ECLI:NL:RBMNE:2025:1226

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 maart 2025
Publicatiedatum
21 maart 2025
Zaaknummer
16.314581-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel, mishandeling, bedreiging en vrijheidsberoving

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die is veroordeeld voor mensenhandel, mishandeling, bedreiging en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer 17 jaar het slachtoffer, aangeduid als slachtoffer A, onderdrukt en uitgebuit. De verdachte is met slachtoffer A een relatie aangegaan en heeft haar geïsoleerd van haar familie en vrienden. Slachtoffer A werd gedwongen tot huishoudelijke taken en had geen zeggenschap over haar eigen leven of financiën. De verdachte heeft haar met geweld en bedreigingen gedwongen tot arbeid en heeft jarenlang van haar uitkering geleefd. Daarnaast heeft de verdachte ook slachtoffer B, de ex-partner, gedwongen haar woning te verlaten en in de woning van slachtoffer A te gaan wonen, waarbij zij ook slachtoffer B van haar vrijheid heeft beroofd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar en tbs met dwangverpleging opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidivegevaar. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de misdrijven ondervonden hebben.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16.314581-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 februari 2025 en 21 maart 2025, op welke data de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft plaatsgevonden en het onderzoek is gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. D.M.A. van der Zwan en van wat verdachte en haar raadsman mr. C. Crince Le Roy, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Verder is kennisgenomen van wat de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , bijgestaan door haar advocaat mr. M.M. de Boer, en [slachtoffer 2] , bijgestaan door haar advocaat
mr. A. Koopsen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de pro forma zitting van 10 maart 2023 gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De officier van justitie heeft op de terechtzitting van 14 februari 2025 gesteld dat als gevolg van een kennelijke vergissing in de tekst van het onder 3 tenlastegelegde in de zesde regel (zoals weergegeven in de bijlage bij dit vonnis) is opgenomen “
een woning in [woonplaats] ”in plaats van “
een woning in [woonplaats]”. Zij heeft verzocht de tenlastelegging op dit punt gecorrigeerd te lezen, tegen welk verzoek de raadsman geen bezwaar heeft gemaakt.
De rechtbank herstelt deze vergissing door het laatste te lezen voor het eerste. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
1
in de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2020 in Almere, Weesp, Amsterdam en/of Kampen zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel door uitbuiting van [slachtoffer 1] en voordeel te trekken uit die uitbuiting, door [slachtoffer 1] bij verdachte te laten wonen en op te nemen in het huishouden en het gezin van verdachte en (vervolgens) [slachtoffer 1] te brengen in een situatie van gedwongen arbeid, dienstverlening en/of slavernij of daarmee te vergelijken praktijken, door (onder meer) [slachtoffer 1] contact met familie, vrienden en collega’s te laten verbreken, [slachtoffer 1] voortdurend onder controle te houden, instructies te geven en (vrijwel alle) huishoudelijke taken te laten verrichten, [slachtoffer 1] te mishandelen, te bedreigen en lijfstraffen te laten ondergaan, [slachtoffer 1] waardepapieren en geld af te nemen en [slachtoffer 1] te verplichten haar rekening, spaargeld en/of uitkering aan verdachte beschikbaar te stellen;
2
in de periode 13 december 2016 tot en met 31 december 2020 in Almere, Weesp, Amsterdam en/of Kampen [slachtoffer 1] meermalen heeft mishandeld door [slachtoffer 1] (met voorwerpen) te slaan, te stompen, te schoppen, aan haar haren te trekken, met tiewraps vast te binden, tape over de mond te plakken en/of met een mes te steken;
3
in de periode 13 december 2016 tot en met 30 september 2021 [slachtoffer 2] heeft gedwongen haar woning in [woonplaats] te verlaten en te gaan wonen in een woning in [woonplaats] (die op naam stond van [slachtoffer 1] ) en zich niet in [woonplaats] in te schrijven, door tegen [slachtoffer 2] te zeggen dat zij, verdachte, de werkgever van [slachtoffer 2] (de [werkgever] ) zou inlichten dat [slachtoffer 2] geen contact meer had met haar zoon, tenzij [slachtoffer 2] zou meewerken aan alles wat verdachte wilde, inclusief de gedwongen verhuizing;
4
in september 2021 in de woning van verdachte in [woonplaats] [slachtoffer 2] van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden, door de deuren van deze woning op slot te doen, de spullen van [slachtoffer 2] af te pakken, [slachtoffer 2] te dwingen zich ziek te melden op haar werk, [slachtoffer 2] permanent in de gaten te houden en haar te beletten de woning te verlaten;
5
op 6 oktober 1996 in [woonplaats] heeft geprobeerd [slachtoffer 2] van het leven te beroven door haar met een mes in de borst en/of in de rug te steken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tot en met 5 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal per feit de bewijsmiddelen [1] en -overwegingen weergeven.
Feiten 1 en 2
Bewijsmiddelen
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 25 augustus 2022, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] met als verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
U bent hier om aangifte te doen tegen:
[verdachte] , geboren [1961] te [geboorteplaats] . [2]
Aangeefster [slachtoffer 1] :
Mijn verhaal voor de aangifte [3]
Het is 2003 als ik mijn liefste ontmoet. [4] Met ‘mijn liefste’ bedoel ik [verdachte] . [5]
Alles gaat opeens snel. We verklaren elkaar onze liefde en het besluit is om bij [verdachte] in te trekken. Ze verwelkomt me met alle warmte, liefde en zorgzaamheid. En ook het kind, [zoon] , is blij met me.
Intussen verslechteren de contacten met mijn familie. Het contact wordt verbroken. [verdachte] zegt dat het beter is als ik helemaal uit mijn oude leven stap. Er wordt me een kans gegeven een nieuw leven te beginnen met [verdachte] en het kind. Mijn liefste houdt alles af, zodat ik alles achter me kan laten, zegt ze. Op mijn eigen benen kan staan, zonder (afhankelijke) relaties. [6] Zo ben ik beland in een nieuw leven. Geen contact meer met mensen uit mijn oude leven, met familie. Nu een gezin, een kind om voor te zorgen en een grote liefde. Ik kom terecht in een warm bad. [7]
Mijn liefste zegt opeens: ‘Ik ben zo teleurgesteld.’ Ze is teleurgesteld in mij. De opmerking van mijn liefste komt aan. De schuld neemt bezit van me. Ik voldoe niet aan de verwachtingen, ik stel teleur, ik doe het niet goed. [8]
Op de peuterspeelzaal gekomen (…) zie ik in mijn ooghoek iemand aan komen lopen. Het is een man. En ik zie en voel dat mijn liefste ziet dat ik hem zie en herken. Ik zie aan [verdachte] dat het heel erg mis is. De voordeur valt achter me in het slot en dan breekt de hel los. Mijn liefste gaat helemaal door het lint. Voor ik besef wat er gebeurt, heb ik de eerste klappen al gehad. Een regen van vuisten komt op me neer. In mijn gezicht, op mijn oog. Het blijft maar doorgaan. Ik weet niet wat me overkomt en ben als bevroren, alles in me is verlamd. Even later zit ik op de grond. Er wordt tegen me geschreeuwd. Hoe slecht ik ben, vies en smerig. Ze stormt weer op me af en het begint opnieuw. Ze knijpt mijn keel dicht en ik krijgt geen lucht meer. Ik verlies mijn bewustzijn. Als ik bijkom is niets meer hetzelfde. Mijn wereld is voorgoed veranderd. Ik ben nergens meer veilig. [9]
Die avond komt mijn vriendin op bezoek, het laatste contact met mijn verleden. Wij vertrekken de volgende ochtend naar Frankrijk en zij zal op het huis passen. Het lijkt mijn liefste het beste dat ik voor die ontmoeting in bed ga liggen, in een donkere slaapkamer, om mijn blauwe oog en bloeduitstortingen te verbergen. lk heb zogenaamd migraine. Als mijn vriendin komt, praat ze eerst met mijn liefste, daarna komt ze naast me zitten in de slaapkamer en praten we over koetjes en kalfjes. lk vertel niet wat er is gebeurd. Als ze weg is, vertelt mijn liefste dat zij mijn vriendin heeft verteld hoe ik me heb misdragen en dat dit zo pijnlijk is voor mijn liefste. [10]
[verdachte] is erg dominant en controlerend. Op een gegeven moment bepaalde zij alles. Dat ging heel geleidelijk. Ik mocht zelf niet beslissen wanneer ik naar bed ging of wat ik at. Ik moest de hele tijd bereikbaar zijn, 24 uur per dag. Ik moest altijd op de plek zijn waar ik moest zijn, anders had ik een probleem. Ik was de hele dag bezig om alles te doen zoals ik het moest doen. Als het niet zo ging, was dat aanleiding voor straf. [11] Ik word in de gaten gehouden, ik word gebeld, er wordt gecheckt waar ik ben. [12]
Schiet op jij, zegt [verdachte] . Er ligt een hele lijst klaar voor je op tafel en dat is niet voor de hele week, dat is voor vandaag. Ik wil weten wat je gaat doen. Je komt me elke keer vertellen wat je hebt gedaan. En nu ga je eerst dweilen want het is een smerige bende hier. Heb je me gehoord? Geef antwoord hoer als ik je wat vraag. [13]
Uiteindelijk mag ik niet meer zelf iets te eten pakken. Mijn liefste maakt mijn ontbijt klaar, mijn lunch en schept mijn avondeten op, zodat ik niet ‘te veel vreet’. Eerst werken dan vreten. lk heb niets te willen, dit is niet mijn huis. [14] Soms moet ik de vingers in mijn keel steken om te laten zien wat ik heb gegeten. Mijn liefste trekt me van de wc en bekijkt het resultaat. Het is niet genoeg. Aan mijn haren word ik de wc uitgesleept en ik krijg klappen in mijn gezicht en overal waar ik geraakt kan worden. [15]
Ik moest om half 6 op om [zoon] naar school te brengen. Ik deed al het huishoudelijk werk en ik had geen pauze. [16] Schoonmaken, afwassen, de boel opruimen, de bedden verschonen, dweilen, boenen, de wc schrobben, de kattenbak verschonen, koken, werkstukken voorbereiden en huiswerk overhoren. Ik doe het nooit goed. [17] Ik wist niet wanneer we gingen eten en of ik te eten kreeg. Als ik het ene klusje had gedaan, stond het volgende klusje alweer klaar. [18] Deed ik iets niet perfect, dan werd ik afgestraft. Ik werd opgejaagd als ik achter liep met mijn taken. Ik kreeg tijdlimieten hoe lang ik over een klusje mocht doen. De tijdslimieten waren niet haalbaar. Ik kreeg bijvoorbeeld 5 minuten voor de keuken, afwassen, drogen, opruimen; dat was niet haalbaar. [19]
Je bent lelijk en stelt niets voor zegt [verdachte] . Je bent alleen maar hier om het kind naar school te brengen, de boel op te ruimen, uittreksels te maken. En zelfs dat kun je niet. Jij verziekt alles. Je verdient nog veel meer klappen. Wacht maar tot ik je echt te grazen neem, dan zou je willen dat je nooit geboren was. Martelen zal ik je, maandenlang, stukje voor beetje je laten doodbloeden. Lang, heel lang laten lijden, tot je het uitkrijst. [20]
Mijn liefste is woedend dat [zoon] is gevallen, dat is mijn schuld. Ik krijg slagen met de deegroller. [21]
Mijn liefste pakt me beet en ik word op de grond gegooid. Kleren moeten uit. Ik lig op mijn buik, mijn handen en voeten worden aan elkaar gebonden met touw achter mijn lichaam, ik ben doodsbang. Dan krijg ik slaag met een riem. En steeds komt mijn liefste terug om me nog een keer de volle laag te geven met de gesp van de riem. Op mijn blote rug, armen en benen.
Ik struikel met een kop koffie. Mijn liefste is woest. Mijn liefste bindt me vast met tiewraps. Mijn handen worden op mijn rug gebonden. Ze plakt mij mond dicht met tape. Zo moet ik uren achter elkaar op de grond zitten. [22]
Een verkeerde oogopslag, intonatie, toon… er is altijd wel iets wat ik verkeerd doe volgens mijn liefste. Dan moet ik stil staan om de slagen van de ijzeren ketting op te vangen. Op mijn rug, mijn benen, mijn billen. Mijn liefste slaat met kracht om mij een lesje te leren. Ik krimp ineen elke keer als de ketting met volle kracht mijn rug raakt. [23]
We zitten in de auto. Ik moet me focussen op de weg, ook tijdens de klappen. Ook als mijn haar vastgepakt wordt en naar achter wordt getrokken en ik word bewerkt met de glashamer en het bloed langs mijn hoofd in mijn t-shirt stroomt. Of als ze op mijn knie slaat met de glashamer. [24]
Mijn zenuwen zijn overbelast van alle klappen die ik steeds krijg. De messteken in mijn armen en schouders. De tiewraps die strak om mijn polsen worden gebonden. [25]
Ik loop het gebouw van mijn werk binnen. Ik ben altijd bereikbaar voor mijn liefste; 24/7. Ik moet ook altijd meteen opnemen anders breek de hel los als ik thuiskomt. En dus reageer ik meteen op haar telefoontjes. Dat wil ze. Hoe zal het zijn als ik thuis kom? Volgens mijn liefste heb ik me weer misdragen. Ik krijg ervan langs met een verlengsnoer met een grote schakelaar eraan die telkens weer op mijn rug neerkomt. Helse pijnscheuten schieten door mijn lichaam. Dan komt het moment dat ik me ziek meld. Het gaat niet meer, in twee werelden leven. Ik loop steeds strammer door de klappen, stompen en schoppen die ik bijna dagelijks krijg. [26]
[verdachte] wilde niet meer dat ik ging werken. Ik deed thuis alles en dat was een full time job. [verdachte] vond dat er genoeg geld binnenkwam van mijn uitkering en het geld van [slachtoffer 2] . [27] Ik had mijn eigen rekening en pas, maar [verdachte] beheerde alles. Zij had de beschikking over mijn rekening. lk had in het begin het beheer over mijn eigen pasje; later had [verdachte] mijn pasje. [28] Ik kreeg wel eens mijn eigen bankpas mee als ik boodschappen moest doen, maar ik mocht niets anders kopen. Als ik thuis kwam moest ik deze weer inleveren. [verdachte] bewaarde deze in een kast in de woonkamer. Dat was een soort archiefkast, een ijzeren kast. Daar bewaart zij al het geld en bankpassen, mijn rijbewijs en identiteitskaart. De sleutel van deze kast bewaarde zij in haar zak en 's nachts onder haar kussen.
Ik sliep op zolder. In de nacht ging ik niet uit bed omdat [verdachte] mij in de gaten hield. De voordeur zat op slot en de sleutels lagen in die afgesloten archiefkast. Ik kreeg meestal de huissleutels ook niet mee als ik [zoon] weg bracht. [29]
Vaak word ik voor het slapen gaan met de grond gelijk gemaakt. Ik stop mijn vingers in mijn oren zodat ik het niet hoef te horen, maar dat mag niet, dan krijg ik een klap of een harde stomp. Ik moet reageren zodat mijn liefste zeker is dat ik heb gehoord hoe slecht ik ben, hoe manipulatief, dat ik altijd alles verziek, dat ik een profiteur ben, een narcist, een gek, een hoer, een nietsnut. Mijn liefste zegt dat ik thuishoor in een gesloten inrichting. Dat zij zal zorgen dat ik opgesloten word, voorgoed. Omdat ik door en door slecht ben en alleen mijn liefste dit ziet. [30]
Mijn liefste haalt de aluminium stok van de bezem. Elke keer dat ik iets verkeerd doe, krijg ik er van langs. lk moet naar boven. Daar doet mijn liefste me tiewraps om op de rug. lk moet daar zitten en geen geluid maken. Even later komt mijn liefste terug met de aluminium stok en begint te slaan. Op mijn hoofd, mijn schouders, mijn rug, mijn armen. Ze slaat en weet van geen ophouden. Dan breekt de aluminium buis af. [31]
Mijn liefste en het kind gaan op vakantie. Ik blijf thuis. De binnendeuren in het huis moeten geschilderd. Ook moet het hele huis schoongemaakt en opgeruimd. Ik moet alle telefoonnummers in de telefoons zetten die zij meenemen. Maar het gaat niet snel genoeg volgens mijn liefste. Voor ik het weet ben ik beetgepakt. Bij mijn haren word ik van de kruk afgetrokken, dan de trap af naar beneden. Nog steeds aan mijn haren word ik de gang ingesleept. Daar moet ik mijn schoenen aandoen. Dan sta ik op straat. ‘Over drie dagen kun je je melden’. Op zoek naar eten en drinken. [32] 's Nachts heb ik het ijskoud; geen jas, geen schuilplaats, een kartonnen doos als overnachtingsplek.
Ik breng hen naar het station en rijd terug naar huis. Mijn lichaam is bont en blauw. [33] Ik heb hoofdpijnen en kan niets meer. Dan belt mijn liefste. Wat ik aan het doen ben. lk zeg dat ik op de bank lig. Dat is niet de bedoeling. lk heb beloofd de binnendeuren te schilderen. Daar kan ik maar beter mee beginnen, anders komt het niet af.
Het stinkt naar verf. De ramen kunnen niet open; mijn liefste heeft de sleuteltjes mee. [34]
Ik praat niet met buren en ze weten mijn naam ook niet. Ik spreek met niemand.. [35] We zitten niet in de tuin want dan zijn we zichtbaar voor de buren. Ik mag niet gezien worden, niemand mag mijn naam mag weten. lk leid een verborgen leven. Weggestopt. En ik heb met niemand meer contact uit mijn vroegere leven. Niemand weet waar ik nu woon. En niemand weet nog van mijn bestaan, zegt mijn liefste. En daarom kan ik 'zomaar verdwijnen'. [36]
Ik moet in de gang zitten. Of ik word ik verbannen naar het tuinhuis, zonder geld, zonder ID. Omdat het onhoudbaar is met mij in huis. Omdat er niet met mij te leven valt. [37]
Jij moet gewoon dood. Ze moeten jou martelen. Dat is je verdiende loon. Kijk maar uit, anders laat ik je ophalen. Een telefoontje en het is gebeurd. Dan komen ze je 's nachts halen, geen haan die er naar kraait. Dan word je meegenomen naar Roemenië. Ik zorg ervoor dat je kapot wordt geneukt. Niemand die je zal missen. Er zal geen spoor naar mij leiden, daar zorg ik wel voor. Ik hoef maar één telefoontje te plegen en dan ben je niet meer veilig. Zal ik dat doen? Of doe je gewoon wat je gevraagd wordt en hou je gewoon je bek dicht? [38]
