22.2Eigenaar [E] mailt de arbeidsinspectie op 5 januari 2022, naar aanleiding van de uitvraag van gegevens op 17 december 2021, het volgende: Helaas kunnen we de gevraagde stukken niet aanleveren, omdat die niet in ons bezit zijn. De reden dat de stukken niet in ons bezit zijn heeft de heer [C] verklaart in zijn verhoor. Wij zijn ervan op de hoogte dat de situatie niet de juiste weg is geweest. We zijn weer overgestapt op zelf schoonmaken.
23. De rechtbank oordeelt dat de arbeidsinspecteurs bij de totstandkoming van deze verklaringen voldoende zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de minister terecht is uitgegaan van de juistheid van deze verklaringen.
Is eiseres werkgever in de zin van de Wav?
24. Eiseres voert aan dat zij ten aanzien van vreemdeling 2 niet aangemerkt kan worden als werkgever in de zin van artikel 1, aanhef en onder sub b, ten eerste, van de Wav.De door de minister genoemde uitspraak van de Afdeling van 14 december 2011 is niet één op één vergelijkbaar, omdat het in die zaak ging om een in- en uitleen met meerdere partijen in de keten. Eiseres betoogt dat het risico op mogelijke illegale tewerkstelling, met name in (complexe) ketens van opdrachtgevers en opdrachtnemers, groter is dan wanneer het gaat om een kleine horecaonderneming, zoals die van eiseres. Eiseres meent dat zij in dit geval niet beducht hoefde te zijn op de tewerkstelling van vreemdeling 2, die zich kennelijk wederrechtelijk in de vroege ochtenduren toegang heeft verschaft, geheel buiten de opdracht en wetenschap van eiseres. Uit het boeterapport blijkt ook dat niemand buiten vreemdeling 1 wist wie vreemdeling 2 was. De situatie van vreemdeling 2 is dan ook niet vergelijkbaar met de situatie van vreemdeling 1.
25. De rechtbank begint met de vaststelling dat eiseres stelt te berusten in de uitkomst van de hoogte van de bestuurlijke boete ten aanzien van vreemdeling 1. Dit betekent dat eiseres ten aanzien van vreemdeling 1 niet betwist dat zij aangemerkt kan worden als werkgever in de zin van de Wav. Ten aanzien van vreemdeling 2 betwist eiseres wel het werkgeverschap.
26. Zoals de minister terecht stelt, wordt als werkgever in de zin van de Wav aangemerkt degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten. De ruime invulling van het begrip werkgever in de Wav, brengt met zich dat het niet van belang is of met degene die de arbeid verricht een arbeidsovereenkomst is gesloten, of opdracht tot of toestemming voor het verrichten van de werkzaamheden is gegeven, of degene die de arbeid verricht daarvoor wordt beloond en of sprake is van een gezagsverhouding. Instemming met, respectievelijk wetenschap van de arbeid is voor de kwalificatie als werkgever in de zin van de Wav ook niet vereist. Het begrip 'arbeid laten verrichten' impliceert verder geen actieve rol: het enkel mogelijk maken van het verrichten van arbeid en het niet verhinderen daarvan, wordt ook opgevat als laten verrichten van arbeid.
27. Vreemdeling 2 is schoonmakend aangetroffen bij [handelsnaam] , Zij heeft zelf verklaard dat zij twee weken aan het werk was en dat normaal de vriendin van vreemdeling 1 in het café werkt. Zij deed dat ten behoeve van eiseres en eiseres kan daarom aangemerkt worden als werkgever in de zin van de Wav. Dat niemand wist wie zij was, maakt dus geen verschil. Het ligt op de weg van de werkgever om te controleren wie er werkzaamheden verricht. Verder moet iedere werkgever, groot of klein, beducht zijn op tewerkstelling van vreemdelingen. Dat de uitspraak van de Afdeling 14 december 2011 gaat over in- en uitleen met meerdere partijen in de keten, maakt dat niet anders. Dat eiseres geen wetenschap had van de aanwezigheid van vreemdeling 2 betekent niet per definitie dat zij zich wederechtelijk toegang heeft verschaft en dat is verder ook niet aannemelijk gemaakt. Eiseres heeft de sleutel aan vreemdeling 1 gegeven. Eiseres had toezicht moeten houden op wie er voor haar werkt. De minister was daarom gerechtigd om een boete op te leggen.
