ECLI:NL:RBMNE:2024:5904

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
17 oktober 2024
Zaaknummer
05/219177-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor culpoze wederechtelijke vrijheidsberoving met vrijspraak van zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van culpoze wederechtelijke vrijheidsberoving. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 12 maart 2023 werd het slachtoffer door de medeverdachte naar zijn woning gelokt en daar opzettelijk en wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. De verdachte was aanwezig in de woning en heeft gehoord dat het slachtoffer door de medeverdachte werd geslagen en heeft hem om hulp horen roepen. Ook was zij getuige van een schietincident met een spijkerpistool. Ondanks deze omstandigheden heeft de verdachte nagelaten om hulp in te schakelen. Het verweer van de verdachte dat zij in een bevroren toestand verkeerde, werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk in staat was om te handelen en voldoende tijd had om hulp in te schakelen. De verdachte werd vrijgesproken van de strafverzwarende omstandigheid dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, omdat het letsel niet voldeed aan de eisen die de Hoge Raad stelt aan die kwalificatie. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 05/219177-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 oktober 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B.P.R. van Andel, en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. J.A. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht. Mr. P.M. Breukink was aanwezig namens het slachtoffer [slachtoffer] .
De zaak van verdachte is gelijktijdig behandeld met de zaak van medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 05/071824-23) (hierna: [medeverdachte] ).

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat het aan haar schuld is te wijten dat [slachtoffer] op 12 maart 2023 in [woonplaats] van zijn vrijheid is beroofd en van zijn vrijheid beroofd is gebleven door medeverdachte [medeverdachte] ,
door onder meer:
- informatie over [slachtoffer] te verzamelen en naar [medeverdachte] te sturen;
- voor, tijdens en na de vrijheidsberoving contact heeft gehouden met [medeverdachte] over de heer [slachtoffer] en het wegmaken van bewijsmateriaal;
- tijdens de vrijheidsberoving in de woning aan de [adres] in [woonplaats] aanwezig was en daar gezien/gehoord heeft dat [slachtoffer] in zijn gezicht werd geslagen door [medeverdachte] , hem een handdoek heeft gegeven voor het bloeden, aanwezig was toen [medeverdachte] met een spijkerpistool op [slachtoffer] schoot, geen hulp heeft ingeroepen, achter [medeverdachte] stond toen die [slachtoffer] dwong tot het opnemen van een filmpje, waardoor zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid beroof werd;
- die toestand heeft laten voortduren en/of heeft nagelaten politie of andere hulp in te schakelen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De standpunten van de officier van justitie worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde.
De standpunten van de verdediging worden – voor zover van belang bij de beoordeling – besproken in paragraaf 4.3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , genummerd PL0600-2023110501-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2023 werd ik via mijn website benaderd door het emailadres [e-mailadres medeverdachte] @icloud.com. In deze email stond onder anderen:
- dat de moeder van [medeverdachte] vanaf 1995 al groot fan was van mij;
- dat de moeder van [medeverdachte] vanavond omstreeks 21.00 uur euthanasie zou krijgen in verband met kanker;
- dat de moeder van [medeverdachte] een ontmoeting met mij nog op haar bucketlist stond;
- dat [medeverdachte] 1000 euro wilde geven als soort tegemoetkoming voor mijn komst. [2]
Ik besloot [medeverdachte] te bellen. [medeverdachte] gaf aan dat ik naar de [adres] in [woonplaats] kon komen. Op 12 maart 2023 kwam ik aan op de genoemde locatie. [3] De verdachte nam mij vriendelijk mee naar binnen en vroeg mij plaats te nemen aan tafel in de woonkamer. Na ongeveer tien minuten kwam er iemand vanaf de kelder naar boven. Dit was een vrouw. Op het moment dat de vrouw de woonkamer in liep, keek de verdachte naar mij om te kijken naar mijn reactie op de binnenkomst van de vrouw. Hij stond op en sloeg mij volle bak op mijn rechter wenkbrauw. Ik kreeg trappen op mijn been, op mijn linker heup en klappen op mijn ribben en maag. Ik voelde dat de verdachte met zijn arm om mijn nek heen bewoog en deze met kracht dicht kneep. [4] Hij pakte een spijkerpistool en schoot daarmee door de kamer. In eerste instantie schoot hij niet op mij, maar dit werd steeds meer verplaatst naar mijn richting. Hij schoot onder anderen in de muur en de bank. Hij schoot mij bijna in mijn voeten en langs mijn gezicht en bovenlichaam. Hij schoot steeds dichter richting mijn lichaam. [5] Tijdens het incident in de woning heb ik zeker tien keer om hulp geschreeuwd. Ik riep onder anderen "Help politie!". [6] Gedurende het incident in de woning was de vriendin van de