Ik lig op de grond. Mijn liefste zit bovenop me. Een flinke trap en je nek is gebroken. Dan ben je verlamd van top tot teen en zit je de rest van je leven in een rolstoel. Is dat wat je wilt? Dat kan zo geregeld worden. [39]
In juli 2019 word ik weggestuurd voor een paar dagen omdat ik 'onhoudbaar' ben thuis. Ik besluit een nieuwe ID en bankpas aan te vragen. [verdachte] is woedend. Als ik thuiskom wordt meteen mijn nieuwe bankpas en ID afgenomen en in de afgesloten kast gelegd. [40]
Tijdens de relatie hebben wij gewoond in [woonplaats] en op het [adres] in [woonplaats] . [41]
Lijst met meest voorkomende mishandelingen / misbruik
fysieke mishandeling
• stompen op mijn gezicht;
• klappen in mijn gezicht;
• aan mijn haren trekken;
• met de glashamer slaan op mijn hoofd, schouder en been; [42]
• met het uiteinde van een verlengsnoer op mijn rug en hoofd slaan;
• mij naakt in de ijskoude gang laten overnachten;
• mijn mond dicht tapen met plakband;
• mijn polsen achter mijn rug met tiewraps vastbinden en me nachtenlang naakt en vastgebonden in de badkamer laten zitten;
• mijn benen vastbinden met tiewraps;
• met schoenen met ijzeren punten schoppen tegen mijn schenen, (onder)benen, rug, buik terwijl ik op de grond lig;
• aftuigen met een ijzeren ketting op mijn rug, billen, benen, soms hoofd;
• aftuigen met riem met gesp eraan op mijn rug, billen, benen, soms hoofd;
• slaan met een bezemsteel;
• met messen bewerken, op mijn hoofd, armen, handen, schouders;
• met een deegroller op de schouders, armen en handen slaan;
• in mijn nek trappen terwijl ik mijn bloed van de vloer moest likken;
• van de trap af sleuren aan mijn haar; [43]
psychische mishandeling
• mij bedreigen met lijfstraffen;
• mij onmogelijke ultimatums (paar minuten) stellen voor huishoudelijke taken en bij het niet kunnen nakomen ervan lijfstraffen toepassen;
• mij dwingen tiewraps, riemen, stokken, messen, kettingen klaar te leggen als waarschuwing voor wat gaat komen;
• mij bedreigen dat ik 's nachts zou worden opgehaald om afgevoerd te worden naar Roemenië waar ik verkracht en gemarteld zou worden; [44]
• mij bedreigen dat ze mijn nek zou breken zodat ik de rest van mijn leven in een verzorgingstehuis zou zitten;
• mij bedreigen dat ik verkracht zou worden;
• mij bedreigen dat ze me zou vermoorden;
• mij vertellen hoe ze me jarenlang zou martelen;
• mij vertellen hoe ze me zou laten verdwijnen;
financieel misbruik
• ik had geen beschikking over mijn eigen passen of geld, zij had mijn passen in een afgesloten kast liggen, waarvan zij de sleutels dag en nacht bij zich had;
• ik mocht niets voor mezelf kopen, voor alles moest ik steeds toestemming vragen;
• zij haalde steeds geld van mijn rekening;
• als we op stap gingen nam ze altijd mijn passen mee en haalde dan geld uit de geldautomaat van mijn rekening (E 300 / 500), ik zelf zag er nooit een cent van;
• zij bestelde veel spullen/eten/medicijnen via internet, ook met mijn pas;
• ze heeft op de spaarrekening 45.000 euro gespaard en op [zoon] spaarrekening 25.000 euro, ook gespaard van mijn geld al die jaren, maar alles staat op haar rekening (en ze zei altijd: 'jij krijgt er geen cent van');
• ze maakte altijd mijn geld elke maand op, zodat ik niets heb kunnen sparen; [45]
huisslaaf
• van 's ochtends vroeg totdat ik naar bed mocht, was ik aan het werk;
• eeuwige lijstjes met huishoudelijke taken en opdrachten voor school die ik af moest werken en door haar laten controleren;
• geen beloning voor gedane arbeid;
• niet zelf bepalen wanneer te stoppen met werken, wanneer te eten, wanneer te slapen, wanneer op te staan, wanneer even een pauze om te ontspannen;
• altijd alles opruimen en schoonmaken;
• alle smerige karweitjes doen: kattenbak, vuilnis, wc's, kots/bloed/poep opruimen, smerige spullen/vuile was uitspoelen, drollen uit de tuin halen;
• verplicht op m'n knieën elke dag de vloer schrobben/dweilen;
• alle boodschappen opruimen, sorteren en alle voorraden in de computer zetten en bijhouden;
• alle smerige vaat doen binnen vastgestelde tijd;
• vaak pas wat te eten krijgen als ik eerst gewerkt had, ik at altijd de oude troep op of dingen die over datum waren en het allergoedkoopste voedsel werd voor mij besteld;
• lijfstraffen lagen altijd op de loer als ik de dingen niet goed deed en het was nooit goed genoeg, altijd had [verdachte] iets aan te merken op wat ik had gedaan. [46]
Een
geschrift: een brief van 29 oktober 2021 [47] van [dermatoloog] , dermatoloog van U-Clinic Amsterdam, betreffende een beschrijving van littekens bij [slachtoffer 1] , met als verklaring van dermatoloog [dermatoloog] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Gezien de uitgebreidheid van de littekens onmogelijk een schriftelijk gedetailleerd verslag te schrijven, hieronder een overzicht:
Honderden littekens over het gezicht en lichaam zichtbaar. Met name bovenarmen, schouders, bovenrug en rechter bovenbeen.
In het gelaat tot 2cm ongeveer, recht en dun streepvormige littekens.
Op bovenrug, bovenarmen, schouders en rechter en linker bovenbeen (rechter bovenbeen meer dan links) schuine streepvormige littekens, hoekige littekens en op polsen dorsaal enkele kromme littekens. Op de buigzijde van digitus 2 linkerhand een recht litteken van top tot basis van de vinger.
Diagnose: Honderden littekens.
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 7 december 2022 [48] betreffende een ‘
eerste indruk GGD-arts’ met als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 23 november 2022 zijn foto’s gemaakt van het letsel van [slachtoffer 1] in het bijzijn van GGD-arts dr. [GGD-arts] van GGD Utrecht.
De eerste indruk van de forensisch arts is het volgende:
Bij lichamelijk onderzoek valt op dat de meeste littekens zich aan de buitenzijde van lichaamsdelen bevinden en dan met name de buitenzijde van de onderarmen en de bovenarmen, hoog op de rug en schouders, en aan de buitenzijde van het rechter bovenbeen. Wat verder opvalt is dat de meeste littekens (ook die in het gezicht) relatief 'recht' zijn, dat wil zeggen niet zigzag, of krom verlopend, geen winkelhaken. Wat ook opvalt is dat de meeste littekens 'smal' zijn. Verder zijn er geen of bijna geen letsels op de binnenzijde van boven- en onderarmen. Op buik en borst zitten geen littekens.
Ten aanzien van enkele letsels met een duidelijk verhaal het volgende: [49]
- De status van het rechter oor past goed bij een botsend of stotende krachtsinwerking op het oor;
- Het verticale litteken op het voorhoofd past mogelijk bij de geschetste toedracht (slaan met een balk);
- Het gevorkte litteken onder het rechter oog past mogelijk bij de geschetste toedracht (markeren);
- Het letsel op de linker pols kan mogelijk passen bij de geschetste toedracht. (knippen in huid bij losknippen tiewrap).
Concluderend: de meeste letsels zouden zo veroorzaakt kunnen zijn.
Opvallend is het gebrek aan dynamiek in de meeste letsels (recht, ononderbroken) alsof er geen beweging of verzet is geweest. [50]
Een
proces-verbaal van verhoor getuigevan 14 februari 2023 [51] , met als verklaring van [getuige 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: U heeft verschillende pogingen gedaan om contact met haar te krijgen maar dat is niet gelukt?
A: Klopt, ik heb ook nog kaartjes gestuurd, aangebeld, langsgereden, gebeld en gemaild.
V: Wat was volgens [verdachte] daar de oplossing voor?
A: Rust, reinheid, regelmaat. Geen contact met familie.
V: Hoe verliep het laatste bezoek dat je aan [slachtoffer 1] bracht?
A: lk was daar om de sleutels op te halen omdat ik voor hun planten ging zorgen. lk trof [verdachte] , die vertelde dat [slachtoffer 1] een migraineaanval had en dat ze op bed lag en dat ik niet meteen naar haar toe kon. lk ben toch even naar [slachtoffer 1] gegaan, haar kamer was donker, ze lag op bed, ik heb haar niet kunnen zien. Ze was niet echt aanspreekbaar, ze had nauwelijks gereageerd. lk heb haar een fijne vakantie en sterkte gewenst. [52]
Een
proces-verbaal van bevindingen buurtonderzoekvan 16 december 2022 [53] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bewoonster [getuige 2] verklaarde dat:
• [verdachte] en [slachtoffer 1] de achterburen zijn;
• [verdachte] agressief overkwam en gewelddadig was;
• zij [slachtoffer 1] in al die jaren maar een stuk of 10 keer gezien heeft;
• [slachtoffer 1] altijd alles deed in het huis;
• zij hiermee bedoelt dat [slachtoffer 1] de tuin onderhield en de boodschappen deed;
• [slachtoffer 1] altijd heel schuw was; [54]
• zij weleens een praatje probeerde te maken met [slachtoffer 1] maar zij bijna niks terug zei. [55]
Bewoners [getuige 3] en [getuige 4] verklaarden dat:
• zij [slachtoffer 1] geen leuke vrouw vonden, omdat zij nooit iets zei;
• zij [slachtoffer 1] asociaal vonden, omdat ze nooit iets zei en je nooit aankeek;
• [slachtoffer 1] altijd in de tuin aan het werk was of boodschappen aan het doen was;
• [verdachte] altijd naar [slachtoffer 1] schreeuwde of zij de boodschappen wel had gedaan; [56]
• [slachtoffer 1] [zoon] altijd naar school bracht;
• [getuige 4] [slachtoffer 1] weleens bij het centrum in de buurt van het station in de avond en nacht zag rondlopen;
• [slachtoffer 1] dan niets zei;
• zij [slachtoffer 1] weleens in de ochtend zagen thuiskomen en dat [slachtoffer 1] dan op de deur klopte en [verdachte] de deur open deed zodat [slachtoffer 1] naar binnen kon;
• [verdachte] duidelijk de man in het gezin was en bepaalde wat er gebeurde;
• [verdachte] ook degene was met geld;
• zij [slachtoffer 1] weleens met rode vlekken en krassen in hun gezicht gezien hebben. [57]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 14 februari 2023 [58] betreffende ‘
Dagboeken’, met als bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb gekeken naar beslag van de doorzoeking op 13 december 2022 op het adres [adres] [woonplaats] : ‘dagboeken’. Het is zeer aannemelijk dat de meeste dagboeken zijn geschreven door [verdachte] omdat onder andere wordt geschreven over ‘ [zoon] haar zoon’, ‘ [slachtoffer 1] ’ en ‘ [slachtoffer 2] ’, waarbij ‘ [zoon] ’ staat voor [zoon] , ‘ [slachtoffer 1] ’ voor [slachtoffer 1] en ‘ [slachtoffer 2] ’ voor [slachtoffer 2] .
Dagboek blauw 2011
27-9-2011: [slachtoffer 1] > tuinhuis gestuurd. Gaf [zoon] de schuld (wéér!) dat ze te laat binnen waren na buitenspelen. "Niet eerlijk" zei madame! Wat is niet eerlijk?? 8 jr. de hoer en vernederingen. Dat is eerlijk!!
3-11-2011: [slachtoffer 1] tuinhuis > ma ochtend. [59]
Dagboek blauw 2012
2-5-2012: [slachtoffer 1] > tuin / onhoudbaar hier thuis te veel spanningen.
20-10-2012: herfstvakantie: [slachtoffer 1] > tuinhuis t/m zo 4-11-12. [60]
Dagboek blauw 2013
31-3-2013: [slachtoffer 1] is echt onhoudbaar hier in huis! De sfeer + spanning is echt verschrikkelijk. Om 11.00 stuur ik haar > tuinhuis. Ik ben het spuugzat.
31-3-2013: [slachtoffer 1] > tuinhuis wegens rotgedrag.
27-4-2013: [slachtoffer 1] tuinhuis 2 wk, meivakantie 2 weken. [61]
Klein zwart boekje - vrijdag 3 mei 2013 — woensdag 8 mei 2013
Laat haar maar op de tuin. Alles is kapot, het bedrog, de viezigheid. KLAAR-KLAAR-KLAAR.
Als [slachtoffer 1] er is, is er altijd stress en ellende. Die viezigheid van haar "opgew" bij iedereen.
Wel maak ik me zorgen om hoe het financieel moet als [slachtoffer 1] er niet meer is...
Alles bij dat gore wijf gaat stuk/vervuild, ze is zo vies! Ik ben woedend.
Vanochtend heb ik dat wijf uitgefoeterd. Ik ben er helemaal klaar mee! Klaar, klaar, klaar!
Altijd is alles vies + kapot bij dat rotwijf!
Ik moet goed onthouden wat ze allemaal aan ranzigheid, achterbaksheid uithaalt.
Al die vieze flirtpartijen overal (man peuterspeelzaal).
Heel lui, mij niet laten uitpraten.. [62]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 23 maart 2023 [63] betreffende ‘
Digitale dagboeken’, met als bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb gekeken naar beslag van de doorzoeking op 13 december 2022 op het adres [adres] [woonplaats] : ‘digitale dagboeken’.
De citaten hieronder zijn een greep uit de zoekresultaten. Uit de context kan ik opmaken dat het zeer aannemelijk is dat de citaten uit deze dagboeken zijn getypt door [verdachte] omdat er vaak gebruik wordt gemaakt van de termen ‘ [slachtoffer 1] ’, ‘ [zoon] ’ en ik:
26-6-12: Die tuin geeft haar de mogelijkheid de hoer uit te hangen.
4-3-13: Bij [slachtoffer 1] is alles vies en plakkerig en heel veel maakt ze kapot. Dat is mijn grote ergernis. Ook het achterbakse en het leugenachtige. En altijd die scherpe gemene ondertoon en opmerkingen.
18-6-14: [slachtoffer 1] misdroeg zich weer als smerige zoals gewoonlijk.
9-7-14: Na het zoveelste snauwen zeg ik dat ze naar het tuinhuis kan gaan. Hier is het niet meer houdbaar. Boos zegt ze dat ze nooit iets goed kan doen. Belachelijk.
16-7-14: Ik zeg dat ze haar viezigheid bij zichzelf moet houden.
29-9-14: Met [slachtoffer 1] is ook erg zwaar voor hem. Dezelfde egoïst. Dezelfde viespeuk. Dezelfde manipulator.
5-10-14: [slachtoffer 1] gedraagt zich weer als de hoer en het nare gemene snauwwijf.
11-2-15: [slachtoffer 1] komt weer thuis met een kut mood. Ze mankeert weer van alles volgens zichzelf. De hele godganse dag is ze met zichzelf bezig. Onbegrijpelijk wat een egoïst.
1-5-15: Vanochtend is [slachtoffer 1] naar de tuin in [woonplaats] . Ze maakt ons helemaal kapot met haar egoïstische en egocentrische gedrag, dag in dag uit.
17-11-18: Het huis is een puinhoop. Overal viezigheid [slachtoffer 1] maakt ook niet meer schoon. [64]
20-4-19: Dat kutwijf.
7-8-19: [slachtoffer 1] is ernstig psychisch ziek, meerdere persoonlijkheden, narcistisch en projecteert alles op mij.
[slachtoffer 1] verklaarde dat [verdachte] helderziend zou zijn en dat ze regelmatig tot de engelen sprak en dat [verdachte] doorgaven kreeg, onder andere voor [slachtoffer 1] . Onderstaande stukken zijn word-documenten uit de map 'dagboeken' of 'DG' op de harde schijf. Het is zeer aannemelijk dat [verdachte] dit heeft getypt omdat ze vragen stelt die betrekking hebben tot haarzelf in de 'ik-vorm', omdat het soms over ‘ [slachtoffer 1] ’ en ‘ [slachtoffer 2] ’ gaat en omdat ze aan het begin van de zin waarbij ze de vragen stelt beginnen met ‘ [verdachte] ’. [65]
20 juli 2004... / gegeven aan [slachtoffer 1] op vrijdag 23 juli 2004 (bijlage 5)
Er zijn twee zuivere spirituele mensen om je heen op aarde en die ken je... dat is mevrouw [A] en dat is [verdachte] ...verder luister je naar niets of niemand...
[verdachte] heeft je namen doorgegeven waar je zonder aarzeling het contact mee moet
verbreken... [66]
Laat de herinneringen varen en alles wat je nog vindt in je huis of in je omgeving wat linkt aan dit verleden en deze immense duisternis doe je zonder er verder bij na te denken weg...zonder enige aarzeling...houdt daarbij de werkwijze aan die [verdachte] je heeft getoond...
[verdachte] heeft veel laten staan voor de begeleiding van jou en je bent verplicht haar met grote achting te behandelen...
Je hebt meer aan [verdachte] te danken dan je ooit zult beseffen...
We hebben je een van de allerbeste aardse zuivere beqeleiders geschonken deze tijd die je maar kan wensen. ..
Deze doorgave mag nimmer iemand lezen...dat weet je... geef gehoor aan dat wij van je
verwachten. [67]
31 augustus 2005 (bijlage 7)
Dit document bevat een doorgave voor [verdachte] zelf. Het gaat over een eventueel vertrek naar Frankrijk met [zoon] en ‘haar’. Omdat ze altijd met z'n drieën zijn is het zeer aannemelijk dat er met 'haar' [slachtoffer 1] wordt bedoeld:
Zij is flink geestesziek en het is maar de vraag of ze dat overleeft en dat klinkt hard maar zij mag jou niet in de weg staan...
In Frankrijk moet je haar flink hard laten werken en het is aan jou bezig te gaan met [zoon] en niet andersom...
Laat haar erg hard werken...
Voel je niet schuldig over jouw uitbarstingen... natuurlijk is ze daar bang voor maar ze moet ook inzien dat ze jou. jullie, niet zo mag belasten... [68]
25 februari 2006 (bijlage 8 en 9)
[slachtoffer 1] verklaarde dat ze op bovenstaande datum naar de spoedeisende hulp in het ziekenhuis moest. Dit document bevat een kort stukje doorgave voor [verdachte] en een stuk gericht naar [slachtoffer 1] van deze dag:
Ze zullen zeker vragen hebben over littekens en denken dat je mishandeld wordt of jezelf verminkt...niets van dat alles...wees zakelijk en sterk...je kunt het.
Wij geloven in je en [verdachte] en [zoon] ook...dat ben je hun toch ook verplicht...
Kijk eens uit wat voor een moeilijke situatie ze komen en ze hebben jou het vertrouwen
gegeven...nu de tijd om het waar te maken...
Ook moet je je familie loslaten...we hebben al eerder gezegd, dat is niet je familie... [69]
Het
proces-verbaal van bevindingenvan 19 januari 2023 [70] betreffende onderzoek naar audiobestanden die zijn aangetroffen op een harde schijf die in beslag is genomen tijdens de doorzoeking op 13 december 2022 op het adres [adres] in [woonplaats] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In grote lijnen hoorden wij, met betrekking tot de toon en inhoud, de volgende zaken meermaals terugkomen in gesprekken tussen [verdachte] en [slachtoffer 1] . Wij hoorden dat:

de toon van [verdachte] in deze gesprekken vaak boos en/of dwingend was;

[verdachte] vaak haar stem verhief en schreeuwde;

[verdachte] het grootste deel van de tijd aan het woord was;

[verdachte] tegen [slachtoffer 1] zei dat ze een DIS-persoonlijkheidsstoornis heeft, narcistisch is en dat ze psychiatrische problemen heeft;

[slachtoffer 1] af en toe tussen [verdachte] probeerde te komen, maar zij meestal afgekapt werd door [verdachte] .
Een
proces-verbaal van verhoor getuigevan 11 januari 2023 [71] , met als verklaring van [getuige 5] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
A: [verdachte] is een vrouw met wie ik in de jaren 80 kort een relatie had. Het was een relatie met geweld. [72]
Het ging heel heftig, het was een relatie met hoogtepunten en diepe dalen. [verdachte] was heftig, snel in conflicten met mensen. Ze had goede en leuke kanten.
[verdachte] was ontzettend jaloers, zij voelde zich snel tekortgedaan.
Ik ben heel snel met haar gaan samenwonen. [verdachte] ging dingen zeggen over vrienden en familie. Ik had het gevoel alsof zij mij ervan los wilde weken.
Er zijn momenten geweest dat zij weg was, dat zij mij belde of ik thuis was, 's avonds of ’s nachts.
V: Je zei dat jouw relatie met [verdachte] een relatie met geweld was. Wat bedoel je daarmee?
A: Dat ik mishandeld werd. Als zij haar frustratie niet kon uiten, dat zij mij mepte. [verdachte] kon heel boos worden. [verdachte] zei dat ze iets niet zo bedoelde, of zeggen dat zij van mij hield. Of het bij mij leggen dat die reactie bij haar kwam. [73] Dat het mijn schuld was dat zij ging meppen, had ik mij maar anders moeten gedragen. Ik weet nog dat zij een keer huilend op de grond zat. Ze zei, ik sla ook iedereen. Ik sla jou, ik sla [B] , dat was haar vorige vriendin.
V: Hoe uitte dat geweld zich nog meer?
A: Fysiek geweld alleen slaan.
V: Wat voor ander geweld was er nog meer behalve fysiek geweld?
A: In de vorm van kleineren. Als zij dingen heel moeilijk vond, dan ging zij weg en ging zij mij bellen, dus ook 's nachts, dan hield zij mij wakker.
V: Hoe uitte dat kleineren zich?
A: In opmerkingen hoe ik mij gedroeg, over mijn kleding of dat ik lelijk was, dat soort dingen. Als ik een afspraak met iemand had of er was bijvoorbeeld een borrel van mijn werk, wilde [verdachte] van tevoren precies weten hoe laat ik thuis zou zijn.
En dan moeilijk erover doen als dat niet gebeurde. Als wij op straat liepen, zei [verdachte] altijd dat ik naar anderen keek. Zij was ziekelijk jaloers. [74]
V: Van wanneer tot wanneer heb jij een relatie met [verdachte] gehad?
A: We zijn in 1988 gaan samenwonen. We hebben denk ik 1,5/2 jaar samengewoond.
Er gingen een heleboel dingen moeizaam tussen ons. Ik voelde me opgesloten en ik wilde ruimte en ik wilde lucht. [75]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 23 januari 2023 [76] betreffende een videogesprek met [getuige 5] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 6] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[getuige 5] verklaarde dat alles waar [verdachte] zich onzeker of gefrustreerd over voelde, zich uitte in agressie, waardoor [getuige 5] werd ingeperkt in haar vrijheid.
[getuige 5] had, nadat [verdachte] en zij uit elkaar gingen, nog een stuk schuld afbetaald. [verdachte] had meer financiën nodig dan zij had. [77] Een onterecht ontvangen studiefinanciering moest zij terugbetalen; [verdachte] had dit uitgegeven, maar [getuige 5] moest daaraan meebetalen.
[getuige 5] verklaarde dat zij met een vriendin naar een discotheek was gegaan en dat zij daar [verdachte] tegen het lijf liep. [verdachte] werd heel boos werd. Zij waren naar buiten gelopen, [verdachte] had haar geschopt en geslagen, waardoor zij op de grond terecht kwam, [verdachte] had vervolgens tegen haar staan schoppen en trappen, [verdachte] was ontzettend boos, zij had later nog tegen [getuige 5] gezegd dat zij haar wel had kunnen vermoorden. [78]
Op 20 januari 2023 ontving ik, [verbalisant 8] , het volgende WhatsApp bericht van [getuige 5] : Vond het gesprek gisteren confronterend. Gênant om op mezelf terug te kijken als iemand die zich liet gebruiken als huissloof, maar dat was het wel. Volgeplande to do lijstjes en te vergaand 'zorgen voor’. [79]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 3 februari 2023 [80] betreffende een gesprek met [getuige 5] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 6] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[getuige 5] verklaarde dat het geld dat zij verdiende naar [verdachte] ging.
[verdachte] was in staat om iemand in te pakken die voor haar zorgde, waarbij die persoon steeds een stapje verder ging en steeds meer nam. [getuige 5] verklaarde dat zij, als zij terugdenkt, ziet hoe ver zij is gegaan. Dat zij zelfs in haar dagboek had geschreven dat zij misschien wel moest breken met haar familie, omdat dit het leven eenvoudiger maakte. [81]
Een
proces-verbaal van verhoor getuigevan 30 januari 2023 [82] , met als verklaring van
[getuige 6] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: Wanneer kreeg je een relatie met [verdachte] ?
A: In 1983 denk ik, dat heeft ongeveer 1,5 jaar geduurd.
Achteraf gezien vond ik haar heel dominant. Het samenwonen ging op en neer. Soms was het geweldig en soms helemaal niet. [verdachte] heeft mij één keer in elkaar geslagen en één keer een kopje naar mijn hoofd gegooid, terwijl wij al uit elkaar waren. Zij heeft ook een tweede keer geslagen. Toen ik het al uitgemaakt had, vond ik haar heel intimiderend. lk durfde geen afstand te nemen. lk kon er niet van los komen.
V: Hoe kwam dat?
A: lk voelde een enorme druk. Je kon aan haar ook zien dat zij agressief was. Ze had zo een soort houding van, je bent van mij, dat ik er niet onderuit kon komen.
V: Waar zag je aan dat [verdachte] agressief was?
A: Houding en uitdrukking van haar gezicht. [verdachte] kon ook ontzettend lief en charmant zijn, ze was een ontzettende charmeur. [83]
Ik weet wel dat ik een keer tegen haar gezegd heb, ben ik alleen goed voor het huishouden.
V: Die eerste keer dat [verdachte] geweld gebruikte, wat gebeurde er precies?
A: lk had [verdachte] verteld over een nieuwe liefde. [verdachte] zei, hoe kan je mij dat aandoen. [verdachte] was ontzettend boos. Ze gooide toen een kopje naar mijn hoofd, dat kwam hard aan en het bloedde
V: Hoe reageerde [verdachte] daarna?
A: O, dat was mijn bedoeling helemaal niet, het was niet zo bedoeld. Eigenlijk heel snel inpakken, pappen en nathouden. lk wilde daar alleen maar weg, maar ik durfde de deur niet uit, ik dacht, ik moet haar kalmeren, dan kan ik weggaan. Het lukte uiteindelijk om weg te gaan. Kort daarna, ging ik de hond bij [verdachte] ophalen. Zij heeft mij toen geslagen met haar vuist in mijn gezicht.
V: Dus als ik het goed begrijp heeft ze jou gedurende de relatie nooit geslagen, pas toen je het had uitgemaakt.
A: Ja. lk voelde mij in de relatie wel onder druk gezet, overvleugeld.
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Ik was best heel kwetsbaar. Ze gaf mij een gevoel dat ik er mocht zijn, zij heeft mijn zelfvertrouwen enorm vergroot. Dan is het moeilijk om de knop om te zetten en te zeggen, maar je bent eigenlijk niet goed voor mij.
V: Waarom was zij eigenlijk niet goed voor jou?
A: Omdat zij mij heel erg beperkte. Als ik erop terug kijk, denk ik dat ik geen ruimte kreeg. [84] Misschien dat ik al eerder wilde stoppen, maar durfde ik dat niet.
V: Hoe was het financieel tijdens jullie relatie?
A: Het was heel ongelijk. We hebben met mijn geld spullen gekocht voor het huis. Toen wij uit elkaar zijn gegaan, zijn de spullen bij [verdachte] gebleven. [85]
Een
proces-verbaal van verhoor getuigevan 20 maart 2023 [86] , met als verklaring van
[getuige 6] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Na het vorige gesprek ben ik een paar dingen gaan terugzoeken. Ik heb nog een brief die ik van [verdachte] heb gehad, ergens in april 1985 [verdachte] ging toen naar Frankrijk. Die brief is een grote lijst van dingen die ik allemaal moest doen voor [verdachte] . Ik woonde toen al niet meer bij [verdachte] , maar wij hadden nog wel samen een hond en ik had nog spullen in het huis staan [verdachte] ging er helemaal vanuit dat ik het allemaal zou doen. Ik heb het ook allemaal gedaan.
V: Waarom?
A: Ik deed eigenlijk altijd alles. Ik voelde mij onder druk om het te doen. Ze hoefde het niet te vragen, ik deed het al vanzelf.
V: Wat voor druk voelde je?
A: Uit angst om haar kwijt te raken. Ze was tijdens de relatie met andere vrouwen. Ik was goed voor de dagelijkse huishoudelijke dingen. Ik heb veel geslikt die tijd. [87]
Een
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris op 28 februari 2024, met als verklaring van [getuige 6] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
blad 4:
[verdachte] had meerdere gezichten.
Mijn wereld werd kleiner naarmate ik langer een verhouding met [verdachte] had. Er kwam een bepaald verwachtingspatroon: jij bent mijn vriendin, je bent er voor mij. Ook als je dat niet letterlijk uitspreekt, het voelde voor mij wel zo dat ik minder ruimte kreeg.
blad 5:
Haar emoties vond ik lastig, omdat ik ze niet goed kon invoelen, ze waren er soms wel en soms niet. Ze kon boos worden, schreeuwen, verongelijkt zijn. Ik vond de onvoorspelbaarheid, of ik het wel of niet goed deed ingewikkeld. Ik kreeg vaak het idee dat ik het niet goed deed, maar ik wist niet waarom. Ze kon een bepaalde toon aanslaan, op een bepaalde manier kijken, die heel intimiderend is. Ik vond dat heftig.
Tijdens het samenwonen heeft zij mij niet bedreigd met geweld, maar na afloop wel.
blad 8:
[verdachte] schreef niet letterlijk dingen voor, maar zij was wel vrij overtuigend in: we gaan dit doen of we gaan dat doen. Ik voelde mij niet helemaal in staat om daar iets anders tegenin te brengen.
Een
proces-verbaal van verhoorvan 17 oktober 2022 [88] , met als verklaring van
[slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: Wij geven een korte samenvatting van ons vorige gesprek. In het informatieve gesprek vertelde jij het volgende:
- dat jij en [verdachte] een relatie hadden;
- dat jij gedurende de relatie fysiek en geestelijk/emotioneel mishandeld werd door [verdachte] ;
- dat [verdachte] een moeilijk karakter had en veel last had van stemmingswisselingen. Bij deze stemmingswisseling werd [verdachte] ook erg boos;
- dat [verdachte] al vanaf het begin van jullie relatie de controle wilde hebben en dat dit erger en meer werd gedurende jullie relatie;
- toen [verdachte] een relatie kreeg met [slachtoffer 1] zijn zij gaan samenwonen en moest jij in Amsterdam gaan wonen, waar [slachtoffer 1] eerst woonde. In die tijd had jij al geen zeggenschap meer over de financiën. [verdachte] beheerde de bankrekeningen;
- jij wilde toen scheiden van [verdachte] maar dat wilde [verdachte] niet omdat zij niet kon zonder de inkomsten van jou;
- in die tijd kreeg jij leefgeld tussen de € 200,- en € 500,-. Later werd dit € 50,- en een tas met boodschappen. Dit geld kwam [slachtoffer 1] contant brengen;
- jij verdiende in die tijd rond de € 3000,- per maand en al het geld was in beheer bij [verdachte] en jij had daar geen zeggenschap over;
- dat jij vervolgens steeds vaker buiten spel werd gezet en geen rol meer in had in de opvoeding van [zoon] . Iets wat jij niet wilde;
- dat [verdachte] jou in de tang had. Zij dreigde om jouw werkgever bij de [werkgever] te bellen om te vertellen dat jij je kind in de steek had gelaten en dat jij een slechte moeder was. Hierdoor had jij het gevoel dat jij moest doen wat [verdachte] jou opdroeg. Daarbij had jij ook sterk een gevoel van schaamte over de gehele situatie en jouw functie als [functie] bij de [werkgever] ; [89]
  • dat jij bang was voor [verdachte] ;
  • dat jij ergens hoopte dat het weer goed zou komen tussen jou en [verdachte] . Vaak na een geweldsincident deed [verdachte] weer enorm lief tegen jou en gaf zij aan dat zij spijt had;
V: Klopt dit?
A: Het werd nog later nul euro en een tas met boodschappen. Ik heb anderhalf jaar geen geld gehad. De rest klopt.
Als ik er zo over nadenk, heeft [verdachte] mij, toen wij nog samen in één huis woonden, al uitgebuit in het huishouden; ik moest boodschappen doen, schoonmaken, administratie. Er waren altijd lijstjes, door [verdachte] opgesteld, die ik moest afwerken. En ik mocht pas naar bed als de taken met een gekleurde stip af waren, de moesten echt die dag gedaan worden.
V: Wat als je het niet deed?
A: Het moest. [90]
Ik wilde haar niet boos hebben. Als zij echt boos werd, kon zij mij fysiek gaan mishandelen, een soort straffen.
V: Vanaf wanneer was dit?
A: Al in de eerste jaren van onze relatie is dat er langzaam ingeslopen.
A: [verdachte] zei dat ik moest kiezen. Als ik loyaal was aan mijn ouders en familie dan hield ik niet van haar. Daardoor heb ik langzaamaan iedereen om mij heen opgeofferd. [91]
V: Hoe liet zij zien dat zij van je hield?
A: Zij zei dat zij met mij een leven wilde en maakte mooie plannen voor de toekomst. En zij zei steeds dat zij dat met mij wilde doen. Aangeven dat ik belangrijk voor haar was.
Zij had altijd twee kanten, leuk lief en aandacht, aan de andere kant jaloersheid,
claimgedrag.
V: Wat deed dat met jouw gedrag?
A: Dat ik mij steeds minder vrij ging gedragen.
A: Ik ging steeds meer dingen in het huishouden doen. Toen begonnen ook die lijstjes die zij voor mij maakte. Ik moest ik al die lijstjes afwerken, ik was de hele dag een soort loopmeisje van haar. Dat werd steeds erger. ik kreeg ook tijdslimieten mee om bijvoorbeeld boodschappen te doen, want er was voor die dag wel meer te doen. [92]
V: Wat kan jij ons vertellen over het heftigste geweldincident?
A: Ik ben één keer in het ziekenhuis gekomen. Toen had [verdachte] mij met een klein keukenmesje in mijn rug gestoken. [93]
Ik ben ook wel geslagen, meestal deed zij het met de stok of met de riem, de kant van de gesp. Dat vind ik minstens net zo erg. Mijn hele been was dan blauw. [94]
Een
proces-verbaal van verhoorvan 17 oktober 2022 [95] , met als verklaring van
[slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
A: Zij is heel erg controlerend.
Zij zegt tegen je dat je niet goed bent, je bent gestoord, je bent een slecht mens, je hebt geen moedergevoelens, slechte moeder, niemand houdt van je. Ik kreeg dat heel vaak te horen. [96]
V: Hoe komt het dat jij alles deed wat [verdachte] wilde?
A: ik was al heel lang geïsoleerd. Wie had ik nog om mee te praten, vrienden had ik niet meer, familiecontacten waren verwaterd. Ik had nog nooit aan iemand verteld wat voor problemen in mijn relatie had. Eigenlijk, omdat ik heel erg afhankelijk van [verdachte] was.
V: Waar was je afhankelijk van?
A: Alles. Voor onderdak, ik zat in het huis van [slachtoffer 1] . Geld moest ik van haar krijgen. Wilde ik mijn kind zien, moest het via haar. [97]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 1 februari 2023 [98] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 4] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2023 hebben wij een getuigenverklaring opgenomen van [getuige 7] .
[getuige 7] vertelde dat [verdachte] helderziend zou zijn en dat ze [getuige 7] vertelde wat ze over haar zag. Het werd uiteindelijk te veel, het werd zelfs bedreigend. Vanaf toen probeerde [getuige 7] het contact af te houden.
Op de vraag wat er dan zo bedreigend was tijdens die telefoongesprekken, hoorden wij [getuige 7] zeggen dat het de woorden en haar toon waren. De antwoorden die [getuige 7] soms gaf aan [verdachte] zouden regelmatig verkeerd zijn gevallen. [verdachte] werd wel vaker boos aan de telefoon en dan schold ze [getuige 7] ook uit, en bood dan later weer haar excuses aan. Het was moeilijk om het contact tussen hen af te kappen. [99]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Een aantal bewijsmiddelen heeft niet betrekking op beide feiten, maar alleen op feit 1.
Juridisch kader feit 1
Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht, algemeen
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op ‘
Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van personen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan. Bij mensenhandel dient uitgegaan te worden van de intentie van de dader, niet van de motieven van het slachtoffer.
In deze strafzaak moet de rechtbank de vraag te beantwoorden of het handelen van verdachte onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel, meer specifiek arbeidsuitbuiting, in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4 en 6 Sr.
Voor zover hierna handelingen en dwangmiddelen in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1 en 4 Sr worden benoemd en besproken, zijn deze beperkt tot de handelingen en dwangmiddelen zoals in deze strafzaak tenlastegelegd.
Artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1 en sub 4
Artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr ziet op het werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten of opnemen van een ander met het oogmerk van uitbuiting van die ander, met toepassing van dwangmiddelen. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
De subonderdelen 1 en 4 bestaan uit de volgende drie elementen:
a. a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting.
a – Handelingen
De handelingen van sub 1 (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen) hebben elk een neutrale en feitelijke betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Sub 4 ziet op handelingen waarbij iemand een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten, dan wel enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid.
b – Dwangmiddelen
De dwangmiddelen die in sub 1 zijn genoemd zijn: dwang, (dreiging met) geweld of met een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie.
In sub 4 is opgenomen dat gebruik moet zijn gemaakt van de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen, dan wel dat de handelingen moeten zijn verricht onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden.
De inzet van een dwangmiddel dient ertoe te leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie (een situatie die de gelegenheid tot uitbuiting schept) belandt of dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken.
Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren etc., terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gekoppeld aan het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van arbeid of diensten. Dit laatste betekent dat ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
Het begrip ‘dwang’ moet ruim worden uitgelegd en worden bekeken in de gehele context waarin de handelingen van de verdachte plaatsvinden. Het slachtoffer zal door aanwending van dwang tegen zijn zin in een situatie van uitbuiting moeten zijn gebracht, waarin het slachtoffer, als hij of zij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen. Het slachtoffer moet het dwangmiddel dus hebben opgemerkt en het moet bij hem vrees hebben opgeleverd, anders is er geen sprake van dwang. Daarbij doet het niet ter zake dat de dwang op een ander in het algemeen geen indruk zou maken. Het is subjectief.
c – (Oogmerk van) uitbuiting
De handelingen omschreven in sub 1 zijn slechts strafbaar indien sprake is van toepassing van een dwangmiddel en zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting.
Het begrip ‘uitbuiting’ in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, is door de wetgever niet gedefinieerd, met dien verstande dat in het tweede lid van artikel 273f Sr een niet-limitatieve opsomming is gegeven van hetgeen de term ‘uitbuiting’ omvat. Voor zover in deze zaak relevant zijn dat onder meer gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken.
De strafbaarstelling van sub 1 ziet - hoewel een bewezenverklaring tot een voltooid delict leidt - in feite op het voorbereidingsdelict voorafgaand aan de daadwerkelijke uitbuiting. Er kan dan worden gekeken naar bijvoorbeeld de modus operandi en huisvesting.
Hoewel ‘uitbuiting’ niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, moet dit daarin wel worden ingelezen en vormt het daarmee een impliciet bestanddeel. De gedragingen bedoeld in sub 4 kunnen slechts als mensenhandel worden gekwalificeerd, indien zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld (HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554).
Het bestanddeel ‘oogmerk’ betekent dat de handelingen moeten zijn gericht op de uitbuiting van een ander; het oogmerk veronderstelt een noodzakelijkheidsbewustzijn, voorwaardelijk opzet is niet voldoende. Dit bestanddeel van het wetsartikel heeft feitelijke betekenis en hoeft in de tenlastelegging niet nader te worden omschreven. De beoordeling van de vraag of sprake is van een oogmerk van uitbuiting is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Oogmerk van uitbuiting kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit verklaringen, de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor (de vrijheid van) degene die het werk verricht en het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald (HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099; HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3309).
Bij uitbuiting wordt een slachtoffer in een situatie gebracht of gehouden waarin hij of zij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Als gevolg van het toepassen van één of meer dwangmiddelen ontbreekt het bij het slachtoffer aan een vrije, reële keuzemogelijkheid. Niet kan (in het algemeen) worden gesteld dat indien er een mogelijkheid was voor het slachtoffer zich aan de uitbuitingsituatie te onttrekken, maar het slachtoffer dit desalniettemin niet heeft gedaan, er geen sprake kan zijn van een uitbuitingssituatie (HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1100).
Artikel 273f Sr, eerste lid, sub 6