Is er sprake van overtreding van artikel 15a van de Wav ten aanzien van vreemdeling 3?
28. Eiseres voert aan dat er geen overtreding is van de Wav en voor zover die er wel is, eiseres geen enkel aanknopingspunt had om een poging te doen te achterhalen wie vreemdeling 3 is. Daarom kan de minister niet bewijzen dat eiseres een ernstige aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid valt aan te rekenen, dat zij niet binnen 48 uur de identiteit van iemand die zij niet kent, kon achterhalen.
29. De werkgever is op grond van artikel 15a van de Wav verplicht om binnen 48 uur de identiteit vast te stellen van een persoon van wie het vermoeden bestaat dat hij arbeid voor hem verricht of heeft verricht en dient de toezichthouder hierover te informeren door een afschrift van een identiteitsdocument te verstrekken. Uit de verklaringen van onder meer [C] en vreemdeling 2 blijkt het gerechtvaardigd vermoeden dat vreemdeling 3 voor eiseres arbeid heeft verricht. Daarom heeft eiseres de verplichting om binnen 48 uur afschriften van de identiteitsdocumenten van die persoon te verstrekken. Eiseres heeft hier niet aan voldaan. Eiseres had de identiteit van vreemdeling 3 bij aanvang van de werkzaamheden moeten controleren en zij heeft dat nagelaten. Dat zij stelt geen aanknopingspunten te hebben om een poging te doen te achterhalen wie vreemdeling 3 is, is niet aannemelijk nu het de partner van vreemdeling 1 betreft en overigens komt het voor rekening en risico van eiseres. Eiseres kon daarom niet volstaan met de enkele mededeling dat de gevraagde stukken er niet zijn.
Is eiseres werkgever in de zin van de Atw?
30. Eiseres voert primair aan dat zij de Atw niet heeft overtreden, omdat er geen sprake is van een gezagsverhouding ten aanzien van vreemdeling 1 en vreemdeling 3. Vreemdeling 1 had zich als zelfstandige gemeld. Er is dan geen sprake van een gezagsverhouding. Uit de verklaring van [D] kan niet de conclusie worden getrokken dat vreemdeling 1 en vreemdeling 3 onder gezag stonden van eiseres. Eiseres betaalde alleen vreemdeling 1 met de € 250,- per week die werd klaargelegd en niet ook vreemdeling 3.
31. De rechtbank stelt eerst vast dat uit het bestreden besluit volgt dat de minister alleen ten aanzien van vreemdeling 1 en vreemdeling 3 stelt dat artikel 4:3 van de Atw is overtreden.
32. De rechtbank overweegt dat in onderhavig geval niet is gebleken van een arbeidsovereenkomst tussen de vreemdeling 1 en eiseres en tussen vreemdeling 3 en eiseres. Voor de beoordeling of sprake is van een gezagsverhouding moeten daarom alle relevante feiten en omstandigheden worden beoordeeld.
33. De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht stelt dat eiseres als werkgever in de zin van art 1.1. van de Atw is aan te merken en er dus sprake was van het verrichten van werkzaamheden in een gezagsverhouding. Dit volgt reeds uit de verklaringen van [D] , vreemdeling 2, [C] en de waarneming van de inspecteurs. Daaruit volgt immers, zoals de minister ook stelt, dat [C] bedrijfsleider is van [handelsnaam] en verantwoordelijk voor het aannemen van schoonmaakpersoneel. [C] was ervan op de hoogte dat vreemdeling 1 en vreemdeling 3 [handelsnaam] schoon maakten en hij betaalde de vreemdelingen. Ook heeft [C] afspraken gemaakt over wat er moest worden schoongemaakt en wanneer ze klaar moesten zijn. Tot slot is vreemdeling 1 schoonmakend aangetroffen bij [handelsnaam] . Deze feiten en omstandigheden zijn voldoende voor het aannemen van een gezagsverhouding in de zin van de Atw.
34. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister eiseres terecht als werkgever heeft aangemerkt en ook dat zij artikel 4:3 van de Atw heeft overtreden. Eiseres heeft immers geen registratie verstrekt van de uren die vreemdeling 1 en vreemdeling 3 bij [handelsnaam] werkten. Hieruit volgt dat eiseres ten aanzien van beide werknemers in de periode van 30 oktober 2021 tot en met 26 november 2021 niet de (feitelijke) begin- en eindtijden heeft geregistreerd en derhalve geen deugdelijke registratie van de arbeids- en rusttijden heeft gevoerd. De arbeidsinspecteurs konden niet controleren of de Atw werd nageleefd ten aanzien van deze werknemer. Het in de bezwaarfase overgelegde werkrooster maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Uit de verklaring van [C] blijkt immers dat er in de onderzoeksperiode geen werkrooster was en de uren niet werden bijgehouden.
Is eiseres werkgever in de zin van de Wml?
35. Eiseres voert primair aan dat zij niet als werkgever van vreemdeling 1 en vreemdeling 3 aangemerkt kan worden, omdat er niet wordt voldaan aan de definitiebepaling van werkgeverschap in de zin van de Wml. Niet blijkt uit de verklaring van [D] dat vreemdeling 1 en vreemdeling 3 gedurende een bepaalde tijd onder gezag van eiseres schoonmaakwerkzaamheden hebben verricht voor eiseres. Verder werd alleen vreemdeling 1 betaald voor de werkzaamheden en niet ook vreemdeling 3. Eiseres betwist de gezagsverhouding.
36. Zoals de Afdeling in de uitspraak van 8 juni 2022 heeft overwogen, wordt op grond van artikel 18b, derde lid, van de Wml voor de toepassing van artikel 18b, tweede lid, van de Wml als werkgever aangemerkt degene in of ten behoeve van wiens onderneming, bedrijf of inrichting, een persoon arbeid verricht of heeft verricht of op grond van feiten en omstandigheden naar redelijk vermoeden een persoon arbeid verricht of heeft verricht. Dit geldt behoudens tegenbewijs. En voorts dat als feiten en omstandigheden wijzen in de richting van het bestaan van een dienstbetrekking, daarvan door de toezichthouder in principe wordt uitgegaan. Tegenbewijs door de werkgever is daarbij mogelijk. Dit geldt ook voor de vermoedelijke werkgever. De vermoedelijke werkgever zal aannemelijk moeten maken dat geen sprake is van een dienstbetrekking. Tegenbewijs is voor de vermoedelijke werkgever bijvoorbeeld mogelijk door de uitzendovereenkomst van de werkende persoon over te leggen of via de overeenkomst van aanneming van werk of een overeenkomst van opdracht waaruit blijkt dat de desbetreffende persoon niet zijn werknemer is. Enkel ontkennen dat sprake is van een dienstbetrekking, zonder nader bewijs, is niet voldoende.
37. De rechtbank oordeelt dat de door de arbeidsinspecteurs vastgestelde aanwezigheid van de schoonmakende vreemdeling in [handelsnaam] , bezien in samenhang met de verklaringen van eerder genoemde [C] , [D] , vreemdeling 2 en [E] het redelijke vermoeden rechtvaardigen dat vreemdeling 1 en vreemdeling 3 in de onderzoeksperiode van 1 mei 2021 tot en met 31 oktober 2021 arbeid verrichtten ten behoeve van eiseres, dat zij daarvoor betaald werden, dat zij persoonlijk arbeid verrichtten en dat zij dat deden onder gezag van eiseres.
