ECLI:NL:RBMNE:2025:3413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
25/590
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen herziening van maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp onder Wmo 2015

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van de gemeente Vijfheerenlanden, beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders inzake de herziening van haar maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp, zoals geregeld in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) voor huishoudelijke hulp, welke door het college was toegekend. Echter, na herziening van het besluit op 21 juni 2024, heeft het college besloten om het pgb-tarief voor de zorgverleners die eiseres had ingeschakeld, te baseren op de tarieven voor ondersteuning vanuit het sociaal netwerk, in plaats van de hogere tarieven voor formele zorgverleners. Eiseres was van mening dat de zorgverleners die zij had ingeschakeld, formele zorgverleners waren en dat zij recht had op een hoger pgb-tarief. De rechtbank heeft de zaak op 12 mei 2025 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college terecht het lagere pgb-tarief heeft gehanteerd, omdat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd dat haar zorgverleners aan de kwaliteitseisen voor formele zorgverleners voldeden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 25/590

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. K. Wevers),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenlanden,het college

(gemachtigde: mr. S. van Anrooij).

Inleiding

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp als bedoeld in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 24 februari 2023 toegekend en op 21 juni 2024 herzien.
1.2.
Met het bestreden besluit van 10 december 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de herziening gebleven.
1.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.4.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 12 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiseres en haar gemachtigde waren niet aanwezig.