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen, omdat anders onachtzaam handelen ook onder deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander (HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467). De profijttrekker kan een ander zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaringen van aangeefster
Verdachte heeft gesteld dat de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] niet op waarheid berusten en dat wat aangeefster heeft verklaard, niet is gebeurd. De raadsman heeft gesteld dat niet blind kan worden gevaren op de verklaringen van aangeefster [slachtoffer 1] , gelet op haar ingewikkelde persoonlijkheid, haar medische en psychische gesteldheid en het ontbreken van steunbewijs.
De rechtbank stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 342, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering, een bewezenverklaring niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Er moet voldoende steun worden gevonden in ander wettig bewijsmateriaal.
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft zeer uitgebreid en gedetailleerd verklaard over wat zich in een periode van een groot aantal jaren heeft afgespeeld. Zij heeft haar ‘verhaal’ opgeschreven en is vervolgens op 6 juli 2022 en op 25 augustus 2022 door de politie en op 8 augustus 2023 bij de rechter-commissaris gehoord. In haar verklaringen heeft aangeefster veel concrete situaties omschreven en heeft zij de gebeurtenissen in een tijdslijn geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat het ‘verhaal’ van aangeefster en haar ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris afgelegde verklaringen in de kern consistent zijn en met elkaar overeenkomen. De rechtbank acht de verklaringen van aangeefster betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank heeft vervolgens gekeken of de verklaringen van aangeefster steun vinden in ander bewijsmateriaal en overweegt daarover het volgende.
In het dossier bevinden zich twee beschrijvingen van het bij aangeefster aangetroffen letsel. Dermatoloog [dermatoloog] schrijft over honderden littekens in het gezicht en op het lichaam, met name op de bovenarmen, schouders, bovenrug en het rechter bovenbeen. Volgens GGD-arts [GGD-arts] is opvallend ‘
het gebrek aan dynamiek in de meeste letsels (recht, ononderbroken) alsof er geen beweging of verzet is geweest.’ Naar het oordeel van de rechtbank passen deze letselbeschrijvingen bij de verklaringen van aangeefster over de vele mishandelingen die zij heeft ondergaan, de plaatsen op haar lichaam waarop zij tijdens de mishandelingen is getroffen en het zich stil (moeten) houden ten tijde van de mishandelingen en het niet bieden van weerstand daartegen.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard over een laatste bezoek dat zij aan aangeefster heeft gebracht. Deze verklaring komt wat betreft de reden van het bezoek en de omstandigheden waaronder zij aangeefster heeft gesproken, overeen met de verklaringen van aangeefster.
Zij heeft ook verklaard over het moeten verbreken van contact met haar familie door aangeefster en over dat zij tevergeefs op verschillende manieren contact heeft geprobeerd te zoeken met aangeefster.
Verklaringen van buren bevestigen het beeld dat aangeefster in haar verklaringen van verdachte en van zichzelf heeft geschetst. Uit de verklaringen van deze buren volgt dat verdachte degene was die bepaalde wat er gebeurde. Verdachte kwam agressief over, was gewelddadig en schreeuwde naar aangeefster. Volgens de buren was aangeefster altijd aan het werk, deed zij alles in huis en was zij degene die de zoon naar school bracht. Aangeefster was schuw, keek de buren niet aan en vermeed contact. Ten slotte hebben buren verklaard dat zij aangeefster in de avond en nacht hebben zien rondlopen in het centrum, dat zij niets zei en dat zij haar in de ochtend hebben zien thuiskomen, waarbij zij op de deur klopte om binnengelaten te worden. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 13 december 2022 zijn notities en (digitale) dagboeken van verdachte aangetroffen, alsmede geluidsdragers met opgenomen gesprekken van verdachte met aangeefster. De inhoud van deze stukken is hiervoor bij de bewijsmiddelen omschreven en bevestigt de verklaringen van aangeefster, onder meer waar het gaat om de houding van verdachte jegens aangeefster en het naar het tuinhuis sturen van aangeefster omdat verdachte aangeefster ‘spuugzat was’ of omdat aangeefster volgens verdachte ‘onhoudbaar was in huis’. Daarnaast ziet de rechtbank in deze fragmenten steun voor een aantal specifiek door aangeefster omschreven situaties, zoals bijvoorbeeld de mishandeling na het incident bij de peuterspeelzaal, het verbreken van contact met anderen en het hard moeten werken door aangeefster terwijl verdachte en haar zoon op vakantie waren.
Ten slotte heeft een aantal getuigen verklaard over de relaties die zij vóór aangeefster met verdachte hebben gehad. Uit deze verklaringen volgt dat telkens sprake was van een (min of meer) soortgelijk, telkens terugkerend ‘patroon’. Aanvankelijk was sprake van een liefdevolle relatie tussen verdachte en de betreffende getuige (op dat moment: partner van verdachte) waarbij al snel werd besloten om te gaan samenwonen. Na enige tijd stimuleerde verdachte deze partner om afstand te nemen van familie en vrienden waardoor de wereld van deze partner kleiner en de afhankelijkheid van verdachte groter werd. Verdachte werd dominant; zij vertoonde controlerend en claimend gedrag en nam (de zeggenschap over) de financiën van haar partner over. De partner moest werkzaamheden en diensten verrichten waarbij gebruik werd gemaakt van ‘to do-lijstjes’ die moesten worden afgewerkt. Verdachte kleineerde, bedreigde en mishandelde deze partner. Verschillende ex-partners hebben als getuige verklaard dat zij zich onder druk gezet voelden en angstig waren en dat het moeilijk was het contact met verdachte te beëindigen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op (veel) cruciale punten steun vinden in ander wettig bewijsmateriaal.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuige [getuige 5]
De raadsman heeft verzocht alle verklaringen van de getuige [getuige 5] uit te sluiten van het bewijs. Voor het geval de rechtbank deze verklaringen toch wenst te gebruiken voor het bewijs, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van deze getuige.
Ter onderbouwing van dit verzoek heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht.
Getuige [getuige 5] is door de verdediging gehoord bij de rechter-commissaris. Op dat moment beschikte de verdediging nog niet over het rapport van het Pieter Baan Centrum (PBC).
Na kennisname in het PBC-rapport van het milieuonderzoek waaraan [getuige 5] heeft meegewerkt, is gebleken dat deze getuige in het kader van het milieuonderzoek op twee belangrijke onderdelen een nadere verklaring heeft afgelegd waarover de verdediging haar niet heeft kunnen bevragen. Dit betekent dat de verdediging het ondervragingsrecht niet op toereikende wijze heeft kunnen effectueren en dat om die reden het gebruik van deze verklaring van de getuige [getuige 5] een schending van het recht op een eerlijk proces oplevert.
De rechtbank overweegt dat getuige [getuige 5] op 11 januari 2023 en op 23 januari 2023 door de politie is gehoord en dat deze getuige nadien, op 29 augustus 2023, door de verdediging is gehoord bij de rechter-commissaris. Dit betekent dat de verdediging het ondervragingsrecht voldoende heeft kunnen effectueren voor zover dit betreft de door de getuige bij de politie afgelegde verklaringen. De verzoeken van de raadsman tot uitsluiting van het bewijs en (voorwaardelijk) tot het horen van getuige [getuige 5] zullen, voor zover deze verzoeken zien op de door getuige [getuige 5] ten overstaan van de politie en bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen, worden afgewezen.
De rechtbank gebruikt de door de getuige [getuige 5] in het kader van het milieuonderzoek bij het PBC afgelegde verklaring niet voor het bewijs. Dit betekent dat het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van deze getuige, voor zover dit verzoek ziet op die verklaring, geen (verdere) bespreking behoeft.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van getuige [getuige 8]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige 8] niet bruikbaar is voor het bewijs en heeft verzocht deze verklaring van het bewijs uit te sluiten. Voor het geval de rechtbank deze verklaring toch wenst te gebruiken voor het bewijs, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van deze getuige.
De rechtbank gebruikt de door de getuige [getuige 8] afgelegde verklaring niet voor het bewijs. Dit betekent dat het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van deze getuige geen bespreking behoeft.
Handelingen in de zin van artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1
In 2003 ontmoeten verdachte en [slachtoffer 1] elkaar. Al na enkele weken vertelt verdachte dat zij verliefd is op [slachtoffer 1] . De aantrekkingskracht is overweldigend. Daarna gaat het snel; ze verklaren elkaar de liefde en het besluit is dat [slachtoffer 1] haar eigen woning verlaat en bij verdachte gaat wonen. Verdachte ontvangt [slachtoffer 1] met alle liefde, warmte en zorgzaamheid en ook de zoon van verdachte, [zoon] , is blij met [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] ervaart dit alles als een ‘warm bad’.
Uit het voorgaande volgt dat verdachte [slachtoffer 1] woongelegenheid heeft verschaft en onderdeel heeft laten worden van het huishouden en het gezin van verdachte. De rechtbank kwalificeert deze handelingen als ‘huisvesten’ en ‘opnemen’.
Dwangmiddelen in de zin van artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1 en sub 4
De situatie verandert wanneer verdachte (opeens) tegen [slachtoffer 1] zegt ‘
Ik ben zo teleurgesteld’. Wanneer zij enige tijd later bij de peuterspeelzaal een man tegenkomen, merkt [slachtoffer 1] dat verdachte ziet dat zij de man herkent. [slachtoffer 1] ziet aan verdachte dat het opeens heel erg mis is en na thuiskomst breekt de hel los. Verdachte gaat volledig door het lint en slaat [slachtoffer 1] in elkaar. Vanaf dat moment is de wereld van [slachtoffer 1] veranderd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte dominant en controlerend werd. Op enig moment bepaalde verdachte alles. Verdachte dwong [slachtoffer 1] om afstand te nemen van familie en bekenden, hield haar voortdurend onder toezicht en dwong haar tot het verrichten van (huishoudelijke) taken en diensten, zoals boodschappen doen, koken, afwassen, opruimen, schoonmaken, het huis schilderen, de tuin onderhouden, [zoon] naar school brengen en ophalen, huiswerk en werkstukken maken en [zoon] overhoren. [slachtoffer 1] moest door verdachte opgestelde ‘to do-lijstjes’ afwerken en mocht pas gaan slapen als zij alle werkzaamheden had verricht. Bovendien werden (onmogelijke) tijdslimieten gesteld voor het verrichten van deze werkzaamheden. Verdachte bepaalde wanneer, wat en hoeveel [slachtoffer 1] mocht eten en wanneer ze mocht gaan slapen. Verdachte uitte zich vaak op agressieve, boze, schreeuwende en denigrerende toon tegen [slachtoffer 1] . Verdachte liet [slachtoffer 1] lijfstraffen ondergaan en mishandelde haar zeer regelmatig, onder meer door haar met voorwerpen (zoals een ijzeren ketting, lifehammer en een riem met gesp) te slaan, haar met een mes te steken, haar aan haar haren te trekken en mee te slepen, met tiewraps vast te binden en tape over haar mond te plakken. Bovendien bedreigde verdachte [slachtoffer 1] , onder meer met mishandeling, verkrachting, marteling, ontvoering, opsluiting in een inrichting en de dood. Verdachte dwong [slachtoffer 1] in de (koude) gang van de woning te slapen en zette haar met enige regelmaat (zonder warme kleding, geld en bankpas) buiten de deur. Ten slotte had verdachte de volledige zeggenschap over de rekening, het spaargeld en de uitkering van [slachtoffer 1] ; zij stond [slachtoffer 1] niet toe over haar eigen financiën te beschikken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft gehuisvest en opgenomen in haar huishouden en gezin en dat onder deze omstandigheden de situatie langzaamaan is ‘gekanteld’ en is overgegaan in een situatie waarbij verdachte door toepassing van dwang, geweld, dreiging met geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen en bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en diensten. Dat de relatie liefdevol is begonnen, doet aan het voorgaande niet af. Door aanwending van dwangmiddelen is [slachtoffer 1] (na verloop van enige tijd) in een situatie van gedwongen inwoning bij verdachte terechtgekomen waarin zij, als zij daartoe weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen.
(Oogmerk van) uitbuiting in de zin van artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1 en sub 4
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte bepaalde in welke mate [slachtoffer 1] bewegingsvrijheid toekwam. Verdachte bepaalde welke taken [slachtoffer 1] moest verrichten en wanneer en binnen welke tijd zij deze taken moest uitvoeren. Verdachte bepaalde of [slachtoffer 1] haar taken wel of niet op goede wijze had verricht en of er lijfstraffen opgelegd werden. Verdachte bepaalde wanneer, wat en hoeveel [slachtoffer 1] mocht eten en wanneer zij mocht slapen. Verdachte bepaalde wanneer [slachtoffer 1] moest dulden dat zij in een koude gang moest slapen of buiten de deur werd gezet en wanneer zij zich weer mocht melden. Op deze wijze werd [slachtoffer 1] haar zelfbeschikkingsrecht volledig ontnomen. [slachtoffer 1] had geen enkele ruimte en vrije keuze meer om zelf invulling te geven aan haar leven. Die invulling werd opgelegd door verdachte. Dit alles heeft plaatsgevonden over een zeer lange periode van ongeveer zeventien jaren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door middel van de hiervoor genoemde middelen, namelijk dwang, geweld, dreiging met geweld en andere feitelijkheden, alsmede met de hiervoor omschreven werkwijze [slachtoffer 1] in een situatie heeft gebracht van gedwongen arbeid, dienstverlening en dienstbaarheid en met slavernij te vergelijken praktijken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het oogmerk van uitbuiting van [slachtoffer 1] heeft gehad.
Opzettelijk voordeel trekken in de zin van artikel 273f Sr, eerste lid, sub 6
Verdachte had de bankpas en het geld van [slachtoffer 1] afgenomen en opgeborgen in een afgesloten kast. Verdachte had de volledige zeggenschap over de rekening, het spaargeld en de uitkering van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 1] heeft moeten meebetalen aan huur, boodschappen, internetaankopen en vakanties van verdachte en haar zoon. Wanneer [slachtoffer 1] boodschappen moest doen, mocht zij, ook wanneer zij haar eigen bankpas van verdachte had meegekregen, geen enkele aankoop voor zichzelf doen en moest zij iedere aankoop tegenover verdachte kunnen verantwoorden. Verdachte heeft al die jaren mede geleefd en gespaard van de uitkering van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] kon haar uitkering niet zelf beheren laat staan uitgeven. De rechtbank acht in dit verband de hiervoor onder de bewijsmiddelen weergegeven opmerking uit het Kleine zwarte boekje veelzeggend:
“Wel maak ik me zorgen om hoe het financieel moet als [slachtoffer 1] er niet meer is...”Bovendien heeft verdachte al die jaren geprofiteerd van het feit dat [slachtoffer 1] alle huishoudelijke taken in de meest brede zin van het woord gedwongen werd uit te voeren.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] .
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Beoordeling feit 2
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 2 tenlastegelegde mishandeling van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen zoals hierna omschreven in rubriek 5.
Feit 3
Bewijsmiddelen
Een
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris op 8 augustus 2023, met als verklaring van [slachtoffer 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
blad 3:
Toen ik bij [verdachte] introk is haar echtgenote, [slachtoffer 2] , in mijn huis gaan zitten in [woonplaats] . [slachtoffer 2] is al die tijd in mijn huis blijven wonen.
Een
proces-verbaal van verhoor getuigedoor de rechter-commissaris op 29 augustus 2023, met als verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
blad 7:
Ik heb daar (in het huis van [slachtoffer 1] in [woonplaats] ) 14 jaar illegaal gewoond. De woningbouw is er uiteindelijk achter gekomen dat ik daar woonde en niet [slachtoffer 1] . (..) Ik moest daar weg. Dat was in 2017. (…). Ik heb jarenlang gezegd dat ik mijn eigen huis wilde, dat ik wilde scheiden en dat ik mijn eigen financiën wilde regelen.
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 25 augustus 2022 [100] , met als verklaring van [slachtoffer 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In [woonplaats] vanaf 2010: ik sta nog steeds ingeschreven op mijn eigen woonadres waar nu de echtgenote van mijn liefste woont. [101]
Ik betaalde het gas, water, licht en de huur waar [slachtoffer 2] woonde. Dat is mijn oude woning in [woonplaats] . [102]
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 september 2022 [103] betreffende een informatief gesprek met [slachtoffer 2] , roepnaam [slachtoffer 2] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] verklaarde het volgende:
  • [verdachte] ontmoette [slachtoffer 1] en zij hebben een relatie gekregen, waarna er een rare constructie kwam dat [slachtoffer 2] in de woning van [slachtoffer 1] moest gaan wonen in [woonplaats] en dat [slachtoffer 1] haar plek overnam in [woonplaats] ;
  • in 2017 was de woningbouw er achter gekomen dat [slachtoffer 2] in de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats] zat. Hierdoor moest [slachtoffer 2] de woning verlaten; [104] [slachtoffer 2] heeft [zoon] vanaf zijn derde jaar niet meer gezien totdat hij 16 à 17 jaar oud was. [105]
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 17 oktober 2022 [106] , met als verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
V: Wij geven een korte samenvatting van ons vorige gesprek. In het informatieve gesprek vertelde jij het volgende:
  • jij bent de biologische en draagmoeder van jullie zoon [zoon] ;
  • dat [zoon] ongeveer 1,5 à 2 jaar oud was toen [verdachte] een relatie kreeg met [slachtoffer 1] . Vervolgens zijn [verdachte] en [slachtoffer 1] samen gaan wonen en moest jij in [woonplaats] gaan wonen, waar [slachtoffer 1] eerst woonde;
  • dat jij vervolgens steeds vaker buiten spel werd gezet en geen rol meer had in de opvoeding van [zoon] . Iets wat jij niet wilde;
  • dat [verdachte] jou in de tang had. Zij dreigde om jouw werkgever de [werkgever] te bellen om te vertellen dat jij je kind in de steek had gelaten en dat jij een slechte moeder was. Hierdoor had jij het gevoel dat jij moest doen wat [verdachte] jou opdroeg. Daarbij had jij ook sterk een gevoel van schaamte over de gehele situatie en jouw functie als [functie] bij de [werkgever] ; [107]
-
dat jij bang was voor [verdachte] .
V: Klopt dit?
A: [zoon] was tweeënhalf toen [verdachte] die relatie kreeg. Vanaf dat [zoon] drieënhalf was, heb ik geen contact meer gehad. De rest klopt.
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: [verdachte] , geboren op [1961] . Ik ken haar als [verdachte]. [108]
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 17 oktober 2022 [109] , met als verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
A: Ik kreeg geen poot aan de grond bij [verdachte] . Als ik zei dat ik wilde scheiden, dat ik mijn eigen huis wilde, mij eigen leven terug. Dan zei zij, dat kan niet. [verdachte] zei, jij bent ook verantwoordelijk voor deze situatie. Ik voelde mij schuldig. Zij dreigde openbaar te maken dat ik geen moedergevoelens had, dat ik mijn kind al heel lang niet had gezien.
V: Waar was je echt bang voor, want de [werkgever] zou er ook wat van vinden dat je jaren niets had gezegd?
A: Dat ik zou moeten vertellen dat ik al heel lang niet meer met [verdachte] was en dat ik [zoon] al heel lang niet meer zag. Ik had al die tijd gelogen over mijn persoonlijke situatie. Ook dat heeft [verdachte] gezegd. Ik mocht op mijn werk van [verdachte] niet vertellen dat wij uit elkaar waren.
V: Hoe komt het dat jij alles deed wat [verdachte] wilde?
A: Ik was al heel lang geïsoleerd. Vrienden had ik niet meer, familiecontacten waren verwaterd. Ik zat in mijn eigen wereld met weinig referentiekader. Ik had nog nooit aan iemand verteld wat voor problemen ik in mijn relatie had. Eigenlijk, omdat ik heel erg afhankelijk van [verdachte] was.
V: Waar was je afhankelijk van?
A: Alles. Voor onderdak, ik zat in het huis van [slachtoffer 1] . Geld moest ik van haar krijgen. Wilde ik mijn kind zien, moest het via haar.
V: Wat heeft [verdachte] gedaan met jou?
A: Mij helemaal onder controle gekregen, toen al, helemaal in haar macht. [110]
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 25 augustus 2022 [111] , met als verklaring van [slachtoffer 1] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Niemand mocht weten dat [slachtoffer 2] en [verdachte] uit elkaar waren en van tafel en bed gescheiden waren. [slachtoffer 2] werkte toen en nu nog steeds bij de [werkgever] . [verdachte] dreigde daar ook mee naar [slachtoffer 2] dat zij tegen haar werk zou zeggen dat zij zelf haar kind in de steek liet. Zo had [verdachte] controle over [slachtoffer 2]. [112]
Het
proces-verbaal van bevindingenvan 19 januari 2023 [113] betreffende onderzoek naar audiobestanden die zijn aangetroffen op een harde schijf die in beslag is genomen tijdens de doorzoeking op 13 december 2022 op het adres [adres] in [woonplaats] , met als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
In grote lijnen hoorden wij, met betrekking tot de toon en inhoud, de volgende zaken meermaals terugkomen in gesprekken tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] . Wij hoorden dat:

