ECLI:NL:RBMNE:2024:6334
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring inzake Wmo-voorzieningen en procesbelang
Op 30 oktober 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De rechtbank heeft het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer had. Eiser verbleef niet langer in de opvangvoorziening en had inmiddels een woning aangeboden gekregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen inhoudelijk oordeel meer nodig was, aangezien het doel van het beroep niet meer kon worden bereikt. Eiser had eerder een urgentieverklaring gekregen en was inmiddels in een instellingswoning geplaatst met begeleiding van de Tussenvoorziening.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de vraag of er procesbelang aanwezig was, waarbij zij verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). De gemachtigde van eiser had aangevoerd dat er procesbelang was vanwege een verzoek om vergoeding van proceskosten, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was. De rechtbank benadrukte dat het enkel om een vergoeding van bezwaarkosten niet rechtvaardigt om een achterhaald geschil inhoudelijk te behandelen. Eiser had zijn doel inmiddels bereikt, waardoor er geen procesbelang meer was.
De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk was en dat eiser geen recht had op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door rechter P. Lenstra, in aanwezigheid van griffier L.S. Lodder, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.