verdachte ook binnen. Af en toe liep zij de kamer uit en dan kwam zij later weer binnen. Zij heeft niet één keer geprobeerd de verdachte op andere gedachten te brengen. Ook heeft zij tegen mij gezegd dat ik haar leven kapot gemaakt heb. Daarop werd de verdachte weer heel kwaad. De vriendin van de verdachte is gedurende de mishandelingen grotendeels in dezelfde ruimte geweest. Soms liep zij weg, omdat het leek dat zij het niet aan kon zien. [7]
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer] , genummerd PL0600-2023110501-21, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik wil graag een aanvullende verklaring afleggen met betrekking tot mij reeds eerder
gedane aangifte. [8] Ik wil nog graag toevoegen en verduidelijking schaffen dat deze " [medeverdachte] " mij belemmerd heeft om de woning te verlaten. Toen ik op enig moment opstond en in de richting van de voordeur liep is hij zodanig voor mij gaan staan dat ik de deur niet kon bereiken. Ook sprak hij de woorden uit: "als je ook maar denkt aan ontsnappen, ik maak je kapot". [9]
Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte] op 15 maart 2023, genummerd PL0600-2023110501-40, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
A: Nadat hij vijf minuten door mijn huis rende, dacht ik aan de tacker die ik had liggen. Ik heb toen een paar keer daar mee geschoten.
V: Hoe vaak heb je ongeveer met de tacker geschoten?
A: Een keer vijf misschien?
V: Wanneer was de compressor aangezet?
A: Die staat continue aan.
V: Wat maakt dan veel lawaai?
A: Die compressor hoor je bijna niet. De tacker maakt heel veel lawaai. [10]
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 oktober 2024, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
[medeverdachte] is mijn vriend. Ik was op 12 maart 2023 in de woning aan de [adres] in [woonplaats] toen [slachtoffer] daar ook was. Ik heb hem aan tafel zien zitten en toen ben ik omgedraaid. Toen heb ik gehoord dat [slachtoffer] een klap heeft gekregen. Ik heb [slachtoffer] twee keer iets aangereikt voor zijn verwondingen. U houdt mij voor dat [slachtoffer] 35 minuten in de woning is geweest afgaande op de camerabeelden van de deurbel. Ik ben al die tijd in de woning geweest.
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte op 15 maart 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
‘ [slachtoffer] pakte de ijsklontjes aan en ik ben naar de keuken gegaan. Ik hoorde [slachtoffer] zeggen dat hij naar het ziekenhuis moest, want hij had vorig jaar een hartaanval gehad. Toen zag ik [slachtoffer] zitten op de bank en [medeverdachte] stond bij de salontafel. Ik wilde de handdoek aan [slachtoffer] geven, maar toen zei [medeverdachte] : ‘Dat doe ik wel’. [medeverdachte] zei toen tegen mij: ‘Ga maar’, ik zei nee, maar ik ben wel naar de gang gelopen, ik weet niet waarom. Toen ben ik wel teruggelopen en ik hoorde [medeverdachte] hard praten tegen [slachtoffer] . Ik zei toen dat ik al 12 jaar gezeik heb, ik heb al 12 jaar mijn bek gehouden, omdat jij dat vroeg.’
V: Jij zei ik heb 12 jaar mijn bek gehouden voor jou?
A: Ja [slachtoffer] zei: "Dat had ik nooit mogen doen en we lossen dit op, maar ik moet nu naar het
ziekenhuis." Toen ben ik weggelopen. [11]
V: Kon je ze nog zien, toen je wegliep?
A: Nee, ik ben naar de keuken gegaan. ik hoorde [slachtoffer] roepen: "Stop of help politie".
V: Wij hebben aanwijzingen dat dat ding gebruikt is die avond, heb jij iets gehoord?
0: De afstanden en de ruimtes zijn niet heel groot.
A: Als die al gebruikt zou zijn, zou dat zijn toen ik in de keuken stond met de deuren dicht. Ik hoorde [slachtoffer] toen om hulp roepen. Ik hoorde gestommel. [12]
Bewijsoverwegingen
Wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever door medeverdachte [medeverdachte] en verwijt verdachte
Op basis van de bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat aangever op 12 maart 2023 door medeverdachte [medeverdachte] onder valse voorwendselen naar de woning aan de [adres] is gelokt en daar tegen zijn wil is vastgehouden (wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd).