de toon van [verdachte] in deze gesprekken vaak boos en/of dwingend was;

[verdachte] vaak haar stem verhief en schreeuwde;

[verdachte] meerdere malen de beschuldigingen uitte naar [slachtoffer 2] dat:
o
zij geen moedergevoelens heeft;
o
zij [zoon] als baby heeft mishandeld
o
zij verschillende psychische stoornissen heeft
o
zij agressief, gevaarlijk en gek is

[verdachte] dreigde naar de [werkgever] te gaan met bovenstaande beschuldigingen;

[verdachte] [slachtoffer 2] kleineerde door te zeggen dat zij lelijk, vies, walgelijk en afstotelijk is.
Met " [verdachte] " wordt [verdachte] bedoeld en met " [slachtoffer 2] " [slachtoffer 2] . Voorafgaand aan een passage staat de tijdsaanduiding.
[bestandsnaam] .dvf
1:20 [verdachte] : ‘maar dan hang ik alles aan de grote klok’
3.25
[verdachte] : ‘dan zullen ze weten bij de [werkgever] wie ze hebben aangenomen’
[bestandsnaam] .dvf
[slachtoffer 2] zegt dat ze bang is voor [verdachte] .
4:10 [verdachte] : ‘Je bent bang dat het uitkomt bij de [werkgever] ’. [114]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank constateert dat in de eerste zin van dit tenlastegelegde feit verschillende pleegplaatsen worden genoemd, waaronder [woonplaats] en/of elders in Nederland. In het dossier zijn ook aanwijzingen te vinden dat [slachtoffer 2] , nadat zij de woning in [woonplaats] op enig moment in 2017 moest verlaten, in [woonplaats] en/of op andere plekken in Nederland heeft gewoond. In de verdere tenlastelegging gaat het echter alleen om het verlaten van de woning in [woonplaats] en het gedwongen moeten wonen en blijven wonen in een woning in [woonplaats] . Bij de beoordeling is de rechtbank daar dan ook van uitgegaan.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft gesteld dat de werkgever van [slachtoffer 2] , de [werkgever] , er reeds van op de hoogte was dat verdachte en [slachtoffer 2] uit elkaar waren en dat [slachtoffer 2] geen contact meer had met [zoon] . Van een dreiging dat verdachte [slachtoffer 2] ’s werkgever over het voorgaande zou informeren was dan ook geen sprake.
De rechtbank schuift de verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde en overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat haar werkgever niet op de hoogte was dat zij al jaren geen contact meer had met haar zoon [zoon] en dat verdachte haar in de tang had vanwege haar angst voor de dreiging dat verdachte haar werkgever hierover zou informeren.
Deze verklaring van [slachtoffer 2] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 1] dat verdachte hiermee dreigde en op die manier controle had over [slachtoffer 2] . Ook vindt de verklaring van [slachtoffer 2] steun in de (opnames van) gesprekken van verdachte met [slachtoffer 2] , waarin verdachte (op 26 december 2020) tegen [slachtoffer 2] zegt ‘
dan hang ik alles aan de grote klok’en (op 28 augustus 2021) dat zij weet dat [slachtoffer 2] bang is dat ‘
het uitkomt bij de [werkgever] ’.Weliswaar dateren deze gesprekken van nadat [slachtoffer 2] de woning in [woonplaats] had verlaten, maar uit die gesprekken volgt onmiskenbaar dat verdachte er ook toen nog mee dreigde naar de werkgever van [slachtoffer 2] te stappen en de werkgever dus ook toen niet op de hoogte was van de situatie van [slachtoffer 2] .
Strafbare dwang?
De raadsman heeft gesteld dat indien kan worden vastgesteld dat verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit, dit geen strafbare dwang oplevert. Het aan [slachtoffer 2] voorhouden haar werkgever te informeren dat zij geen contact meer heeft met haar eigen zoon kan worden gekwalificeerd als een dreiging met een ‘andere feitelijkheid’, maar deze dreiging is niet van zodanige aard dat deze in de gegeven omstandigheden zal leiden tot zodanige psychische druk dat [slachtoffer 2] hieraan geen weerstand kan bieden.
De rechtbank overweegt het volgende.
[slachtoffer 2] was [functie] bij de [werkgever] . Een instantie werkzaam op het gebied van jeugdbescherming en jeugdhulpverlening, met uitdrukkelijk oog voor de belangen van het kind. [slachtoffer 2] had al vele jaren geen contact meer met haar eigen zoon [zoon] en had daarover al jaren tegen haar werkgever gelogen, althans, zij had dit nooit aan haar werkgever verteld. De dreiging om dit aan juist deze werkgever bekend te maken, was dan ook bij uitstek geëigend om zodanige psychische druk uit te oefenen dat [slachtoffer 2] daartegen geen weerstand kon bieden en zich gedwongen voelde alles te doen of te dulden wat verdachte wilde of haar opdroeg.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaarde als onderdeel van bredere context
De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen en -overwegingen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de ten laste gelegde periode [slachtoffer 2] door bedreiging (zoals hiervoor omschreven) heeft gedwongen te (blijven) wonen in de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats] .
Hoewel dit uit de bewezenverklaring niet naar voren komt, hecht de rechtbank eraan enkele opmerkingen te maken teneinde de bredere context of ‘constructie’ te schetsen waarbinnen het onder 3 bewezenverklaarde heeft plaatsgevonden.
Het bewezenverklaarde maakt onderdeel uit van een bredere context of ‘constructie’ zoals door verdachte bedacht, geconstrueerd en in stand gehouden. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] al vele jaren eerder (buiten de onder 3 ten laste gelegde periode, te weten in of omstreeks het jaar 2004) de woning in [woonplaats] waarin zij samen met verdachte woonde, gedwongen heeft moeten verlaten en naar de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats] heeft moeten verhuizen. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wisselden op dat moment als het ware van plek: [slachtoffer 2] verhuisde naar de woning van [slachtoffer 1] , terwijl [slachtoffer 1] haar woning in [woonplaats] verliet om in te trekken bij verdachte in [woonplaats] . [slachtoffer 2] werd op dat moment echter niet alleen gedwongen de woning in [woonplaats] te verlaten, maar ook om haar zoon [zoon] , die op dat moment ruim twee jaar oud was, achter te laten bij verdachte en zonder hem naar [woonplaats] te vertrekken. [slachtoffer 1] nam de plaats van [slachtoffer 2] in het gezin in. Deze ‘constructie’ werd door verdachte gedurende vele jaren in stand gehouden; enerzijds door het toepassen van dreiging en geweld jegens zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] (onder meer zoals hierna in rubriek 5 onder 1, 2 en 3 bewezen wordt verklaard) en anderzijds doordat verdachte volledige zeggenschap had over alle financiën, ook die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] konden niet beschikken over hun eigen financiën, verdachte had volledige controle over al hun inkomsten en uitgaven en bepaalde of en, voor zover dit door verdachte werd toegestaan, over welke bedragen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (nota bene van hun eigen inkomsten) mochten beschikken. De woonlasten van de woning van [slachtoffer 1] in [woonplaats] , waarin [slachtoffer 2] vele jaren heeft gewoond, werden blijvend betaald vanuit de inkomsten van [slachtoffer 1] en de inkomsten van [slachtoffer 2] werden (mede) gebruikt voor het betalen van de woonlasten van de woning van verdachte en [slachtoffer 1] , eerst in [woonplaats] en na verhuizing in Almere. [slachtoffer 2] ontving een door verdachte bepaald bedrag aan leefgeld dat [slachtoffer 1] iedere maand (contant) bij [slachtoffer 2] moest brengen, terwijl [slachtoffer 1] in het geheel geen uitgaven voor zichzelf mocht doen, althans niet zonder toestemming van verdachte. Voor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] gold dat zij uit angst en schaamte niets tegen anderen durfden te zeggen. Aldus is door verdachte een situatie gecreëerd en in stand gehouden waarin zij gedurende een periode van vele jaren volledige controle en zeggenschap had over (het leven en de financiën) van de beide slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Feit 4
Bewijsmiddelen
Een
proces-verbaal van bevindingenvan 8 september 2022 [115] betreffende een informatief gesprek met [slachtoffer 2] , met als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 8] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] verklaarde het volgende:
Eind september 2021 werd [slachtoffer 2] door [verdachte] gebeld. [slachtoffer 2] kreeg te horen dat zij moest komen. [slachtoffer 2] heeft zich laten overhalen en heeft toen een week in [woonplaats] gewoond. [slachtoffer 2] omschreef deze week als de ergste week van haar leven.
[slachtoffer 2] mocht de woning niet uit van [verdachte] . Overdag moest [slachtoffer 2] van [verdachte] op de gang zitten om na te denken. [verdachte] kwam af en toe de gang op gerend en schreeuwde en schold [slachtoffer 2] uit. [slachtoffer 2] verklaarde bang te zijn. [slachtoffer 2] noemde het een krankzinnige situatie waarin zij enorm in angst leefde. [slachtoffer 2] verklaarde dat de voordeur op slot was en dat [verdachte] haar sleutels had. [116]
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 17 oktober 2022 [117] , met als verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
[verdachte] haalde mij in huis omdat ik haar moest helpen. Zij had een brief gekregen van [slachtoffer 1] , die wilde haar spullen terug en geld van een lening. [verdachte] had mijn hulp nodig om een brief te schrijven.
Als ik bij hen in huis was, dat gebeurde altijd, deed [verdachte] de deur dicht en de sleutel lag in een kast die zij afsloot. De tuindeur was ook altijd dicht.
Ik kwam niet verder dan de keuken en de huiskamer. Ik sliep op een luchtbedje in de gang.
Ik moest meewerken aan de oplossing en dat was meewerken aan de brief naar [slachtoffer 1] . Die eerste dag moest ik mij van [verdachte] ziek melden op mijn werk, want dan konden wij goed de tijd nemen om aan die brief te werken. Zij had mijn werktas afgepakt, mijn laptop, mijn portemonnee en mijn werktelefoon zaten in die tas. [118]
Ik moest in de gang zitten en over mijzelf nadenken van [verdachte] . Ik moest op de grond zitten, op een kokosdeurmat in de hoek. Af en toe kwam [verdachte] de gang in, dan zei zij niets of zij keek mij boos aan. Zij kwam de gang in om te kijken of ik daar nog zat. Als zij een geluid hoorde, kwam zijn kijken wat ik aan het doen was, of ik nog op de deurmat zat. Het was de ultieme machtsuitoefening.
Ik mocht niet naar boven naar de douche. Ik moest op de wc zitten totdat ik ging slapen.
De laatste dag dat ik daar zat, kwam [verdachte] de gang ingestormd, controleren of ik daar zat. Ik moest haar aankijken en dat deed ik niet. Dat vond zij respectloos. [verdachte] pakte mij bij mijn haar en trok mijn hoofd achterover, zodat ik haar moest aankijken. Zij spuugde op mij. Dat heeft zij vaker gedaan die week. Zij heeft mijn hoofd tegen de muur geslagen en dat ging echt hard. Ik had bloed op mijn achterhoofd. Ik zei, stop hiermee, je mishandelt mij. [verdachte] zei dan, ha, noem je dit mishandelen. [119]
Ik zat op een gegeven moment op de bank in de woonkamer uit te leggen waarom ik weg wilde. Zij was alleen maar op mij aan het inpraten, als ik opstond, duwde zij mij weer op de bank. [120]
Een
proces-verbaal van verhoor aangevervan 17 oktober 2022 [121] , met als verklaring van [slachtoffer 2] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Die week had [verdachte] in de huiskamer een matras voor zichzelf achter de deur gelegd. Want dan kon ik niet weg. Zij lag als een soort waakhond voor die deur, zodat de deur niet open kon. [122]
[verdachte] had mijn autosleutel, omdat die in mijn werktas zat. [123]
Het
proces-verbaal van bevindingenvan 20 juli 2022 betreffende het binnentreden in de woning [adres] in [woonplaats] op 29 september 2021, met als bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 29 september 2021 kwamen wij ter plaatse en vertelde een collega dat de werkgever van [slachtoffer 2] zich ernstig zorgen maakte. [slachtoffer 2] had zich op 22 september 2021 ziek gemeld middels WhatsApp. Zij is normaliter altijd bereikbaar, maar haar telefoon stond uit en zij was een week niet online geweest op WhatsApp. Haar werkgever belde de vrouw van [slachtoffer 2] . [verdachte] , de vrouw van [slachtoffer 2] , wilde haar niet telefonisch in contact laten komen met haar werkgever. Tevens zei zij dat de werkgever hen met rust moest laten tot 6 oktober 2021 en dat er geen bedrijfsarts mocht komen. De werkgever maakte zich hierdoor ernstige zorgen en verzocht de politie om bij het adres te onderzoeken of het goed ging met [slachtoffer 2] .
Het werd duidelijk dat [verdachte] ons onder geen beding in de woning wilde binnenlaten.
In de woonkamer zag ik [slachtoffer 2] op de bank zitten. Zij zag er slecht uit. Zij zag er mager en onverzorgd uit. Ook had zij een kille blik in haar ogen. Ik zag geen emotie in haar gezicht. Toen ik [slachtoffer 2] op de bank zag zitten schrok ik. Haar uitstraling leek alsof zij in een andere wereld zat. Ik zag dat [slachtoffer 2] star voor zich uit staarde.
Ik sprak [slachtoffer 2] aan en maakte mijzelf kenbaar als politie. Ik zag dat [slachtoffer 2] hier op geen enkele manier op reageerde.
[verdachte] stond ook in de woonkamer en ik hoorde haar direct druk praten tegen [slachtoffer 2] . Het drukke gesprek wat zij voerde leek veel controle uit te oefenen op haar. Ik hoorde [verdachte] zeggen dat het goed ging met [slachtoffer 2] , dat zij buikgriep had en dat er verder geen zorgen waren. Zij leek dit op dusdanige manier te zeggen, dat het op mij overkwam als boodschap naar [slachtoffer 2] wat zij ons wel mocht vertellen, en wat niet. [124]
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft betoogd dat het bewijsminimum zich verzet tegen een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde. De verklaringen van [slachtoffer 2] staan op zichzelf, terwijl [zoon] bij de rechter-commissaris de verklaring van verdachte bevestigt dat geenszins sprake was van een situatie waarbij [slachtoffer 2] wederrechtelijk van haar vrijheid werd beroofd.
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van verdachte en [slachtoffer 2] (lijnrecht) tegenover elkaar staan. Naast deze verklaringen bevinden zich in het dossier het door de raadsman bedoelde proces-verbaal van verhoor van getuige [zoon] door de rechter-commissaris en een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] .
De verklaring van [zoon] bevestigt de ontkennende verklaring van verdachte. De rechtbank is echter van oordeel dat met deze verklaring behoedzaam moet worden omgegaan. De verklaring is afgelegd op 9 september 2024, bijna drie jaren na het onder 4 tenlastegelegde. Bovendien volgt uit het dossier dat van de zijde van [zoon] altijd sprake is geweest van een grote mate van loyaliteit jegens verdachte, hetgeen overigens begrijpelijk is gelet op de (vertrouwens)band tussen hen. Ten slotte neemt de rechtbank in aanmerking dat het dossier aanknopingspunten biedt dat verdachte [zoon] instructies heeft gegeven met betrekking tot het afleggen van een verklaring.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] ondersteunt de verklaring van [slachtoffer 2] . De in het proces-verbaal opgenomen informatie van de werkgever past bij de verklaring van [slachtoffer 2] en veronderstelt dat van vrijwilligheid geen sprake was.
De verbalisant verklaart verder onder welke omstandigheden en in welke conditie hij [slachtoffer 2] op 29 september 2021 in de woning van verdachte in [woonplaats] heeft aangetroffen: [slachtoffer 2] zag er onverzorgd uit, staarde star en emotieloos voor zich uit en reageerde op geen enkele manier op aanspreken door de verbalisant. Deze verklaring is concreet en gedetailleerd en is neergelegd in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal door een verbalisant van politie, zijnde een professional die is getraind om waarnemingen objectief te kunnen vastleggen.
Gelet op het voorgaande kent de rechtbank meer gewicht toe aan het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] dan aan de door [zoon] ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegde verklaring. De rechtbank gaat daarom uit van dit proces-verbaal en de verklaringen van [slachtoffer 2] en acht op grond van die bewijsmiddelen het onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hierna in rubriek 5 omschreven.
Feit 5
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte haar met een klein keukenmesje in de rug heeft gestoken. Zij kreeg het benauwd en is naar de eerste hulp van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam (OLVG) gegaan. Een vriendin van verdachte, [getuige 5] , is meegegaan naar het OLVG. [slachtoffer 2] had een klaplong en heeft vier, vijf dagen in het ziekenhuis gelegen. Het mesje was “
zo een aardappelschilmesje.”
Uit een brief van 21 oktober 1996 van dr. [chirurg] , chirurg, en [assistent chirurg] , assistent chirurg, blijkt dat [slachtoffer 2] van 6 oktober 1996 tot en met 10 oktober 1996 opgenomen is geweest op de afdeling chirurgie van het OLVG en dat zij een pneumothorax (klaplong) rechts en een messteekverwonding had.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard: “
[verdachte] en [slachtoffer 2] woonden samen in [woonplaats] . [verdachte] mishandelde [slachtoffer 2] . Ik ben een keer meegevraagd naar het ziekenhuis. [verdachte] belde mij in paniek. Het was iets in de trant van: er is iets heel ergs gebeurd. [verdachte] had [slachtoffer 2] gestoken en geslagen. Ze zei dat het per ongeluk was.”
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer 2] op 6 oktober 1996 in [woonplaats] met een mes in haar rug heeft gestoken. De rechtbank schuift de verklaring van verdachte, inhoudende dat op de rug van [slachtoffer 2] een heel klein sneetje was ontstaan doordat zij op bed op een mesje had gelegen, als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, al dan niet in voorwaardelijke zin.
Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte de intentie had om het slachtoffer te doden.
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van haar handelen zou komen te overlijden. Daartoe dient te worden vastgesteld dat verdachtes handelen de aanmerkelijke kans met zich meebracht op de dood van het slachtoffer en dat verdachte door aldus te handelen deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard dan wel op de koop heeft toegenomen.
Onder bepaalde omstandigheden kan het steken met een mes in de rug, zijnde een plek waar zich vitale lichaamsdelen bevinden, de aanmerkelijke kans in het leven roepen dat het slachtoffer als gevolg daarvan komt te overlijden. Daarvoor zijn onder meer van belang met wat voor mes en met welke kracht is gestoken en op welke plaats het slachtoffer in de rug is geraakt.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld wat de grootte (lengte) van het mes is geweest noch met welke kracht met het mes is gestoken. Weliswaar blijkt uit de medische gegevens dat bij het slachtoffer sprake is geweest van een klaplong, maar noch uit deze medische gegevens noch uit overige tot het dossier behorende stukken kan (met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid) worden vastgesteld dat de klaplong (rechtstreeks) is veroorzaakt door het steken met het mes. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.
Het voorgaande betekent dat, hoewel kan worden vastgesteld dat verdachte het slachtoffer met een mes in de rug heeft gestoken, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde poging tot doodslag. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
in de periode van 01 januari 2005 tot en met 31 december 2020 te Weesp en/of Almere
[slachtoffer 1]
(telkens) door dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid
heeft gehuisvest en opgenomen met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] en
die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten
en
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [slachtoffer 1] ,
immers hebben diehandelingen(telkens) bestaan uit:
  • het verschaffen van woongelegenheid aan die [slachtoffer 1] in de woning van haar, verdachte, en
  • die [slachtoffer 1] onderdeel van het huishouden en gezin van haar, verdachte, laten worden
waarbij diedwangmiddelenhebben bestaan uit:
het (voortdurend) onder controle en/of onder toezicht houden van die [slachtoffer 1] en/of
het (voortdurend) onder druk zetten van die [slachtoffer 1] en/of contact houden met die [slachtoffer 1] en/of
het (voortdurend) instructies geven aan die [slachtoffer 1] wat zij die dag en dat uur moest doen en/of
het isoleren van die [slachtoffer 1] door haar alle contact met familie, vrienden, kennissen en collega's te laten verbreken en haar te verbieden contact te hebben met bijvoorbeeld de buren en/of
het afpakken en opbergen in een afgesloten kast van (onder andere) [slachtoffer 1] bankpas(sen) en/of rijbewijs en/of ID-kaart en/of geld en/of
het veelvuldig zich op agressieve en/of boze en/of schreeuwende of anderszins dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon of wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en/of
het veelvuldig mishandelen van die [slachtoffer 1]
  • door haar te slaan en/of te stompen en/of te schoppen op en/of tegen het lichaam en/of het hoofd en/of
  • door haar aan haar haren te trekken en/of aan haar haren voort te trekken en/of
  • door haar met voorwerpen (zoals een deegroller en/of een ijzeren ketting en/of een glashamer/lifehammer en/of een stok/bezemsteel en/of een riem met gesp en/of een verlengsnoer met schakelaar) tegen het lichaam en/of het hoofd te slaan en/of
  • door haar met tiewraps vast te binden en/of tape over de mond te plakken en/of
  • door haar met een mes in het lichaam te steken) en/of
het veelvuldig bedreigen van die [slachtoffer 1]
  • met de dood en/of
  • met voormelde (en andere) mishandelingen en/of marteling en/of
  • met het breken van haar nek zodat ze invalide zou raken en/of
  • met het opsluiten van die [slachtoffer 1] in een inrichting en/of
  • met ontvoering door derden en/of
  • met verkrachting door derden en/of
  • met het laten verdwijnen van die [slachtoffer 1]
terwijl in de woning van verdachte waarin die [slachtoffer 1] verbleef de deuren en ramen (altijd) op slot zaten en de sleutels ervan altijd bij haar, verdachte, waren,
waardoor die [slachtoffer 1] in een situatie is gebracht van gedwongen dienstverlening en/of dienstbaarheid en/of met slavernij te vergelijken praktijken (uitbuiting) bestaande uit:
het verrichten van (zo goed als alle) huishoudelijke taken in die woning (zoals wassen, boodschappen doen, koken, opruimen, schoonmaken, de kat verzorgen, verdachte en zoon overal heen brengen, huiswerk en werkstukken voor de zoon maken, die zoon overhoren, het huis schilderen) en/of
het ondergaan van lijfstraffen en/of
het dulden dat haar ( [slachtoffer 1] ) eten en/of slaap en/of lichamelijke verzorging werd onthouden en/of
het dulden dat zij ( [slachtoffer 1] ) in de (koude) gang van de woning moest slapen en/of
het dulden dat zij ( [slachtoffer 1] ) met enige regelmaat (zonder warme kleding en/of zonder jas en/of zonder geld en/of zonder bankpas) een of meer dagen en/of nachten buiten moest doorbrengen voor straf en/of
het moeten betalen/meebetalen van huur en/of boodschappen en/of internetaankopen van haar, verdachte, en/of vakanties van verdachte en haar zoon en/of
het (volledig) beschikbaar moeten stellen van haar ( [slachtoffer 1] ) rekening en spaargeld en/of uitkering aan verdachte;
2
in de periode van 13 december 2016 tot en met 31 december 2020 te [woonplaats] en/of elders in Nederland [slachtoffer 1] (meermalen) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (telkens)
  • te slaan en/of te stompen en/of te schoppen op en/of tegen het lichaam en/of het hoofd en/of
  • aan haar haren te trekken en/of aan haar haren voort te trekken en/of
  • met voorwerpen (zoals een deegroller en/of een mes en/of een ijzeren ketting en/of een glashamer/lifehammer en/of een stok/bezemsteel en/of een riem met gesp en/of een verlengsnoer met schakelaar) tegen het lichaam en/of op het hoofd te slaan en/of
  • met tiewraps vast te binden en/of tape over de mond te plakken en/of
  • met een mes in het lichaam te steken,

ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

3
in de periode van 13 december 2016 tot en met 30 september 2021 te Almere en/of Amsterdam [slachtoffer 2] door bedreiging met enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen en te dulden, te weten dat die [slachtoffer 2] werd gedwongen in een woning in [woonplaats] te wonen en te blijven wonen (welke woning op naam van [slachtoffer 1] stond), door (telkens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij, verdachte, de werkgever van die [slachtoffer 2] (de [werkgever] ) zou inlichten dat zij ( [slachtoffer 2] ) geen contact meer had met haar eigen ( [slachtoffer 2] 's) zoon, tenzij die [slachtoffer 2] zou meewerken aan alles wat zij, verdachte, wilde;
4
op een of meer dagen in de maand september 2021 te [woonplaats] opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden
  • door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij ( [slachtoffer 2] ) naar de woning van haar, verdachte, moest komen om te helpen een probleem op te lossen en/of te helpen een brief te schrijven en
  • door - nadat die [slachtoffer 2] in die woning was - de deuren van die woning op slot te doen en
  • door die [slachtoffer 2] haar spullen af te pakken (zoals werktas, laptop, portemonnee, autosleutel en werktelefoon) en
  • door die [slachtoffer 2] te dwingen zich ziek te melden op haar werk en
  • door die [slachtoffer 2] permanent in de gaten gehouden en haar te belemmeren die woning te verlaten om naar huis te gaan.
De in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging voorkomende taal- en schrijffouten zijn in de bewezenverklaring verbeterd. Voorts zijn in de tekst van de bewezenverklaring opsommingstekens toegevoegd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste is gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1
mensenhandel, terwijl de feiten, omschreven in artikel 273f, eerste lid, aanhef en onder 1º, 4º en 6º van het Wetboek van Strafrecht, zijn voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld;
2
mishandeling, meermalen gepleegd;
3
een ander door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen en te dulden;
4
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

