ECLI:NL:CRVB:2024:624
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onvoldoende bewijs van hoofdverblijf op het uitkeringsadres
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal. De appellant had zijn aanvraag om bijstand ingediend op basis van de Participatiewet, maar het dagelijks bestuur weigerde deze omdat appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf had op het opgegeven uitkeringsadres. Tijdens een gesprek met de Sociale Dienst op 11 augustus 2021 deed appellant verschillende verklaringen over zijn woonsituatie die later tijdens een huisbezoek niet konden worden bevestigd. De Raad oordeelde dat de verklaringen van appellant tegenstrijdig waren met de bevindingen van het huisbezoek, waaruit bleek dat er een medebewoner was en dat er weinig persoonlijke spullen van appellant aanwezig waren. De rechtbank had eerder de afwijzing van de aanvraag in stand gelaten, en de Raad bevestigde deze uitspraak. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten of griffierecht, omdat het hoger beroep niet slaagde.