Verdachte was op dat moment in de woning aanwezig. Haar wordt niet verweten dat ze daar opzettelijk aan heeft bijgedragen, dat ze met medeverdachte [medeverdachte] heeft samengewerkt (medeplegen) of dat ze hem heeft geholpen in die zin dat ze medeplichtig was.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is in de kern of verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door geen hulp in te schakelen toen zij aanwezig was bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van aangever waardoor het aan haar schuld te wijten is dat aangever van zijn vrijheid is beroofd en beroofd is gebleven, waarbij hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Juridisch kader schuld
Voor schuld als bedoeld in artikel
307283 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet sprake zijn van een verwijtbare aanmerkelijke mate van onvoorzichtigheid. Of hiervan sprake is wordt volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad bepaald door de manier waarop dit in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd en is verder afhankelijk van het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. [13] Onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig handelen op zichzelf is niet voldoende om tot een bewezenverklaring van schuld te kunnen komen. Voor een bewezenverklaring van schuld is verder van belang dat de verdachte moest kunnen voorzien dat bepaald gedrag, bestaande uit handelen of nalaten onvoorzichtig zou zijn en tot bepaalde gevolgen zou kunnen leiden. Als is vastgesteld dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, dan moet beoordeeld worden of deze aanmerkelijke onvoorzichtigheid verdachte ook verwijtbaar is.
Kort gezegd moet de rechtbank in dit kader beoordelen of verdachte anders had
moetenén
kunnenhandelen.
Als is vastgesteld dat sprake is van (voldoende) verwijtbare, aanmerkelijke onvoorzichtigheid, dan moet vervolgens bewezen worden dat dit handelen er ook aan heeft bijgedragen dat aangever van zijn vrijheid is beroofd en/of beroofd is gebleven, waarbij hij zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen (causaal verband).
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Om het handelen van verdachte te kunnen beoordelen moet de rechtbank eerst vaststellen welk aan verdachte ten laste gelegd handelen of nalaten bewezen kan worden.
Op basis van de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet buiten redelijke twijfel vaststellen dat verdachte wist van het plan van medeverdachte [medeverdachte] om aangever die avond naar zijn woning te lokken. [medeverdachte] heeft wel de avond ervoor audioberichten naar haar gestuurd waaruit het plan kan worden afgeleid en ook heeft hij in de ochtend van 12 maart 2023 de mail aan haar doorgestuurd die hij stuurde aan aangever om hem naar zijn woning te lokken. Maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte deze berichten op 12 maart 2023 heeft beluisterd c.q. gelezen. Ook staat niet buiten redelijke twijfel vast dat verdachte achter medeverdachte [medeverdachte] heeft gestaan toen hij aangever dwong om een filmpje op te nemen. Alleen [medeverdachte] heeft dat verklaard, terwijl verdachte en aangever daar niet over verklaren.
Op zich staat vast dat verdachte in de nacht van 12 maart 2023 informatie over aangever heeft verzameld en deels naar medeverdachte [medeverdachte] heeft gestuurd, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat dit is gebeurd in verband met het plan dat [medeverdachte] heeft opgevat om aangever naar zijn woning te lokken. Dus ook van dat handelen wordt verdachte vrijgesproken.
Wel staat vast dat verdachte tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving in de woning aanwezig was. Op grond van de bewijsmiddelen staat verder het volgende vast:
  • Verdachte heeft gehoord dat aangever in zijn gezicht werd geslagen door medeverdachte [medeverdachte]
  • Verdachte was aanwezig in de woning toen medeverdachte [medeverdachte] met een spijkerpistool op aangever schoot en dat spijkerpistool maakte veel lawaai
  • Ze heeft geen hulp ingeschakeld, terwijl ze aangever om hulp heeft horen roepen.
Op basis van het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte wist dat aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd en dat zij die toestand heeft laten voortduren door niet de politie of andere hulp in te schakelen.
Heeft verdachte verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld?
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest, bestaande uit een nalaten. Als je ziet dat iemand wederrechtelijk van zijn vrijheid wordt beroofd, dan wordt van je verlangd dat je ingrijpt en/of hulp inschakelt (bijvoorbeeld de politie of buren). Verdachte had dat moeten doen, maar heeft dat niet gedaan en daarmee heeft ze aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld in de vorm van een nalaten. Verdachte had dus, objectief gezien, anders móeten handelen.
De vraag is of dat haar onder de gegeven omstandigheden verweten kan worden, dus of ze anders had kúnnen handelen of iets had kúnnen doen.