In het dossier bevinden zich onder meer de volgende rapporten:
  • een pro Justitia rapport van 23 juni 2023 betreffende een gedragskundig (triple) onderzoek naar de persoon van verdachte, opgemaakt door H.A. Gerritsen, psychiater, B. Koudstaal, klinisch psycholoog en J. Hein, forensisch milieuonderzoeker;
  • een pro Justitia Rapport van 29 januari 2024, uitgebracht door P.K.J. Ronhaar, psychiater, en M.L. de Groot, GZ-psycholoog, verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere (hierna te noemen: PBC en PBC-rapport).
Uit het rapport van 23 juni 2023 blijkt dat de deskundigen, vanwege de te beperkte medewerking van verdachte om deel te nemen aan het onderzoek, niet tot onderbouwde diagnostische conclusies hebben kunnen komen. De vraag naar de toerekenbaarheid van het tenlastegelegde aan verdachte - indien bewezen - kon eveneens niet worden beantwoord. De deskundigen hebben geadviseerd verdachte te laten onderzoeken in het PBC.
Het PBC-rapport houdt onder meer in dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met zogenoemde cluster B-kenmerken (antisociale, narcistische en borderline kenmerken), terwijl er ook aanwijzingen zijn voor meer dwangmatige en/of paranoïde aspecten. Emotieregulatieproblemen (waaronder agressieproblemen) staan voorop, vooral in de context van intieme relaties. Verder wordt geconcludeerd dat sprake is geweest van een alcoholverslaving, geclassificeerd als een minstens matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol, welke stoornis onder de huidige omstandigheden geheel in remissie is.
Vanwege de chronische aard van de persoonlijkheidsstoornis concluderen de deskundigen dat deze stoornis ook aanwezig was in de tenlastegelegde periode. In de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zien de deskundigen doorwerking van diverse aspecten van de beschreven persoonlijkheidsstoornis; deze stoornis was van nadrukkelijke invloed op verdachtes functioneren binnen partnerrelaties en heeft doorgewerkt in voornoemde feiten.
Ook in het onder 4 tenlastegelegde zijn aspecten van de persoonlijkheidsstoornis zichtbaar.
De deskundigen adviseren de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten - indien bewezen - in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging kan zich niet vinden in de conclusies en bevindingen in het PBC-rapport, onder meer voor zover deze zien op de vastgestelde stoornis. De raadsman heeft verzocht de conclusies en bevindingen uit het rapport terzijde te stellen. Een stoornis kan volgens de raadsman niet worden vastgesteld.
Voor het geval de rechtbank de conclusies en de aanbevelingen van het PBC wel overneemt, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan om het onderzoek te heropenen en opdracht te geven het PBC-rapport te onderwerpen aan een valideringsonderzoek, waarin in het bijzonder antwoord wordt gegeven op de vraag of het milieuonderzoek zoals dat is uitgevoerd mag bijdragen aan de diagnose dat sprake is van een persoonlijkheidsstoornis, mede indachtig de omstandigheid dat de PBC-rapporteurs haast geen ervaring lijken te hebben met het vaststellen van persoonlijkheidsstoornissen zonder dat er onderzoeksgesprekken hebben plaatsgevonden en zonder dat de observatieperiode in het Pieter Baan Centrum aanwijzingen heeft opgeleverd voor pathologie.
Beoordeling van het voorwaardelijk verzoek
Het PBC-rapport van 29 januari 2024 is opgesteld en uitgebracht door voornoemde deskundigen Ronhaar en De Groot. Beide deskundigen zijn bij de rechter-commissaris gehoord; het verhoor van de deskundige Ronhaar heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2024 en het verhoor van de deskundige De Groot op 16 september 2024.
Uit het proces-verbaal van verhoor van de deskundige Ronhaar blijkt dat na de behandeling ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 7 juni 2024 alle processen-verbaal van verhoren van getuigen bij de rechter-commissaris aan de deskundige zijn verstrekt en dat hij deze heeft gelezen. Bij het verhoor op 16 september 2024 heeft ook de deskundige De Groot verklaard dat zij de processen-verbaal van verhoren van getuigen bij de rechter-commissaris heeft gelezen.
Bij de verhoren van de deskundigen bij de rechter-commissaris is de toenmalige raadsman van verdachte, mr. W.B. Lisi, aanwezig geweest. De raadsman is in de gelegenheid gesteld vragen te stellen aan de deskundigen en al zijn vragen zijn door beide deskundigen beantwoord.
De rechtbank stelt vast dat het voorwaardelijk verzoek van de raadsman ziet op beantwoording van vragen die reeds tijdens de verhoren bij de rechter-commissaris door de verdediging aan de deskundigen zijn gesteld en dat deze vragen door beide deskundigen (uitgebreid) zijn beantwoord. Uit de processen-verbaal van de verhoren blijkt voorts dat beide deskundigen, ook na kennisneming van de verhoren van getuigen door de rechter-commissaris, blijven bij de conclusies en het advies zoals neergelegd in het PBC-rapport van 29 januari 2024. Het milieuonderzoek is een eigenstandig onderzoek en er zijn geen aanwijzingen dat aan dit onderzoek gebreken zouden kleven, waardoor dit door de beide deskundigen niet had kunnen worden betrokken bij hun beoordeling.
De rechtbank overweegt dat (ook overigens) geen aanleiding bestaat het PBC-rapport te onderwerpen aan een valideringsonderzoek.
Het voorwaardelijk verzoek wordt afgewezen.
Conclusie
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen Ronhaar en De Groot ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid op de daarvoor in het PBC-rapport bijeengebrachte gronden over en maakt die tot de hare. De rechtbank concludeert op grond van dit rapport dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte in zoverre strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte gevorderd:
- verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna te noemen: tbs-maatregel of tbs met dwangverpleging);
- oplegging aan verdachte van een maatregel strekkende tot beperking van haar vrijheid (als bedoeld in artikel 38v Sr), inhoudende dat verdachte zich gedurende 5 jaren dient te onthouden van contact met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en te bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is en dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan 1 week vervangende hechtenis zal worden toegepast;
- oplegging aan verdachte van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (als bedoeld in artikel 38z Sr), ten uitvoer te leggen na de tbs-maatregel, bijvoorbeeld in de vorm van een contactverbod.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, verzocht om aan verdachte geen straf of maatregel op te leggen. Voor het geval de rechtbank toch tot een bewezenverklaring van een of meer feiten komt, is het volgende naar voren gebracht.
De verdediging kan zich niet vinden in de conclusies en bevindingen in het PBC-rapport aangaande de in dit rapport vastgestelde stoornis (zoals hiervoor omschreven in rubriek 7). De raadsman heeft bovendien gesteld dat de verdediging zich evenmin in deze conclusies en bevindingen kan vinden voor zover deze zien op de risico-taxatie en het behandeladvies tbs met dwangverpleging.
Verzocht is de conclusies en bevindingen uit het rapport terzijde te stellen. Niet alleen kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een stoornis, maar ook zijn er onvoldoende aanwijzingen dat sprake zou zijn van recidivegevaar los van het aangaan van nieuwe liefdesrelaties. Verdachte heeft bovendien een blanco strafblad. De verdediging verzet zich tegen oplegging van een tbs-maatregel, al dan niet met dwangverpleging, en verzoekt het te laten bij oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf conform de periode van het voorarrest, eventueel aan te vullen met een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking zodat langdurig toezicht kan worden gehouden.
Voor het geval de rechtbank de conclusies en aanbevelingen van het PBC overneemt en komt tot oplegging van een tbs-maatregel, heeft de raadsman een voorwaardelijk verzoek gedaan zoals hiervoor omschreven in rubriek 7.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Voorwaardelijk verzoek
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot heropening van het onderzoek en tot het geven van opdracht om het PBC-rapport te onderwerpen aan een valideringsonderzoek wordt verworpen op de gronden zoals hiervoor omschreven in rubriek 7.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] schuldig gemaakt aan mensenhandel en mishandeling. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] door dreiging gedwongen iets te doen en te dulden en zij heeft dit slachtoffer van haar vrijheid beroofd.
Verdachte is met slachtoffer [slachtoffer 1] een relatie aangegaan. Aanvankelijk was dit een liefdevolle relatie, maar na enige tijd veranderde de houding van verdachte en werd zij dominant, controlerend en gewelddadig. Verdachte dwong [slachtoffer 1] om afstand te nemen van familie en bekenden, waardoor zij geïsoleerd raakte en afhankelijker werd van verdachte. Verdachtes grip op het leven van [slachtoffer 1] werd steeds groter en uiteindelijk bepaalde verdachte alles. [slachtoffer 1] had geen enkele zeggenschap meer over haar eigen leven. Zij werd door verdachte behandeld als huisslaaf en was de hele dag bezig met het uitvoeren van (huishoudelijke) taken die haar door verdachte werden opgedragen, waarbij ook tijdslimieten werden gesteld die zij moest halen. Daarbij werd [slachtoffer 1] (als de taken niet of niet binnen de juiste tijd werden gedaan) op grove wijze vernederd, bedreigd en mishandeld. Verdachte prentte haar in dat ze lelijk en niets waard was, een smerige hoer, een stuk uitschot en dat niemand haar moest. Verdachte bedreigde haar met verkrachting, marteling, ontvoering, opsluiting en de dood. Indien een taak niet goed was verricht - en daartoe bestond altijd wel aanleiding - moest [slachtoffer 1] lijfstraffen ondergaan. Zij werd, vastgebonden en met afgeplakte mond, afgeranseld met een ijzeren ketting, een riem met gesp of een bezemsteel. Zij werd door verdachte met een mes gestoken en met een lifehammer op haar benen en knieën geslagen. Verdachte bepaalde wanneer, wat en hoeveel [slachtoffer 1] mocht eten. [slachtoffer 1] mocht pas gaan slapen als alle opgedragen taken waren uitgevoerd. Ook over haar eigen woning en financiën had [slachtoffer 1] niets meer te zeggen. Verdachte liet een ander wonen in de woning van [slachtoffer 1] en zij had de bankpassen van [slachtoffer 1] afgenomen en achter slot en grendel opgeborgen. Verdachte pikte het spaargeld en de uitkering van [slachtoffer 1] in en gebruikte dit voor het betalen van haar eigen lasten en uitgaven, waaronder een vakantie van haarzelf en haar zoon, terwijl [slachtoffer 1] helemaal niets voor zichzelf mocht kopen zonder toestemming van verdachte. Ook heeft zij (mede) van dat geld een aanzienlijk bedrag gespaard voor haar en haar zoon en ook tot dat bedrag had alleen verdachte toegang.
Deze situatie heeft ongeveer 17 jaren geduurd.
Verdachte heeft op deze manier gedurende een groot aantal jaren op uiterst grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en op de vrijheid om haar eigen leven vorm te geven. Verdachte heeft het belang van [slachtoffer 1] bij het behoud van haar waardigheid en zelfbeschikkingsrecht volledig ondergeschikt gemaakt aan haar eigen zucht naar macht, overheersing en financieel gewin. De wijze waarop verdachte [slachtoffer 1] gedurende al deze jaren heeft behandeld is sadistisch te noemen.
Nadat verdachte een relatie was aangegaan met [slachtoffer 1] , heeft verdachte haar echtgenote met wie zij toen nog samenwoonde, [slachtoffer 2] , gedwongen de echtelijke woning te verlaten en in de woning van [slachtoffer 1] te gaan wonen. [slachtoffer 2] moest plaats maken voor [slachtoffer 1] . Haar op dat moment tweejarige zoon [zoon] bleef achter bij verdachte en [slachtoffer 2] heeft zonder hem moeten vertrekken. Verdachte heeft vervolgens jarenlang tegen [zoon] verteld dat [slachtoffer 2] geen moedergevoelens voor hem zou hebben en dat [slachtoffer 2] degene was die hem in de steek had gelaten. Vast staat dat [slachtoffer 2] haar zoon jarenlang niet heeft gezien en niet betrokken werd bij zijn opvoeding. Zij heeft haar eigen zoon dus niet kunnen zien opgroeien.
Verdachte had [slachtoffer 2] volledig in de tang door te dreigen bij de [werkgever] , de werkgever van [slachtoffer 2] , te melden dat [slachtoffer 2] haar eigen kind in de steek had gelaten en dat zij hem al vele jaren niet had gezien. Verdachte had daarnaast ook zeggenschap over de financiën van [slachtoffer 2] ; verdachte kon beschikken over het inkomen van [slachtoffer 2] , terwijl [slachtoffer 2] moest rondkomen van een door verdachte vastgesteld bedrag aan leefgeld. Voorts heeft verdachte [slachtoffer 2] , toen verdachte haar nodig had, naar de woning van verdachte laten komen, waarna zij [slachtoffer 2] in deze woning heeft opgesloten, haar spullen - waaronder haar telefoon en laptop - heeft afgenomen en haar heeft gedwongen zich ziek te melden op haar werk. [slachtoffer 2] kwam op dat moment terecht in een soortgelijke situatie als waarin [slachtoffer 1] vele jaren had geleefd; zij noemde dit ‘
de ergste week van mijn leven.’
Ook ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer 2] geldt dat verdachte op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke en geestelijke integriteit en op de vrijheid om haar eigen leven vorm te geven. Verdachte heeft [slachtoffer 2] op sluwe wijze klem gezet en gedwongen tot iets wat zij zelf niet heeft gewild. Daarnaast heeft verdachte [slachtoffer 2] een week lang van haar vrijheid beroofd. Ook bij deze feiten heeft verdachte het belang van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan haar eigen zucht naar macht, overheersing en financieel gewin.
Voor beide slachtoffers geldt dat hun leven voorgoed is veranderd. Uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt welke grote impact de gebeurtenissen op beide slachtoffers heeft gehad. Voor beide slachtoffers geldt dat sprake is geweest van traumatische ervaringen en beide vrouwen leven nog dagelijks met angst, herbelevingen en de psychische (en lichamelijke) gevolgen van wat hen is overkomen. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat slachtoffer van misdrijven zoals in dit vonnis bewezenverklaard nog lange tijd last kunnen hebben van de daarbij opgelopen traumatische ervaringen.
De rechtbank acht de bewezen verklaarde feiten zeer ernstig en rekent deze verdachte zwaar aan. Dit geldt met name voor het misdrijf mensenhandel; het is tekenend dat de rechtbank in de Nederlandse rechtspraak geen andere strafzaak heeft kunnen vinden met een feit dat met het thans bewezenverklaarde vergelijkbaar is wat betreft de aard en ernst van de gedragingen en de zeer lange duur waarbinnen deze gedragingen hebben plaatsgevonden. Daar komt bij dat verdachte geen blijk heeft gegeven van inzicht in de strafwaardigheid van haar handelen, laat staan dat zij daarvoor verantwoordelijkheid heeft genomen en berouw heeft getoond richting de slachtoffers. Integendeel, zij heeft ter terechtzitting haar denigrerende, afbrekende en intimiderende houding tegenover hen voortgezet.
Persoon van verdachte en haar omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • de rapporten zoals hiervoor genoemd in rubriek 7;
  • een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie (‘
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld.
Uit het PBC-rapport van 29 januari 2024 volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis zoals hiervoor in rubriek 7 is omschreven. Verder blijkt uit dit rapport het volgende.
De deskundigen Ronhaar en De Groot beoordelen het recidivegevaar op feiten als thans tenlastegelegd (en in dit vonnis bewezenverklaard) als hoog, vooral in relatie tot nieuwe partners en eventueel ook jegens anderen die aan de zorg van verdachte worden toevertrouwd. De verwachting is dat verdachte, indien onbehandeld, opnieuw relaties zal aangaan met vrouwelijke partners, die zij zal inpalmen, isoleren, domineren en dwingen. Vervolgens zal zij, gelet op het patroon in het verleden, opnieuw komen tot (ernstig) relationeel geweld en uitbuiting. Gelijktijdig alcoholgebruik kan dit risico versnellen en/of vergroten. Wanneer verdachte bij het toepassen van geweld voorwerpen als wapens gebruikt, neemt het escalatiegevaar toe.
De persoonlijkheidsstoornis van verdachte is van chronische aard. De ernstige en reeds lang bestaande persoonlijkheidsstoornis en het daarmee samenhangende recidivegevaar vormen een indicatie voor een langdurige en intensieve klinische behandeling waaraan verdachte zich niet makkelijk zal kunnen onttrekken, ook niet wanneer zij zich afzijdig zou willen houden. De behandeling dient gericht te zijn op de persoonlijkheidsstoornis van verdachte en haar emotieregulatieproblemen, haar copingsstrategieën c.q. probleemoplossende vaardigheden, eventuele traumatische gebeurtenissen, het bijkomende alcoholgebruik en andere factoren die uit de delictanalyse naar voren zullen komen.
Een dergelijke behandeling kan naar mening van de deskundigen alleen leiden tot een substantiële afname van het hoge recidiverisico indien deze plaatsvindt binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Een behandeling in een voorwaardelijk kader is gedoemd te mislukken aangezien er geen enkele aanwijzing is dat verdachte bereid, laat staan gemotiveerd is een dergelijke behandeling te ondergaan. Plaatsing in een Forensisch Psychiatrisch Centrum is aangewezen vanwege de benodigde intensiteit van de langdurige behandeling.
Op te leggen straf
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Het is niet zo dat de bewezenverklaarde feiten in het geheel niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Dit betekent dat aan verdachte een straf kan worden opgelegd.
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken en hiervoor is omschreven. De rechtbank heeft tevens gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare strafzaken (voor zover bekend) door rechters zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een straf die vrijheidsbeneming meebrengt. De rechtbank acht een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk, omdat de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
De rechtbank overweegt dat bij de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 Sr en dat zij, gelet op het bepaalde in voornoemd artikel, bij de bepaling van de strafmaat zal uitgaan van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, zijnde de strafbepaling behorend bij artikel 273f Sr.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren passend en geboden is. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal op deze gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de Penitentiaire Inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Op te leggen maatregel
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of aan verdachte ook een tbs-maatregel moet worden opgelegd, zoals door de officier van justitie is gevorderd. En indien een tbs-maatregel zal worden opgelegd, of daarbij bevolen moet worden dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Een tbs-maatregel kan worden opgelegd indien iemand een misdrijf heeft gepleegd waarop volgens de wet een gevangenisstraf van vier jaren of meer staat. Daarnaast moet die persoon ten tijde van het plegen van het feit of de feiten een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens hebben gehad. Tot slot moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen eisen dat aan die persoon een tbs-maatregel wordt opgelegd. Aan al deze voorwaarden is in dit geval voldaan.
De rechtbank stelt op grond van het PBC-rapport vast dat bij verdachte sprake is van een ernstige persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en borderline kenmerken, terwijl er ook aanwijzingen bestaan voor meer dwangmatige en/of paranoïde aspecten. Voorts is sprake geweest van een alcoholverslaving, geclassificeerd als een minstens matig ernstige stoornis in het gebruik van alcohol (thans in remissie). Het risico op recidive is hoog. Voorts stelt de rechtbank op grond van wat verdachte bij de inhoudelijke behandeling van deze strafzaak naar voren heeft gebracht vast dat ziektebesef en -inzicht bij verdachte volledig ontbreken.
De rechtbank acht een stevig, intensief en langdurig behandeltraject noodzakelijk. Daarbij heeft de rechtbank gelet op de ernstige persoonlijkheidsstoornis van verdachte en het chronische karakter daarvan, het compleet afwezige ziektebesef en -inzicht en het hoog ingeschatte risico op recidive.
Om het hoge risico op recidive terug te kunnen dringen, dient de behandeling plaats te vinden in een forensisch klinische setting en is het noodzakelijk dat voor de behandeling voldoende tijd kan worden genomen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen Ronhaar en De Groot tot behandeling van verdachte binnen het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging op de daartoe in het PBC-rapport genoemde gronden over. De rechtbank is, gelet op de aard en de ernst van de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten, de persoon van verdachte, het hoge recidivegevaar en het (compleet) ontbreken van ziektebesef en -inzicht, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen (behandeling van verdachte in het kader van) een tbs-maatregel met dwangverpleging noodzakelijk maakt.
De op te leggen tbs-maatregel met dwangverpleging biedt naar het oordeel van de rechtbank de enige mogelijkheid voor de voor verdachte noodzakelijk geachte behandeling in een klinische setting zoals hiervoor beschreven. Behandeling van verdachte is noodzakelijk voordat de mogelijkheid bestaat dat zij (op enig moment) in de samenleving kan terugkeren en moet de samenleving de waarborg geven dat een zodanige terugkeer in de samenleving niet zal plaatsvinden zolang de stoornis die mede aanleiding is geweest voor het handelen van verdachte, onvoldoende is behandeld.
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd voor misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreffen de onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde feiten. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaren.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Voorts zal worden gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, met bevel dat zij van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank is van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte binnen het kader van een tbs met dwangverpleging zal moeten worden behandeld. Gelet op de langdurige aanwezigheid van de stoornissen, het op dit moment nog volledig ontbrekende ziektebesef en -inzicht bij verdachte en de leeftijd van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er zicht moet zijn op een aanvang van die behandeling en niet heel lang moet worden gewacht met het maken van een begin daarvan. Bovendien acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie de onder 5 ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen. De rechtbank legt daarom een minder lange gevangenisstraf op dan door de officier van justitie is geëist.
De rechtbank zal geen maatregel opleggen als bedoeld in artikel 38v of artikel 38z Sr, zoals door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de op te leggen straf en maatregel en de (te verwachten) lange duur van detentie en behandeling van verdachte, acht de rechtbank oplegging van een zodanige maatregel niet opportuun.

