In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 23 december 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om overname van schulden door de Dienst Toeslagen beoordeeld. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen op 1 januari 2001, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand bij het besluit van 12 september 2023. De rechtbank heeft op 30 september 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en de Dienst Toeslagen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de Dienst Toeslagen terecht heeft gesteld dat de schulden van eiseres niet worden overgenomen, omdat er geen betalingsachterstanden zijn en de leningen dus niet opeisbaar zijn. Dit is een vereiste volgens artikel 4.1 van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht). De rechtbank benadrukt dat het doel van de regeling is om gedupeerden een nieuwe start te bieden, maar dat dit niet betekent dat ouders volledig worden vrijgesteld van hun betalingsverplichtingen. Eiseres heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat de hardheidsclausule van artikel 9, tweede lid, van de Wht van toepassing zou zijn.
De rechtbank wijst erop dat de wetgever bewust heeft gekozen voor de eis van opeisbaarheid en dat de hardheidsclausule bedoeld is voor situaties die niet zijn voorzien. Eiseres heeft weliswaar aangedragen dat haar situatie onbillijk is, maar de rechtbank oordeelt dat er geen onbillijkheid van overwegende aard is die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de Dienst Toeslagen de schulden van eiseres niet hoeft over te nemen. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.