Eiseres heeft de dienstbetrekking alleen ontkend, maar heeft geen tegenbewijs geleverd. De minister heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat eiseres artikel 18b, tweede lid, van de Wml heeft overtreden, omdat zij als werkgever niet de bescheiden heeft verstrekt, waaruit daadwerkelijk de door vreemdelingen in de onderzoeksperiode gewerkte uren en het uitbetaalde loon blijken. Gelet op die overtreding was de minister bevoegd om een boete en ook een waarschuwing preventieve stillegging van werk opleggen.
Is er aanleiding voor het opleggen van een lagere boete?
38. Eiseres voert aan dat de minister de hoogte van de boete niet juist heeft vastgesteld. Uit de grootboekkaarten 2021 blijkt dat vreemdeling 1 korter dan zes maanden voor eiseres heeft gewerkt. De boete moet dan vastgesteld worden op € 9.000,- per overtreding. Vreemdeling 1 heeft bevestigd, dat hij een overzicht heeft gekregen op welke dagen hij moet werken en hoeveel (van 6.00 tot 8.00 u in de ochtend, nog voordat er verder iemand was), maar dat de uren verder niet werden bijgehouden. [C] heeft verklaard dat er € 250 netto werd betaald. Omdat de uren en het bedrag corresponderen met wat er in de grootboekkaarten 2021 is opgenomen, is duidelijk dat het gaat om vreemdeling 1 en is niet vast komen te staan dat eiseres te weinig 'loon' of te weinig ‘vakantiebijslag' heeft betaald. Eiseres kent vreemdeling 3 niet, daarom is vreemdeling 3 niet terug te vinden in de grootboekkaarten 2021.
39. Op grond van artikel 8 van de Beleidsregel wordt de boete voor overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wml gematigd, als de werkgever onomstotelijk kan aantonen dat er sprake is geweest van een kortere tewerkstelling dan zes maanden. De minister heeft hierover terecht gesteld dat eiseres dat niet onomstotelijk heeft aangetoond. Vreemdeling 1 en vreemdeling 3 worden immers niet genoemd in de grootboekkaarten en [C] heeft verklaard dat hun werktijden niet werden bijgehouden.
Bestaat er aanleiding om de boetes op grond van de Wav, de Wml en de Atw te matigen?
40. De minister moet bij de toepassing van de bevoegdheid tot het opleggen van een boete wegens overtreding van de Wav, de Wml en de Atw, de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet de minister rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Dit is geregeld in artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De minister heeft beleid vastgesteld over het wel of niet opleggen van een boete en het bepalen van de hoogte daarvan. Ook als de rechter het beleid als zodanig niet onrechtmatig acht, moet de minister bij de toepassing daarvan in een individueel geval beoordelen of die toepassing in overeenstemming is met de hiervoor bedoelde wettelijke eisen aan de uitoefening van de boetebevoegdheid. Steeds moet de boete, zo nodig in aanvulling op of in afwijking van het beleid, zo worden vastgesteld dat deze niet onevenredig is. De rechter toetst het besluit van het bestuursorgaan zonder terughoudendheid.
41. Eiseres stelt ten aanzien van vreemdeling 2 subsidiair dat er geen sprake is van verwijtbaarheid en meer subsidiair dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Zij verzoekt primair af te zien van het opleggen van een boete en subsidiair de boete te matigen tot nihil of tot € 2.000,- wegens verminderde verwijtbaarheid. Eiseres licht dit niet toe, anders dan te verwijzen naar de bezwaargronden.
42. De rechtbank overweegt dat de minister de bezwaargronden die hier over gaan heeft besproken in het bestreden besluit. Het ligt op de weg van eiseres om aan te vullen of te vermelden waarom het standpunt van de minister in het bestreden besluit toch niet juist is.
Dat doet zij niet. Zoals hiervoor onder r.o. 27 uiteen is gezet, ligt het op de weg van eiseres om te controleren wie er werkzaamheden voor haar verricht. Dat heeft zij op geen enkele manier gedaan. Daarom is er hier in beginsel geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.