Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Inleiding
22 augustus 2023 heeft het hof Arnhem-Leeuwarden het hoger beroep gegrond verklaard en de zaak teruggewezen naar de rechtbank Midden-Nederland voor verdere behandeling.
Overwegingen
1 januari 2019. Eiser bepleit een lagere waarde
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 329.000,-.
-prijzen niet controleren. Ook kan hij het aandeel in het vermogen van de VVE niet controleren.
Conclusie en gevolgen [adres 2] in [plaats]
1 januari 2019. Eiser bepleit een lagere waarde van € 999.000,-
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 1.263.000,-.
Conclusie en gevolgen [adres 3] in [plaats]
1 januari 2019. Eiser bepleit een lagere waarde
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 389.000,-.
Conclusie en gevolgen [adres 4] in [plaats]
1 januari 2019. Eiser bepleit een lagere waarde
.De heffingsambtenaar handhaaft in beroep de vastgestelde waarde van € 461.000,-.
.De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar met de taxatiematrix, het taxatierapport en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Daartoe neemt de rechtbank in aanmerking dat de in de taxatiematrix genoemde referentiewoningen goed bruikbaar zijn, omdat de referentiewoningen ook bovenwoningen zijn die in dezelfde wijk in [plaats] liggen, niet te ver van de waardepeildatum zijn verkocht en wat ligging en uitstraling betreft voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. Met de taxatiematrix maakt de heffingsambtenaar aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning ten aanzien van onder meer de staat van onderhoud en het voorzieningenniveau. Met de taxatiematrix heeft de heffingsambtenaar de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt.
Conclusie en gevolgen [adres 5] in [plaats]
€ 500,- per half jaar.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van € 388,89,- schadevergoeding aan eiser;
- veroordeelt de Staat tot het betalen van € 3.111,11 schadevergoeding aan eiser;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 25,19 aan proceskosten aan eiser;
- veroordeelt de Staat tot een betaling van € 201,56 aan proceskosten aan eiser;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht tot een bedrag van € 5,44 aan eiser moet vergoeden;
- bepaalt dat de Staat het griffierecht tot een bedrag van € 43,66 aan eiser moet vergoeden.
P.W. Hogenbirk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2025.