ECLI:NL:RBMNE:2024:6139

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
UTR 24/4304
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsuitkering op basis van hoofdverblijf in Lelystad

In deze zaak heeft eiseres op 7 oktober 2023 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend bij verweerder, de gemeente Lelystad. De aanvraag werd op 7 december 2023 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard met een besluit op 16 april 2024. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 5 september 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mevrouw J.E.M. Balinge-Rommers.

De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode van 7 oktober 2023 tot en met 7 december 2023 haar hoofdverblijf in Lelystad had. Verweerder stelde dat het zwaartepunt van haar leven in Hilversum lag, wat werd ondersteund door bankafschriften en verklaringen van eiseres zelf. Eiseres had in deze periode geen pintransacties in Lelystad en verbleef voornamelijk in Hilversum, waar zij ook medische zorg ontving. De rechtbank concludeert dat de stelling van eiseres dat haar verblijf in Hilversum tijdelijk was, niet aannemelijk is gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet met feiten en omstandigheden heeft aangetoond dat zij haar hoofdverblijf in Lelystad had. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde bijstandsuitkering. Er is geen plaats voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en is openbaar uitgesproken op 14 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4304

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.A. Rispens),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder
(gemachtigde: I. Badrising-Anroedh).

Inleiding

1. Eiseres heeft op 7 oktober 2023 aan verweerder een bijstandsuitkering voor levensonderhoud gevraagd. [1]
2. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen met het besluit van 7 december 2023 (het primaire besluit). Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt.
3. Met het besluit van 16 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
4. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft daarop gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres en haar gemachtigde deelgenomen, evenals de gemachtigde van verweerder. Ook was namens verweerder mevrouw J.E.M. Balinge-Rommers aanwezig.

Inhoud bestreden besluit (in essentie)

5. Verweerder stelt dat de aanvraag voor een bijstandsuitkering terecht is afgewezen. Eiseres had in de periode van belang (7 oktober 2023 tot en met 7 december 2023) niet haar hoofdverblijf in de gemeente Lelystad. Alle aangeleverde informatie in samenhang bezien maakt volgens verweerder dat het aannemelijk is dat het zwaartepunt van haar persoonlijk leven elders lag.
6. Uit de bankafschriften van eiseres blijkt dat zij in de periode van 1 mei 2023 tot en met 25 november 2023 geen enkele pintransactie heeft verricht in Lelystad. De boodschappen en drogisterij aankopen vinden met name plaats in Hilversum. Verder heeft eiseres zelf in een gesprek met haar klantmanager op 17 januari 2024 verklaard dat het consultatiebureau voor haar zoontje in Hilversum was en dat ziekenhuisafspraken en afspraken met de psycholoog van eiseres ook in Hilversum plaatsvinden. Eiseres heeft tijdens het spreekkamergesprek op 27 november 2023 zelf verklaard dat zij sinds de bevalling van haar zoon (3 juni 2023) niet meer in Lelystad verblijft. Het argument dat eiseres alleen rondom haar bevalling in Hilversum was, omdat zij daar hulp had van familie en vrienden gaat daarom niet op. De te beoordelen periode loopt van oktober 2023 tot en met december 2023. Dit is ruim na de bevalling van eiseres.
7. Het enkele gegeven dat eiseres haar post, medische hulpmiddelen en het vaccinatieboekje voor haar zoontje in Lelystad ontving is onvoldoende om aan te nemen dat hier haar hoofdverblijf was. Van tijdelijk verblijf in Hilversum was geen sprake. Met ingang van 5 januari 2024 staat eiseres ook in Hilversum ingeschreven.

Beroepsgronden (in essentie)

8. Eiseres stelt dat zij wel haar hoofdverblijf in Lelystad had. Weliswaar heeft zij enige tijd in Hilversum verbleven, maar dit was als tijdelijk bedoeld. Als de wijziging van de woon- en verblijfsituatie een vooropgezet tijdelijk karakter heeft, dan is volgens vaste rechtspraak geen sprake van een verplaatsing van het feitelijk woonadres.
9. De situatie was zo dat eiseres na de bevalling hulp van familie en vrienden in Hilversum kon krijgen. Het was echter de bedoeling van eiseres om haar leven vanuit Lelystad in te richten. Eiseres huurde een woning met anderen in Lelystad, maar het was zonder hulp niet mogelijk om hier als alleenstaande moeder te verblijven. Wel heeft eiseres bijvoorbeeld de hulpmiddelen voor haar zoontje in Lelystad aangevraagd. Hieruit blijkt dat zij haar leven vanuit Lelystad wilde inrichten.
10. Eiseres kon vanwege de bevalling van haar zoontje niet langer meer in haar eigen levensonderhoud (en dat van haar zoontje) voorzien. Zij heeft met terugwerkende kracht ook een bijstandsuitkering in Hilversum gevraagd. Deze is echter geweigerd.