De raadsman voert aan dat het verdachte niet verweten kan worden. Verdachte werd totaal onverwacht geconfronteerd met de persoon die haar (volgens haar) meer dan 10 jaar eerder heeft verkracht. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat ze als het ware in bevroren toestand verkeerde. In die toestand kon verdachte niet meer helder denken/handelen en van haar kon onder die omstandigheden dan ook niet meer worden verwacht dat zij conform de norm zou handelen.
De officier van justitie wijst erop dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving in de woning van verdachte ongeveer 35 minuten heeft geduurd. Volgens haar is het niet aannemelijk dat verdachte 35 minuten lang in bevroren toestand heeft verkeerd. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte niet geloofwaardig.
De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Dat verdachte heel erg schrok toen zij aangever in de woning zag, kan de rechtbank – gelet op wat verdachte verklaart over wat er jaren geleden mogelijk is voorgevallen – zich indenken. Ook is aannemelijk dat verdachte toen even niet zo goed wist wat ze moest doen en even in een bevroren toestand verkeerde. De rechtbank acht het echter niet aannemelijk geworden dat verdachte zich gedurende de gehele 25 minuten nadat zij aangever in de woning had gezien totdat hij door medeverdachte [medeverdachte] naar het ziekenhuis werd gebracht, in een bevroren toestand verkeerde. Zij heeft namelijk twee keer iets aan aangever aangereikt voor zijn verwondingen en zij heeft ook iets tegen aangever gezegd over hetgeen 12 jaar geleden tussen hen zou zijn voorgevallen. Hieruit blijkt dat verdachte wel degelijk tot een bepaald handelen in staat was en dat zij gedurende de 25 minuten in ieder geval meerdere heldere momenten had. Verdachte had gedurende dit tijdsbestek ook voldoende tijd en mogelijkheden om hulp in te schakelen en had dit dan ook kunnen doen.
Conclusie
Verdachte heeft verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig nagelaten door – kort gezegd – geen hulp in te schakelen terwijl zij wist dat aangever wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd. Daarmee heeft zij schuld aan het voortduren van de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Partiële vrijspraak – geen zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat aangever zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen en zal verdachte van deze strafverzwarende omstandigheid vrijspreken.
Onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 Sr wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat, voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- of beroepsbezigheden, afdrijving of dood van de vrucht van een vrouw alsmede storing van de verstandelijke vermogens die langer dan vier weken heeft geduurd. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd als dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Bij de beantwoording van de vraag of zeker letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt, is van belang of het oordeel van de rechter iets inhoudt over de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en/of het uitzicht op (volledig) herstel. [14] Bij de beoordeling of uitzicht is op volledig herstel kan ook worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meerdere littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan. [15]
De rechtbank stelt vast dat aangever flink letsel heeft opgelopen door het handelen van medeverdachte. Aangever had een fors blauw oog en een wond boven zijn wenkbrauw die moest worden gehecht, meerdere blauwen plekken en schrammen over zijn lichaam en een stukje tand dat was afgebroken. De rechtbank leest in de letselbeschrijving echter ook dat de arts vaststelt dat aangever van dit letsel in ongeveer twee weken volledig zal herstellen op een litteken boven zijn wenkbrauw na. Als dit letsel wordt getoetst aan de door de Hoge Raad vastgestelde criteria moet worden vastgesteld dat de aard van het letsel voornamelijk bestaat uit (flinke) blauwe plekken en schrammen, dat medisch ingrijpen beperkt noodzakelijk was en dat er op een litteken na, uitzicht is op volledig herstel binnen relatief korte tijd. Of een litteken aangemerkt kan worden als zwaar lichamelijk letsel is, zoals hierboven uitgelegd, afhankelijk van het uiterlijk en de ernst hiervan en dient ook te worden bezien in combinatie met de overige beoordelingsfactoren van het letsel, zoals hiervoor genoemd. In dit geval bevat het dossier geen informatie over hoe de wond is genezen en hoe het litteken er nu uitziet, zoals bijvoorbeeld informatie over de grootte, kleur en exacte locatie van het litteken. De rechtbank kan dus niets vaststellen over het uiterlijk en de ernst van het litteken en of dit een dusdanig prominent litteken is dat het letsel van aangever moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Gelet hierop voldoet het letsel van aangever, met de informatie die de rechtbank daarover heeft, niet aan de strenge eisen die de Hoge Raad stelt aan de kwalificatie van zwaar lichamelijk letsel.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 12 maart 2023 te [woonplaats] , verwijtbaar aanmerkelijk onvoorzichtig heeft nagelaten immers is verdachte
