Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser sub 2],
[eiseres sub 3],
[eiser sub 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 31 december 2019,
- de akte overlegging producties (70) van Wakkerpolis van 27 mei 2020,
- de conclusie van antwoord met producties (13) van 16 september 2020,
- de op 4 maart 2021 ingediende producties 71 t/m 137 van Wakkerpolis,
- het proces-verbaal van de regiezitting gehouden op 23 maart 2021,
- de akte overlegging producties (71 t/m 137) tevens houdende bewijsaanbod, verstrekking van toelichting, indiening verzoeken en beantwoording vragen van Wakkerpolis van 30 juni 2021,
- de antwoordakte van ASR van 15 september 2021,
- de akte van Wakkerpolis naar aanleiding van de antwoorden Hoge Raad op prejudiciële vragen van 6 juni 2022,
- de antwoordakte van ASR van 24 augustus 2022,
- de mondelinge behandeling op 1 september 2022, waarop partijen de standpunten aan de hand van pleitaantekeningen hebben toegelicht en op vragen van de rechtbank hebben geantwoord.
2.De beoordeling
Inleiding
governancestructuur van de Stichting niet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de Claimcode (hierover later meer), om te voorkomen dat de commerciële belangen van de bij de Stichting betrokken personen prevaleren boven de belangen van de bij de Stichting aangesloten polishouders/verzekeringnemers. Zij verwijst naar het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 juli 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:9219 in de zaak van Wakkerpolis/ Nationale Nederlanden. ASR wijst er op dat de rechtbank Rotterdam van belang achtte dat een bestuurder van de Stichting (de heer [C] ) tevens nauw betrokken was bij de procesfinancier JUST Legal Finance B.V., een van de leden van de raad van toezicht een persoonlijk belang had bij de procedure en dat de samenstelling van de raad van toezicht dusdanig was dat de raad – gelet op de ervaring en kennis van de leden – onvoldoende tegenspraak en tegenwicht kon bieden aan het bestuur. Hetzelfde gold voor de bij de Stichting ingestelde deelnemersraad, aldus ASR.
- een omschrijving van de uitkering of uitkeringen waartoe de verzekeraar zich verplicht (sub b),
- de premie verschuldigd voor de hoofddekking, en, indien de overeenkomst voorziet in een of meer nevenuitkeringen, de premies die voor ieder van de nevenuitkeringen verschuldigd zijn (sub h).
opde bruto premie in mindering werden gebracht voldoende was dat de verzekeraar informatie over de uitkering gaf aan de hand van netto voorbeeldkapitalen. Alleen voor kosten die
naastde bruto premie in mindering werden gebracht moesten de verzekeraars met ingang van 1 januari 1999 de verzekeringsnemers informeren over de kostensoorten en de hoogte daarvan.
opde bruto premie. Pas in 2008 werd het uitgangspunt, dat de verzekeringnemer voldoende geïnformeerd was met informatie over de bruto premie en de uitkering aan de hand van netto voorbeeldkapitalen, verlaten. Vanaf dat moment moest bij de totstandkoming van de beleggingsverzekeringsovereenkomsten informatie worden gegeven over de (hoogte van de) op de bruto premie ingehouden kosten(soorten). Daarvoor gold dat dus niet.
naastde bruto premie moesten verzekeraars voor 2008 meer informatie geven. Dat heeft ASR gedaan ten aanzien van de beheer- en administratiekosten (voor het beheer en de administratie van het belegd vermogen) en switchkosten. Die kosten werden namelijk niet ingehouden op de bruto premie maar op de beleggingsopbrengsten.
brutopremie en dat er een kostendeel was. Ook was duidelijk dat de voorbeeldkapitalen nettobedragen zijn. Daarnaast is artikel 11 van de polisvoorwaarden relevant. Daarin staat:
‘Met opbouwpremie wordt in dit artikel bedoeld de voor de levensverzekering verschuldigde premie minus daarin begrepen kostenopslagen.’
er onder meer toe besloten geen specificatie van de kosten te verlangen die aan een product verbonden zijn. Uit NIPO-onderzoek blijkt namelijk dat de consument met name geïnteresseerd is in de netto-opbrengst die bij een bepaalde inleg uiteindelijk kan worden verwacht”(Kamerstukken II, 2000/2001, 26 676, nr. 5).
‘Aan de andere kant kan ook de consument niet worden ontslagen van zijn eigen verantwoordelijkheden. Het koopgedrag van consumenten met betrekking tot verzekeringsproducten is, gelet op de impact van deze financiële voorziening, in vergelijking tot de wijze waarop andere belangrijke zaken worden geselecteerd en gekocht, opmerkelijk. Voor de aanschaf van een keuken of een auto worden productvergelijkingen gemaakt, wordt informatie gevraagd en wordt onderhandeld. Verzekeringsovereenkomsten worden door consumenten meestal gesloten zonder documentatie goed te lezen, het product te begrijpen en zich elders voor vergelijking te oriënteren. Bovendien wordt de huidige kritiek op de beleggingsverzekeringen veelvuldig versimpeld en zelfs onjuist gebracht. Weinig aandacht wordt besteed aan de structuur van deze producten. Dat geldt niet alleen voor consumenten, maar ook voor media en politiek. […] Daarnaast heeft ook de consument in de voorgaande jaren weinig belangstelling getoond voor de bezwaren tegen de kritische kanten van beleggingsverzekeringen, zulks ondanks regelmatig - ook door de Ombudsman - gesignaleerde tekortkomingen.’
‘Met opbouwpremie wordt in dit artikel bedoeld de voor de levensverzekering verschuldigde premie minus daarin begrepen kostenopslagen.’.
2.252,00(4 punten × tarief € 563,00)