelijk dat er kosten verbonden waren aan de beleggingsverzekering en dat er premies zouden worden ingehouden. De specifieke kosten en premies die in rekening werden gebracht zijn ook expliciet in de offerte, het polisblad of de algemene voorwaarden genoemd. Met uitzondering van de kosten die in de brutopremie waren begrepen, maar waarvan [eiser] wist dat deze in rekening werden gebracht door het verschil tussen de brutopremie en de investeringspremie. De precontractuele goede trouw en redelijkheid en billijkheid leiden niet tot een ander oordeel. [eiser] heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die het beroep hierop laten slagen.
4.55.
Hiervoor is onder punt 4.12 overwogen dat de polissen van [eiser] gelijk worden behandeld, nu deze uit de polis afgesloten in 1987 voortvloeien. Voor de nieuwe polissen zijn de Derde Levensrichtlijn en eventuele verplichtingen die daarbij horen - gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie - daarom niet relevant, anders dan [eiser] stelt.
4.56.
De rechtbank komt gelet op het hiervoor genoemde tot de conclusie dat Allianz niet meer informatie heeft hoeven verstrekken aan [eiser] dan dat zij heeft gedaan.
De waarschuwingsplicht
4.57.
[eiser] stelt ten slotte dat Allianz hem had moeten waarschuwen gelet op haar maatschappelijke positie en professionele deskundigheid, tegen de gevaren van zijn lichtvaardigheid en gebrek aan inzicht. Allianz had daarbij moeten waarschuwen dat de beleggingsverzekering er ook toe kan leiden dat het beoogde einddoel niet wordt behaald en/of dat een ander risico - zoals het hefboom- en inteereffect - zich openbaart. Ten slotte meent [eiser] dat Allianz had moeten waarschuwen dat het koersrisico en hoge kosten ertoe konden leiden dat de opgebouwde waarde lager zou kunnen uitvallen.
4.58.
De stellingen van [eiser] slagen niet.
4.59.
Voor een verzekeringnemer, en daarmee [eiser] , moet steeds duidelijk zijn geweest dat de omvang van het eindkapitaal afhankelijk was van het resultaat van de beleggingen en dat de opgebouwde waarde lager kan uitvallen door koersschommelingen. De resultaten kunnen onzeker zijn. Dit zijn algemene risico’s die eigen zijn aan een beleggingsverzekering. Het hoeft niet van de verzekeraar, in dit geval Allianz, te worden gevergd om [eiser] daar (specifiek) over te informeren. [eiser] heeft onvoldoende concreet gemaakt welke andere risico’s zich voordeden of verwezenlijkt hebben bij zijn beleggingsverzekering. De stelling dat Allianz onder andere op het hefboom- en inteereffect had moeten wijzen, zonder nader toelichting, is bijvoorbeeld onvoldoende concreet. Bij dat oordeel weegt mee dat Allianz daartegenover heeft gesteld dat de risico’s zich niet voordoen bij [eiser] , omdat zijn beleggingsverzekering geen negatieve waarde kan hebben, er een eindwaardegarantie is gegeven en een restschuld niet mogelijk is. [eiser] heeft niet uitgelegd welke risico’s hij liep of loopt. Bij voorgaand oordeel weegt mee dat er in 1987 geen specifieke regelgeving bestond waaruit volgt dat Allianz [eiser] meer had moeten waarschuwen.
4.60.
Ten slotte heeft [eiser] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij een andere keuze had gemaakt en de beleggingsverzekering niet had afgesloten als Allianz had gewaarschuwd. Dat [eiser] een beter alternatief had gehad als hij was gaan sparen, is niet gebleken. Temeer nu de beleggingsverzekering destijds belastingvoordelen had.
4.61.
De conclusie naar aanleiding van het hiervoor genoemde is dat Allianz haar zorg- informatie- of waarschuwingsplicht over de kosten en premies niet heeft geschonden. Dit betekent dat de vorderingen onder nummer 3.1 onder 6 en 7 niet toegewezen zullen worden vanwege een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst of vanwege een onrechtmatige daad door Allianz.
4.62.
Uit de hiervoor gemaakte beoordeling van de rechtbank blijkt dat er geen reden is op basis waarvan Allianz geen kosten en premies mag inhouden. Aan Allianz zal daarom ook geen verbod worden opgelegd om in de toekomst die kosten en premies in te houden. De vordering onder nummer 3.1 onder 8 zal daarom worden afgewezen.
4.63.
Concluderend heeft [eiser] geen vordering op Allianz. Dat betekent ook dat de vorderingen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente en de kosten ter vaststelling en begroting van de schade (genoemd onder nummer 3.1 onder 9, 10 en 11) zullen worden afgewezen.
De proceskosten
4.64.
Omdat [eiser] in het ongelijk wordt gesteld in deze procedure, moet hij de proceskosten van Allianz vergoeden. De proceskosten van Allianz worden als volgt begroot:
- Griffierecht € 2.889,00
- Salaris advocaat € 1.228,00 (liquidatietarief II met € 614,00 per punt)
- Nakosten € 178,00 (plus de verhoging genoemd in de beslissing)
--------------
Totaal € 4.315,00
4.65.
[eiser] moet de wettelijke rente over de proceskosten betalen, als hij de proceskosten niet uiterlijk binnen 14 dagen na aanschrijving heeft betaald.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten van Allianz van
€ 4.315,00, binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig betaalt en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.E. Garvelink en in het openbaar uitgesproken door
mr. M.R. van der Vos op 17 september 2025.
5425

Voetnoten

1.Per 1 januari 2002 is de euro ingevoerd. Bedragen worden na die datum niet meer in guldens maar in euro’s weergegeven.
2.De Commissie De Ruiter deed in 2006 aanbevelingen om de transparantie van beleggingsverzekeringen te vergroten. Die aanbevelingen bevatten onder andere nieuwe formats voor de jaaroverzichten die verzekeraars tijdens de looptijd van de verzekering aan hun verzekerden verstrekken. Met deze formats liet de Commissie zien hoe de kostensoorten moesten worden vermeld op de jaaroverzichten, zodat alle verzekeraars een uniforme en transparante aanpak zouden gaan hanteren. Deze nieuwe vorm van jaaroverzichten werden de ‘Modellen De Ruiter’ genoemd. Vanaf 2008 was het verstrekken van dit soort waardeoverzichten verplicht op basis van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (Bgfo).
3.Hoge Raad 20 december 2024, ECLI:NL:HR:2024:1912, r.o. 3.2.3.
4.Hoge Raad 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
5.Gerechtshof Den Haag 26 september 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:1852 en ECLI:NL:GHDHA:2023:1845.
6.Rechtbank Midden-Nederland 11 maart 2020, ECLI:NL:RBMNE:905 en rechtbank Midden-Nederland 23 november 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:4997.