ECLI:NL:RBMNE:2024:6139
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering op basis van hoofdverblijf in Lelystad
In deze zaak heeft eiseres op 7 oktober 2023 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend bij verweerder, de gemeente Lelystad. De aanvraag werd op 7 december 2023 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Het bezwaar werd ongegrond verklaard met een besluit op 16 april 2024. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 5 september 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mevrouw J.E.M. Balinge-Rommers.
De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de periode van 7 oktober 2023 tot en met 7 december 2023 haar hoofdverblijf in Lelystad had. Verweerder stelde dat het zwaartepunt van haar leven in Hilversum lag, wat werd ondersteund door bankafschriften en verklaringen van eiseres zelf. Eiseres had in deze periode geen pintransacties in Lelystad en verbleef voornamelijk in Hilversum, waar zij ook medische zorg ontving. De rechtbank concludeert dat de stelling van eiseres dat haar verblijf in Hilversum tijdelijk was, niet aannemelijk is gemaakt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet met feiten en omstandigheden heeft aangetoond dat zij haar hoofdverblijf in Lelystad had. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht heeft op de gevraagde bijstandsuitkering. Er is geen plaats voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. Spelt en is openbaar uitgesproken op 14 november 2024.