Beoordeling door de rechtbank

Juridisch kader
11. De te beoordelen periode loopt in dit geval van 7 oktober 2023 tot en met 7 december 2023 (hierna: de periode van belang). [2]
12. De rechtbank overweegt dat het in deze zaak gaat om een besluit op aanvraag. Dit betekent dat het in eerste instantie aan eiseres is om aannemelijk te maken dat zij recht heeft op bijstand van verweerder. Eiseres moet daartoe inlichtingen verschaffen en feiten en omstandigheden aannemelijk maken over haar woon- en leefsituatie en haar financiële situatie. Verweerder heeft een onderzoeksplicht en moet de inlichtingen van eiseres op juistheid en volledigheid controleren. [3]
13. De plek waar eiseres haar woonadres had (in de periode van belang) geldt ook als de locatie van het hoofdverblijf. Het hoofdverblijf ligt daar waar zich het zwaartepunt van het persoonlijk leven bevindt. Dit moet worden bepaald aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. [4] Een inschrijving in de basisregistratie personen (Brp) is een element dat meeweegt, maar het is niet doorslaggevend voor het bepalen van het hoofdverblijf. [5]
14. Er is geen sprake van een verplaatsing van het feitelijke woonadres als het gaat om een wijziging van de woon- en verblijfssituatie met een vooropgezet tijdelijk karakter. Dit kan het geval zijn als de wijziging van korte duur is geweest en verband houdt met het tijdelijk niet of niet goed kunnen bewonen van de eigen woning vanwege bijvoorbeeld een renovatie. Van belang is verder dat er geen aanwijzingen zijn dat de betrokkene zich in die periode elders heeft gevestigd en dat de betrokkene na die - korte - periode in zijn of haar woning terugkeert. [6]
Oordeel van de rechtbank
15. De rechtbank overweegt dat het dossier verschillende poststukken bevat die in de periode van belang zijn gericht aan eiseres op een adres in Lelystad (onder meer 2 brieven van de belastingdienst). Ook is er een verhuurdersverklaring van na de periode van belang (11 december 2023), waarin staat dat eiseres als huurder van het adres in Lelystad de financiële verplichtingen heeft voldaan en geen overlast heeft veroorzaakt. Daarnaast stond eiseres in de periode van belang in de Brp ingeschreven op een adres in Lelystad.
16. Hier staat tegenover dat uit de door eiseres overgelegde bankafschriften over de periode van 1 mei 2023 tot en met 25 november 2023 volgt dat door eiseres vanaf mei 2023 voornamelijk betalingen gedaan zijn bij supermarkten, restaurants, drogisterijen en de bioscoop in Hilversum. Opvallend is dat er over de gehele periode slechts enkele betalingen in Lelystad zijn gedaan. De bankafschriften zijn bovendien geadresseerd aan een adres in Hilversum. Eiseres heeft hierover op de zitting verklaard dat dit het adres is van haar moeder waar zij in de periode van belang (voornamelijk) verbleef. In het spreekkamergesprek met verweerder van 27 november 2023 heeft eiseres ook verklaard dat zij sinds haar bevalling (op 3 juni 2023) niet meer in Lelystad verbleef. Eiseres heeft daar verteld dat zij in die periode overal en nergens onderdak had, onder andere in Hilversum bij haar moeder, bij haar broer en bij een vriendin. Ook de belangrijke (medische) ondersteuning waar eiseres in de periode van belang gebruik van maakte bevond zich in Hilversum (het consultatiebureau, de psycholoog, het ziekenhuis).
17. Verweerder heeft op grond van de bankafschriften en de eigen verklaring van eiseres mogen concluderen dat eiseres in de periode van belang haar hoofdverblijf niet in Lelystad had maar in Hilversum. Op de zitting heeft (de gemachtigde van) eiseres dit ook wel erkend, maar gesteld dat sprake is van de uitzonderingssituatie dat het verblijf in Hilversum een vooropgezet tijdelijk karakter had. De rechtbank volgt eiseres daarin niet. Eiseres heeft de stelling dat hiervan sprake is niet aannemelijk gemaakt. Dat eiseres in de periode van belang ingeschreven bleef in Lelystad en daar nog post ontving is daarvoor onvoldoende. Eiseres heeft langere tijd buiten Lelystad verbleven en is na de periode van belang ook niet teruggekeerd naar (de woning in) Lelystad. Inmiddels heeft zij zich in Hilversum ingeschreven en daar ook een bijstandsuitkering aangevraagd. Dit duidt er niet op dat het verblijf in Hilversum slechts tijdelijk was bedoeld.
18. De rechtbank concludeert dat eiseres niet met feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt dat zij daadwerkelijk in de periode van belang haar hoofdverblijf in Lelystad heeft gehad. Ook de stelling dat eiseres slechts tijdelijk elders zou hebben verbleven is niet aannemelijk gemaakt. Het beroep slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
20. Bij deze uitkomst is geen plaats voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Rommes, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Participatiewet (de Pw).
2.Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 18 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:873 rechtsoverweging (r.o.) 4.1.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:624 r.o. 4.2.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:624 r.o. 4.3.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 16 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:916 r.o. 4.6.1.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 20 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2271 r.o. 4.5.