In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen zeven eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellante, geboren in 1948, heeft beperkingen door PTSS en diverse lichamelijke aandoeningen. Ze heeft in het verleden maatwerkvoorzieningen ontvangen van het college van burgemeester en wethouders van Groningen, maar is in hoger beroep gegaan omdat ze het niet eens was met de omvang van de verstrekte maatwerkvoorzieningen en het toegepaste pgb-tarief. De Raad heeft geoordeeld dat het college met de verstrekte maatwerkvoorzieningen een passende bijdrage heeft geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante. De Raad bevestigt dat het college terecht een pgb heeft verstrekt naar het tarief voor informele ondersteuning, omdat de hulpverleners niet voldeden aan de eisen voor formele ondersteuning. De hoger beroepen van appellante zijn afgewezen, wat betekent dat de eerdere uitspraken van de rechtbank in stand blijven. De Raad heeft geen aanleiding gezien om de proceskosten te vergoeden.