Wat ging aan deze procedure vooraf

2. Aan eiseres is een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp (inclusief kindzorg) toegekend. De indicatie voor eiseres is vastgesteld over de periode van
1 maart 2023 tot en met 16 juli 2027. Eiseres ontvangt over deze periode huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). Hiermee kan zij zelf de huishoudelijke hulp inkopen.
3. Eiseres maakt bij de uitvoering van de huishoudelijke hulp gebruik van verschillende zorgverleners: [A] , [B] , [C] en [D] .
[D] is de moeder van eiseres. Het college heeft voor deze zorgverlener vastgesteld dat zij een persoon is die behoort tot ondersteuning vanuit het sociaal netwerk en heeft daaraan het daarbij behorende pgb-tarief verbonden. Voor de overige zorgverleners heeft het college eveneens een pgb-tarief voor ondersteuning vanuit het sociaal netwerk gehanteerd, omdat niet kan worden vastgesteld dat zij formele zorgverleners zijn waarvoor een hoger pgb-tarief geldt.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college terecht het pgb-tarief voor ondersteuning vanuit het sociaal netwerk heeft gehanteerd voor [A] , [B] en [C] . Zij doet dit aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres krijgt dus geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht het college van het gehanteerde pgb-tarief uitgaan?
6. Eiseres stelt dat het college bij de verstrekking van de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb ten onrechte het tarief voor het sociaal netwerk heeft gehanteerd voor [A] , [B] en [C] . Volgens eiseres is sprake van formele zorgverleners en had het bijbehorende (hogere) tarief of een (niet in het beleid opgenomen) tussencategorie moeten worden gehanteerd. Verder stelt eiseres de gestelde kwaliteitseisen aan de kaak; een inschrijving in de Kamer van Koophandel (KvK) is niet zinvol vanwege het bestaan van de regeling dienstverlening aan huis en een diploma zegt niets over het feit of iemand vanuit formele zorg hulp verleent. Eiseres stelt ook dat zij gegevens heeft overgelegd, waaruit blijkt dat het gaat om formele zorgverleners.
7. Het college heeft gebruikgemaakt van de ruimte die de Wmo 2015 biedt om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb-tarief. Het is toegestaan om voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners te differentiëren in de hoogte van een toereikend tarief. [1] Het college mocht bijvoorbeeld onderscheid maken in ondersteuning die wordt geleverd door het sociale netwerk, door hulpverleners die werken volgens de kwaliteitsstandaarden en hulpverleners die dat niet doen. [2] Deze differentiatie moet in een verordening worden bepaald. Als in de verordening maximale percentages zijn opgenomen van de kosten voor zorg in natura, is dat voldoende concreet. [3] Het college verstrekt vervolgens alleen een pgb als gewaarborgd is dat de ingekochte zorg doeltreffend en van voldoende kwaliteit is. [4] In de verordening moet het college nadere regels aan de kwaliteit stellen. Daarbij beschikt het college over beleidsvrijheid bij het bepalen van de kwaliteitseisen.
8. Het college heeft bij de beoordeling van aanvraag van eiseres gebruikgemaakt van De Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Vijfheerenlanden 2022 (de Verordening). In de Verordening wordt onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke hulp die wordt geleverd door gecertificeerde zorgaanbieders (100% van het natura tarief), zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) (85% van het naturatarief) en ondersteuning vanuit sociaal netwerk (50% van het natura tarief maar niet meer dan een in de nadere regels vast te stellen bedrag). [5] Gecertificeerde zorgaanbieders en zzp’ers worden gekenmerkt als zorgverleners die formele zorg verlenen. Zorgverleners die formele zorg verlenen voldoen aan de volgende kwaliteitseisen: zij staan ingeschreven in het handelsregister van de KvK, hebben adequaat opgeleid personeel in dienst, kunnen een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) overleggen, zijn verzekerd tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid en beschikken over een klachtenprotocol. [6] Wordt de hulp gegeven door een ander uit het sociaal netwerk die beroepsmatig hulp verleent, dan gelden de kwaliteitseisen die ook gelden voor formele zorgverleners. [7]
9. Naar het oordeel van de rechtbank kon het college bovengenoemde kwaliteitseisen stellen aan formele zorgverleners en zij volgt eiseres dus ook niet in haar stelling dat die eisen niet zinvol zouden zijn. Het college heeft uitgelegd dat de gehanteerde kwaliteitseisen worden gebruikt om te kunnen beoordelen of de ondersteuning die een inwoner wil inkopen met het pgb van goede kwaliteit is. De rechtbank kan dit volgen.
10. Dat de zorgverleners [A] , [B] en [C] voldoen aan de omschrijving van een formele zorgverlener en dat zij daarom in aanmerking zouden kunnen komen voor het pgb-tarief voor een zzp’er, is door eiseres onvoldoende onderbouwd. Eiseres heeft namelijk alleen bij het cliëntplan van 13 februari 2023 informatie over de kwaliteitseisen van de zorgverleners verstrekt. Daarbij heeft eiseres geen VOG, bewijs van beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid of diploma’s overgelegd. Voor zorgverlener [B] heeft eiseres geen KvK-nummer overgelegd en voor zorgverlener [A] heeft eiseres bij navraag door het college niet nader toegelicht waarom [A] als uitgeschreven stond vermeld in het KvK-register. Met [A] en [B] is eiseres bovendien de zorgovereenkomst aangegaan op persoonlijke titel. Met [C] heeft eiseres sinds 31 december 2020 geen actieve zorgovereenkomst meer, zodat niet is gebleken dat eiseres van deze zorgverlener nog hulp ontving. Het college heeft eerst op 21 juli 2024 al aan eiseres laten weten dat de gegevens ontbraken om te kunnen controleren of de zorgverleners van eiseres voldoen aan de kwaliteitseisen van formele zorgverleners. Op 6, 24 september en 10 december 2024 is eiseres hiervan nogmaals op de hoogte gebracht. Eiseres heeft geen nadere stukken overgelegd. Dit betekent dat deze zorgverleners bij deze stand van zaken niet voldoen aan de omschrijving van een formele zorgverlener en het college terecht heeft geconcludeerd dat eiseres voor hen niet in aanmerking komt voor het pgb-budget van een zzp’er.
11. Omdat het college niet kon aansluiten bij het tarief voor formele zorgverleners, diende het college aan te sluiten bij een ander pgb-tarief. De waardering van het pgb-tarief is in de beoordelingsruimte van het college gelegen, waarbij het college eigen afwegingen kan maken. Dat hierbij moet worden aangesloten bij het hogere tarief of een (niet in het beleid opgenomen) tussencategorie wordt niet gevolgd. Het college kan immers verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning. Voor het te hanteren tarief is doorslaggevend of de ondersteuning al dan niet wordt verleend door een formele zorgverlener. Uit de Verordening volgt dat daarvoor moet zijn voldaan aan de opgestelde kwaliteitseisen van de wet en de gemeentelijke regelgeving, dus ook aan de opgestelde professionele standaard die geldt voor formele zorgverleners (zoals diploma’s en relevante werkervaring). [8] Nu niet is komen vast te staan dat de door eiseres aangedragen zorgverleners de huishoudelijke hulp verleenden als formele zorgverlener als bedoeld in de Verordening heeft het college op goede gronden het pgb-tarief vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L. van 't Hof, rechter, in aanwezigheid van
S.J. Simorangkir, griffier.Uitgesproken in het openbaar op 15 juli 2025.
de griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 27 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3759.
2.Zie de memorie van toelichting, Kamerstukken II 2013-2014, 33 841, nr. 3, p. 39.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 15 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:102.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 18 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1402.
5.Dit volgt uit artikel 4.3.3, zesde lid en onder 1, van de Verordening.
6.Dit volgt uit artikel 6.3 van de Verordening.
7.Dit volgt uit artikel 4.3.3, vijfde lid, van de Verordening.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 9 oktober 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1905.