9.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
9.1
De vordering
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 818.966,00. Dit bedrag bestaat uit € 518.966,00 aan materiële schade en
€ 300.000,00 aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het gestelde bedrag aan materiële schade is als volgt opgebouwd:
-
vergoeding ‘afgepakt inkomen’:
netto inkomen benadeelde 2005-2020 € 360.430,00
  • kosten ten behoeve van de benadeelde € 53.042,00 -/-
  • kosten levensonderhoud € 26.941,00 -/-
  • (helft) kosten woningen [woonplaats] en [woonplaats] € 17.913,00 -/-
  • reeds vergoede kosten
€ 259.622,00
-
vergoeding niet betaald huishoudelijk werk:
13 jaren à € 19.142,00 (minimumloon) per jaar € 248.845,00
-
vergoeding kosten behandeling letsel en therapieën:
 kosten aanvullende verzekering, eigen
risico en eigen bijdragen 2021-2024 € 3.356,00
  • toekomstige kosten komende jaren € 3.356,00
  • reiskosten behandelingen 2021-2023 € 2.287,00
  • toekomstige reiskosten
€ 10.499,00 +
Totale materiële schade € 518.966,00
Voorts is verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente, met als ingangsdata voor voornoemde vergoedingen voor:
  • immateriële schade en ‘afgepakt inkomen’: 1 januari 2011;
  • niet betaald huishoudelijk werk: 1 juli 2023;
  • kosten behandelingen letsel en therapieën: 1 januari 2024.
Ten slotte is verzocht de schadevergoedingsmaatregel toe te passen.
9.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij (geheel) toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Subsidiair heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van de materiële schade is de vordering onvoldoende onderbouwd en wordt deze uitdrukkelijk betwist. Verzocht is de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering voor zover deze ziet op vergoedingen voor ‘
afgepakt inkomen’ en niet betaald huishoudelijk werk, althans de vordering voor dat deel af te wijzen. Ten aanzien van de kosten voor behandelingen en therapieën geldt dat onvoldoende vast staat dat sprake is van een causaal verband tussen eventueel bewezenverklaarde elementen en wat wordt gevorderd, wat eveneens dient te leiden tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij althans tot afwijzing van dit deel van de vordering. Ten slotte is meer subsidiair gesteld dat de vordering betreffende de materiële kosten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert en is om die reden verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering dan wel de vordering af te wijzen.
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade is gesteld dat deze te omvangrijk is en is verzocht deze aanzienlijk te matigen.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 1] is slachtoffer van de door verdachte gepleegde mensenhandel en mishandelingen, zoals in dit vonnis bewezen is verklaard onder de feiten 1 en 2.
Materiële schade
Afgepakt inkomen
Gedurende de periode dat de benadeelde partij bij verdachte heeft gewoond, heeft verdachte de volledige beschikking gehad over de rekening en de uitkering van de benadeelde partij en heeft verdachte (mede) van deze uitkering geleefd en gespaard. De benadeelde partij heeft al die jaren haar uitkering niet kunnen beheren, laat staan uitgeven.
Vast staat dat de benadeelde partij door het handelen van verdachte materiële schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en het bewezenverklaarde als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering.
De door de benadeelde partij overgelegde berekening van de materiële schade, benoemd als ‘
afgepakt inkomen’, is zowel wat betreft de hoogte van het netto inkomen over de jaren 2005 tot en met 2020 als de daarop in mindering gebrachte kosten, voldoende met stukken onderbouwd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat deze schade voor vergoeding in aanmerking komt en zal zij voor de omvang van de schade uitgaan van de door de benadeelde partij gestelde bedragen.
Naast de door de benadeelde partij op het netto inkomen in mindering gebrachte kosten dienen echter naar het oordeel van de rechtbank ook de kosten voor de woning van de benadeelde in [woonplaats] in mindering te worden gebracht. De benadeelde heeft aangevoerd dat zij van deze woning geen gebruik heeft kunnen maken omdat een ander deze woning bewoonde, maar daar staat tegenover dat zij wel gebruik heeft gemaakt van de woning van verdachte in [woonplaats] en dat zij daarvoor geen kosten heeft hoeven maken. Ook indien de benadeelde niet bij verdachte in [woonplaats] had gewoond, maar in haar eigen woning in [woonplaats] , had zij de woonlasten betreffende de woning in [woonplaats] moeten voldoen. Deze woonlasten kunnen op basis van de overgelegde stukken worden vastgesteld op een bedrag van € 71.385,60.
Gelet op het voorgaande berekent de rechtbank de schade ter zake ‘
afgepakt inkomen’ als volgt:
netto inkomen benadeelde 2005-2020 € 360.430,00
  • kosten ten behoeve van de benadeelde € 53.042,00 -/-
  • kosten levensonderhoud € 26.941,00 -/-
  • (helft) kosten woningen [woonplaats] en [woonplaats] € 17.913,00 -/-
  • reeds vergoede kosten € 2.912,00 -/-
  • kosten woning [woonplaats]
€ 188.236,40
Het meer gevorderde aan schade ter zake ‘
afgepakt inkomen’ zal worden afgewezen.
Vergoeding huishoudelijk werk
De benadeelde partij heeft een bedrag gevorderd van €248.845 aan niet betaalde huishoudelijke werkzaamheden. Zij heeft daaraan ten grondslag gelegd dat zij gedurende de gehele periode dat zij bij verdachte woonde al het huishoudelijk werk heeft gedaan, plus de verzorging en huiswerkbegeleiding van de zoon van verdachte en dat zij daarvoor nooit vergoeding heeft ontvangen. Zij berekent de vergoeding door gedurende een periode van
13 jaar het minimumloon (inclusief vakantiegeld) voor een fulltime baan te hanteren.
De rechtbank overweegt dat bewezen is verklaard dat de benadeelde partij door verdachte gedwongen is om huishoudelijke taken te verrichten. Uit het dossier wordt ook voldoende duidelijk dat deze taken veelomvattend zijn geweest en de gebruikelijke tijd die wordt besteed aan huishoudelijk werk (ver) te boven gingen. Een (schade)vergoeding is daarvoor dus in beginsel op zijn plaats. Het uitgangspunt voor de berekening van de omvang van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding is dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin zij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. In casu zou daarvoor dus de situatie kunnen worden verondersteld dat de benadeelde partij in de bewezenverklaarde periode níet met verdachte samenwoonde. Ook in die hypothetische situatie zou de benadeelde partij - zoals een ieder - een aantal uren per week huishoudelijke taken hebben moeten verrichten zonder dat daar een vergoeding tegenover zou staan. Daarmee is in de berekening van de gevorderde vergoeding geen rekening gehouden; die berekening kan alleen daarom al niet worden gevolgd. Ter zitting is dit aan de gemachtigde van de benadeelde partij voorgelegd; zij heeft vervolgens volhard bij haar berekening en geen aanknopingspunten voor een andere berekening gegeven. De rechtbank heeft de mogelijkheid onder ogen gezien om de schade te schatten. Maar bij een bedrag van deze omvang en bij het ontbreken van concrete aanknopingspunten voor een dergelijke schatting, is het niet verantwoord daartoe over te gaan. Zowel een juiste berekening als een onderbouwde schatting vergen nader onderzoek en uitwisseling van standpunten. Dit zou, mede gelet op de duur en de gang van zaken in deze strafzaak tot nu toe, een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen. Daarom zal de benadeelde partij op dit punt niet-ontvankelijk worden verklaard; zij zal deze vordering bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen.
Kosten behandelingen letsel en therapieën
De gestelde kosten betreffende de aanvullende verzekeringen komen voor vergoeding in aanmerking. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende gebleken van een rechtstreeks verband tussen de gestelde schade en de bewezenverklaarde mishandelingen als bedoeld in de zin van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. Op basis van de overgelegde stukken kan deze schade als volgt worden vastgesteld:
  • aanvullende verzekeringen tot en met 2023 € 1.558,24
  • aanvullende verzekering 2024
€ 2.157,04
De rechtbank overweegt met betrekking tot de kosten ter zake het eigen risico en de eigen bijdragen dat zonder nadere onderbouwing door een arts niet kan worden vastgesteld welke therapieën wel en welke niet rechtstreeks verband houden met de bewezen verklaarde feiten. Immers hebben zich in het leven van de benadeelde meer gebeurtenissen voorgedaan waarvoor zij therapie nodig had. Datzelfde geldt voor de met de behandelingen gepaard gaande reiskosten. Ook dat vergt een nadere onderbouwing om het rechtstreekse verband te kunnen beoordelen. Behandeling van dit deel van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Ten aanzien van de
toekomstigekosten betreffende aanvullende verzekeringen, eigen risico, eigen bijdragen en reiskosten overweegt de rechtbank dat onduidelijk is of, en zo ja, in welke omvang die kosten zich in de toekomst zullen verwezenlijken. Deze kosten zijn door de benadeelde geschat en niet onderbouwd, zodat deze schade zonder nader onderzoek niet kan worden vastgesteld. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte fysiek letsel en psychische schade heeft opgelopen en daarmee (op grove wijze) is aangetast in haar persoon, zodat zij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank acht de door de benadeelde partij ingediende vordering niet geheel toewijsbaar. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen immateriële schade heeft de rechtbank rekening gehouden met alle in de onderbouwing genoemde feiten en omstandigheden. Verder heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van de normschendingen, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, alsmede de duur van het bewezenverklaarde en de frequentie en intensiteit waarmee de schendingen hebben plaatsgevonden, zoals een en ander blijkt uit de hiervoor vermelde bewijsmiddelen en -overwegingen. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 75.000,00.
De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd aan immateriële schade dan zal worden toegewezen. De rechtbank zal het meer gevorderde afwijzen.
Totaal toe te wijzen bedrag
De rechtbank zal de vordering als volgt toewijzen:
materiële schade
  • ‘afgepakt inkomen’ € 188.236,40
  • aanvullende verzekeringen tot en met 2024
€ 190.393,44
immateriële schade€ 75.000,00 +
Totaal toe te wijzen € 265.393,44
Wettelijke rente
De toe te wijzen bedragen zullen (ieder afzonderlijk) worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten waarvoor de betreffende vergoeding wordt toegekend zijn gemaakt, tot de dag van volledige betaling. Bij het bepalen van de data waarop de kosten voor de toe te kennen vergoedingen zijn gemaakt, sluit de rechtbank aan bij de data zoals deze door de benadeelde partij zijn gesteld en gevorderd en welke data door de verdediging niet zijn weersproken.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van in totaal € 265.393,44 aan materiële en immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten waarvoor de betreffende vergoedingen wordt toegekend, zijn gemaakt tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 365 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
9.5
De vordering
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van in totaal € 151.875,50. Dit bedrag bestaat uit € 131.875,50 aan materiële schade en
€ 20.000,-- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 en 4 tenlastegelegde, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De gestelde materiële schade heeft betrekking op het door [slachtoffer 2] aan verdachte moeten afstaan van haar inkomen in de periode december 2016 tot en met september 2021.
9.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij (geheel) toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering dan wel de vordering af te wijzen op grond van het volgende. Verdachte betwist de vordering. Onvoldoende is gebleken dat sprake is van rechtstreekse schade; de vordering kent onderbouwingen voor feiten die niet volgen uit de tenlastelegging en ieder causaal verband ontbreekt. Bovendien zijn de materiële posten onvoldoende onderbouwd. Meer subsidiair is gevraagd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering wegens een onevenredige belasting van het strafgeding. Het is de vraag hoe de schade zou moeten worden ingeschat. Op basis van het huwelijksvermogensrecht valt niets te vorderen en er loopt een echtscheidingsprocedure bij de Rechtbank Amsterdam waarin al uitspraak is gedaan ten aanzien van sommige punten.
9.8
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij [slachtoffer 2] werd als gevolg van bedreiging door verdachte gedwongen te wonen en te blijven wonen in een woning in [woonplaats] die op naam stond van een ander, zoals in dit vonnis bewezen is verklaard onder feit 3. Voorts is zij door verdachte wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd en beroofd gehouden, zoals bewezen is verklaard onder feit 4.
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat zonder nadere toelichting, standpuntuitwisseling en mogelijk bewijslevering niet kan worden vastgesteld of sprake is van een direct verband tussen de gestelde materiële schade en het onder 3 en 4 bewezenverklaarde als bedoeld in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering. Die materiële schade wordt immers in wezen gegrond op een veel langere - deels buiten de onder 3 en 4 bewezenverklaarde periode gelegen - periode van uitbuiting. Bovendien spelen er, gelet op de omstandigheid dat de benadeelde partij en verdachte gehuwd zijn (geweest), vragen op het gebied van het huwelijksvermogensrecht en is de rechtbank niet bekend met (mogelijke uitkomsten van) de echtscheidingsprocedure tussen de benadeelde partij en verdachte. De behandeling van dit deel van de vordering levert daarom een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
Vast staat dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte psychische schade heeft opgelopen. Gelet hierop en de aard en ernst van de normschendingen, is sprake van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’, zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek, zodat de benadeelde partij in aanmerking komt voor vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade niet geheel toewijsbaar. Bij het bepalen van de hoogte van de toe te wijzen schade gaat de rechtbank uit van wat onder de feiten 3 en 4 bewezen is verklaard zoals hiervoor omschreven, terwijl de onderbouwing van de vordering (in ieder geval voor een deel) lijkt te zien op andere feiten en omstandigheden. De rechtbank stelt de immateriële schade naar billijkheid vast op een bedrag van € 5.000,--. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd aan immateriële schade dan zal worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Dat heeft ermee te maken dat de feiten en omstandigheden die door de benadeelde partij aan het meerdere ten grondslag zijn gelegd in een civiele procedure mogelijk aan een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad ten grondslag zouden kunnen worden gelegd. Bij de beoordeling van de hoogte van de immateriële schade in deze strafzaak zijn deze feiten en omstandigheden - vanwege het hiervoor al vastgestelde ontbreken van een direct verband met de bewezenverklaarde feiten - niet meegenomen.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan tot de dag van volledige betaling. De rechtbank acht het redelijk om bij het bepalen van de datum waarop de schade is ontstaan, aan te sluiten bij het onder feit 4 bewezenverklaarde en bepaalt deze datum op
15 september 2021.
Proceskosten
Verdachte zal worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Indien door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38d, 55, 57, 273f, 282, 284 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 5 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
  • gelast dat verdachte
  • bepaalt dat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet in tijd is beperkt;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feiten 1 en 2)
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een totaalbedrag van
€ 265.393,44 (tweehonderdvijfenzestig duizend driehonderddrieënnegentig euro en vierenveertig cent), waarvan:
 een bedrag van € 190.393,44 aan materiële schade, bestaande uit de volgende bedragen:
- € 188.236,40 voor schade wegens ‘
afgepakt inkomen’, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot de dag van volledige betaling;
- € 2.157,04 voor kosten gemaakt voor aanvullende verzekeringen (tot en met 2024), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot de dag van volledige betaling;
 een bedrag van € 75.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2011 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag van in totaal € 265.393,44, vermeerderd met de wettelijke rente zoals hiervoor omschreven;
  • verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft de gevorderde vergoedingen voor:
  • huishoudelijk werk;
  • kosten eigen risico, eigen bijdragen en reiskosten 2021-2023;
  • toekomstige kosten aanvullende verzekeringen, eigen risico, eigen bijdragen en reiskosten;
en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] af voor wat betreft:
  • het meer gevorderde aan materiële schade wegens ‘
  • het meer gevorderde aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feiten 3 en 4)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering voor wat betreft:
  • het meer gevorderde aan immateriële schade;
  • de gevorderde materiële schade;
en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van Esch, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. D.S. Terporten-Hop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.R. Horst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 maart 2025.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat zij:
1
in de periode van 01 januari 2005 tot en met 31 december 2020 te Almere en/of Weesp en/of
Amsterdam en/of Kampen en/of elders in Nederland, een ander of anderen, te weten [slachtoffer 1] ,
(telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie (= dwangmiddelen, lid 1 sub 1 en sub 4, lid 3 sub 3),
(telkens) heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen (= handelingen),
met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°)
en/of
die [slachtoffer 1] heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (sub 4°)
en/of
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die ander, te weten van die [slachtoffer 1] , (sub 6°),
immers heeft/hebben die handelingen (ex sub I) (telkens) bestaan uit:
het overhalen van die [slachtoffer 1] om bij haar, verdachte, te komen wonen (= werven) en/of
het verschaffen van woongelegenheid aan die [slachtoffer 1] in de woning van haar, verdachte, (= huisvesten) en/of
die [slachtoffer 1] onderdeel van het huishouden en/of gezin van haar, verdachte, laten worden (= opnemen)
waarbij die dwangmiddelen heeft/hebben bestaan uit:
het die [slachtoffer 1] laten geloven dat zij, verdachte, (o.a.) helderziend was en doorgaven kreeg, en/of
het die [slachtoffer 1] laten geloven dat zij, verdachte, die [slachtoffer 1] kon helpen (o.a.) met het “verschonen van negatieve energieën” en/of
het die [slachtoffer 1] laten geloven dat zij, verdachte, die [slachtoffer 1] kon helpen met het verwerken van haar ( [slachtoffer 1] ) incestverleden en/of eerdere verkrachting(en) en/of andere trauma's van die [slachtoffer 1] en/of
het (voortdurend) onder controle en/of onder toezicht houden van die [slachtoffer 1] en/of
het (voortdurend) onder druk zetten van die [slachtoffer 1] en/of contact houden met die [slachtoffer 1] en/of
het (voortdurend) instructies geven aan die [slachtoffer 1] wat zij die dag en dat uur moest doen en/of
het isoleren van die [slachtoffer 1] door haar alle contact met familie, vrienden, kennissen en collega's te laten verbreken en haar te verbieden contact te hebben met bijvoorbeeld de buren en/of
het afpakken en opbergen in een afgesloten kast van (onder andere) [slachtoffer 1] bankpas(sen) en/of rijbewijs en/of ID -kaart en/of geld en/of
het veelvuldig zich op agressieve en/of boze en/of schreeuwende of anderszins dreigende en/of overheersende en/of denigrerende toon of wijze uiten tegen die [slachtoffer 1] en/of
het veelvuldig (met kracht) mishandelen van die [slachtoffer 1]
(door haar te slaan en/of te stompen en/of te schoppen op en/of tegen het lichaam en/of het hoofd en/of
door haar aan haar haren te trekken en of aan haar haren voort te trekken en/of
door haar met voorwerpen (zoals een deegroller en/of een mes en/of een ijzeren ketting en/of een glashamer/lifehammer en/of een stok/bezemsteel en/of een riem met gesp en/of een verlengsnoer met schakelaar) tegen het lichaam en/of het hoofd te slaan
door haar met tierips vast te binden en/of tape over de mond te plakken en/of
door haar met een mes in het lichaam te steken)
het veelvuldig bedreigen van die [slachtoffer 1]
met de dood en/of
met voormelde (en andere) mishandelingen en/of marteling en/of
met het breken van haar nek zodat ze invalide zou raken en/of
met het opsluiten van die [slachtoffer 1] in een inrichting en/of
met ontvoering door derden en/of
met verkrachting door derden en/of
met het laten verdwijnen van die [slachtoffer 1]
terwijl in de woning van verdachte waarin die [slachtoffer 1] verbleef de deuren en ramen (altijd) op slot zaten en de sleutels ervan altijd bij haar, verdachte, waren,
waardoor die [slachtoffer 1] in een situatie is gebracht van gedwongen dienstverlening en/of dienstbaarheid en/of van slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken (= uitbuiting zoals bedoeld in artikel 273f lid 2 Sr) bestaande uit:
het verrichten van (zo goed als alle) huishoudelijke taken in die woning (zoals wassen, boodschappen doen, koken, opruimen, schoonmaken, de kat verzorgen, verdachte en zoon overal heen brengen, huiswerk en werkstukken voor de zoon maken, die zoon overhoren, het huis schilderen, etc) (waardoor die [slachtoffer 1] eigenlijk geen enkele vrije tijd had) en/of
het ondergaan lijfstraffen en/of
het dulden dat haar ( [slachtoffer 1] ) eten en/of slaap en/of lichamelijke verzorging (zoals douchen) werd onthouden en/of
het dulden dat zij ( [slachtoffer 1] ) in de (koude) gang van de woning moest slapen en/of
het dulden dat zij ( [slachtoffer 1] ) met enige regelmaat (zonder warme kleding en/of zonder jas en/of zonder geld en/of zonder bankpas) een of meer dagen en/of nachten buiten moest doorbrengen voor straf en/of
het moeten betalen/medebetalen van huur en/of boodschappen en/of internetaankopen van haar, verdachte, en/of vakanties van verdachte en haar zoon en/of
het (volledig) beschikbaar moeten stellen van haar ( [slachtoffer 1] ) rekening en spaargeld en/of uitkering aan verdachte;
2
in de periode van 13 december 2016 tot en met 31 december 2020 te Almere en/of Weesp en/of Amsterdam en/of Kampen en/of elders in Nederland, [slachtoffer 1] (meermalen) heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] (telkens) (met kracht)
te slaan en/of te stompen en/of te schoppen op en/of tegen het lichaam en/of het hoofd en/of
aan haar haren te trekken en of aan haar haren voort te trekken en/of
met voorwerpen (zoals een deegroller en/of een mes en/of een ijzeren ketting en/of een glashamer/lifehammer en/of een stok/bezemsteel en/of een riem met gesp en/of een verlengsnoer met schakelaar) tegen het lichaam en/of op het hoofd te slaan
met tierips vast te binden en/of tape over de mond te plakken en/of
met een mes in het lichaam te steken,
[ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden];
3
in de periode van 13 december 2016 tot en met 30 september 2021 te Almere en/of Weesp en/of Amsterdam en/of Kampen en/of elders in Nederland, een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] , die [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten dat die [slachtoffer 2]
[(eerst) werd gedwongen een woning in [woonplaats] waar zij woonde en die op haar ( [slachtoffer 2] 's) naam stond te verlaten en/of (vervolgens)]
werd gedwongen in een woning in [woonplaats] te gaan wonen en te blijven wonen (welke woning op naam van ene [slachtoffer 1] stond) (alwaar zij ( [slachtoffer 2] ) zich - van verdachte - na die verhuizing niet bij de gemeentelijke basisadministratie mocht inschrijven)
door (telkens) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij, verdachte, de werkgever van die [slachtoffer 2] (de [werkgever] ) zou inlichten dat zij ( [slachtoffer 2] ) geen contact meer had met haar eigen ( [slachtoffer 2] 's) zoon, tenzij die [slachtoffer 2] zou meewerken aan alles wat zij, verdachte, wilde, inclusief voormelde gedwongen verhuizing (of telkens woorden van gelijke aard en/of strekking);
4
op een of meer dagen in de maand september 2021 te [woonplaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden,
door tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zij ( [slachtoffer 2] ) naar de woning van haar, verdachte, moest komen om te helpen een probleem op te lossen en/of te helpen een brief te schrijven en/of
door - nadat die [slachtoffer 2] in die woning was - de deuren van die woning op slot te doen en/of
door die [slachtoffer 2] haar spullen af te pakken (zoals werktas, laptop, portemonnee, autosleutel en werktelefoon) en/of
door die [slachtoffer 2] te dwingen zich ziek te melden op haar werk en/of
door die [slachtoffer 2] permanent in de gaten gehouden en haar te belemmeren die woning te verlaten om naar huis te gaan en/of
door die [slachtoffer 2] te instrueren stil te zijn en zich verborgen te houden toen de politie aan de deur stond en naar die [slachtoffer 2] vroeg;
5
op of omstreeks 06 oktober 1996 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] met een mes, althans met een scherp voorwerp, in de borst en/of in de rug, in elk geval in het bovenlichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal of van daarbij gevoegde bijlagen. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 15 december 2022, 23 december 2022, 24 januari 2023, 28 februari 2023 en 5 april 2023, telkens opgemaakt door [verbalisant 4] , hoofdagent/rechercheur van politie Midden-Nederland, Team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, onderzoek 03Patrijs, dossiernummer 2022196812(B/C), doorgenummerd 001 tot en met 851. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 65.
3.Pagina 66.
4.Pagina 67.
5.Pagina 104.
6.Pagina 68.
7.Pagina 69.
8.Pagina 70.
9.Pagina 71.
10.Pagina 72.
11.Pagina 105.
12.Pagina 87.
13.Pagina 78.
14.Pagina 85.
15.Pagina’s 84 en 85.
16.Pagina 112.
17.Pagina 83.
18.Pagina 112.
19.Pagina 113.
20.Pagina 79.
21.Pagina 73.
22.Pagina 74.
23.Pagina 83.
24.Pagina 85.
25.Pagina 75.
26.Pagina 81.
27.Pagina 112.
28.Pagina 247.
29.Pagina 112.
30.Pagina 86.
31.Pagina 95.
32.Pagina 94.
33.Pagina 95.
34.Pagina 96.
35.Pagina 87.
36.Pagina 86.
37.Pagina 76.
38.Pagina 79.
39.Pagina 93.
40.Pagina 199.
41.Pagina 111.
42.Pagina 97.
43.Pagina 98.
44.Pagina 99.
45.Pagina 102.
46.Pagina 103.
47.Pagina 224.
48.Pagina 273.
49.Pagina 273.
50.Pagina 274.
51.Pagina 446.
52.Pagina’s 447 en 448.
53.Pagina 313.
54.Pagina 313.
55.Pagina 314.
56.Pagina 314.
57.Pagina 315.
58.Pagina 646.
59.Pagina 647.
60.Pagina’s 647 en 648.
61.Pagina 648.
62.Pagina 647.
63.Pagina 716.
64.Pagina 717.
65.Pagina 718.
66.Pagina 719.
67.Pagina 720.
68.Pagina 720.
69.Pagina’s 720 en 721.
70.Pagina 412.
71.Pagina 339.
72.Pagina 339.
73.Pagina 340.
74.Pagina 341.
75.Pagina 343.
76.Pagina 350.
77.Pagina 351.
78.Pagina 352.
79.Pagina 353.
80.Pagina 845.
81.Pagina 845.
82.Pagina 435.
83.Pagina 436.
84.Pagina 437.
85.Pagina 438.
86.Pagina 554.
87.Pagina 555.
88.Pagina 231.
89.Pagina 232.
90.Pagina 233.
91.Pagina 234.
92.Pagina 235.
93.Pagina 237.
94.Pagina 238.
95.Pagina 242.
96.Pagina 245.
97.Pagina 246.
98.Pagina 443.
99.Pagina 444.
100.Pagina 65.
101.Pagina’s 83 en 87.
102.Pagina 111.
103.Pagina 225.
104.Pagina 226.
105.Pagina 227.
106.Pagina 231.
107.Pagina 232.
108.Pagina 233.
109.Pagina 242.
110.Pagina 246.
111.Pagina 65.
112.Pagina 112.
113.Pagina 412.
114.Pagina 413.
115.Pagina 225.
116.Pagina 227.
117.Pagina 231.
118.Pagina 239.
119.Pagina 240.
120.Pagina 241.
121.Pagina 242.
122.Pagina 243.
123.Pagina 249.
124.Pagina 259.