- ten tijde van de wederrechtelijke vrijheidsberoving in de woning aan de [adres] aanwezig geweest en heeft/is daar:
• gehoord dat de heer [slachtoffer] vol in zijn gezicht geslagen werd door medeverdachte [medeverdachte] en vervolgens
• aanwezig geweest terwijl de heer [slachtoffer] beschoten werd met een spijkerpistool (dat veel lawaai maakte) en
• geen hulp ingeroepen terwijl de heer [slachtoffer] meermalen riep “help politie” althans woorden van gelijke strekking
waardoor verdachte wist dat de heer [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd en
- die toestand heeft laten voortduren door tijdens en gedurende bovenomschreven handelingen en gebeurtenissen heeft nagelaten passende hulp in te lichten en aldus ten gevolge waarvan het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat de heer [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid beroofd is gebleven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
aan zijn schuld te wijten zijn dat iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd blijft.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 200 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis;
- een vrijheidsbeperkende maatregel inhoudende een contactverbod met [slachtoffer] , voor de duur van 3 jaar, met 1 week vervangende hechtenis per overtreding tot een maximum van 3 maanden vervangende hechtenis in totaal.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat de gevolgen van de vervolging voor verdachte al zeer groot zijn geweest en verzoekt de rechtbank om verdachte schuldig te verklaren zonder een straf of maatregel op te leggen. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank om aan verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Een contactverbod met het slachtoffer is niet nodig aangezien verdachte zelf totaal geen behoefte heeft aan contact.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Het slachtoffer is op 12 maart 2023 door medeverdachte [medeverdachte] met een list naar zijn woning gelokt en is daar toen tegen zijn wil in vastgehouden. Terwijl het slachtoffer in zijn woning was heeft medeverdachte [medeverdachte] fors geweld gebruikt: hij heeft het slachtoffer geslagen, getrapt, een arm om zijn nek gelegd en zijn keel dichtgeknepen en beschoten met een spijkerpistool. Uiteindelijk is gebleken dat de kans dat met een spijkerpistool dodelijk letsel kan ontstaan niet zo groot is, maar dat wist het slachtoffer niet en het moet voor hem een zeer beangstigende ervaring zijn geweest om daarmee te worden beschoten. Uit de aangifte blijkt hoeveel impact deze gebeurtenissen op het slachtoffer hebben gehad. Hij bevond zich in een onbekende woning met een agressieve man die hij niet kende en die duidelijk heel boos op hem was. Hij dacht dat hij de woning niet levend zou verlaten. Zijn wanhoop blijkt ook uit het feit dat hij heeft geprobeerd om door een raam van de woning te springen om zo uit de situatie te ontsnappen. Het slachtoffer heeft uiteindelijk gedaan alsof hij een hartaanval kreeg, waardoor medeverdachte [medeverdachte] hem naar het ziekenhuis heeft gebracht en hij hulp heeft kunnen vragen. Aan verdachte wordt niet verweten dat ze heeft meegeholpen aan dit plan, dat ze heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte] of dat ze hem daarbij heeft geholpen (medeplichtig). Wel is komen vast te staan dat ze aanwezig was, dat ze zich heeft gerealiseerd wat er gebeurde en dat ze heeft nagelaten om de hulp die het slachtoffer op dat moment nodig had in te schakelen, terwijl ze dat wel had moeten en kunnen doen. Hierdoor is het aan haar schuld te wijten dat het slachtoffer langer van zijn vrijheid beroofd is gebleven en langer in angst is gebleven wat er met hem zou gebeuren.
De persoon van verdachte
Verdachte is niet eerder in aanraking gekomen met politie en justitie. Dit weegt de rechtbank niet in haar voordeel of nadeel mee.
De reclassering heeft op 8 mei 2024 een advies geschreven aan de rechtbank over verdachte. De reclassering schat het risico op recidive en het risico op letsel in als laag. Er is geen sprake van eerdere justitiële contacten of een pro-criminele houding en er is stabiliteit op alle praktische leefgebieden. De huidige verdenking lijkt bij een bewezenverklaring dan ook vooral voort te zijn gekomen vanuit specifieke situationele factoren. Daarnaast is verdachte sinds een jaar vrijwillig in behandeling ten behoeve van een verbetering van haar psychosociaal functioneren. Dit laatste kan meegewogen worden als beschermende factor. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden omdat zij interventies of toezicht niet nodig vinden.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf aan de ene kant gekeken naar de ernst van het feit en de gevolgen die het voor het slachtoffer heeft gehad. Maar de rechtbank kijkt ook naar de rol van verdachte in het geheel, waarbij zij opmerkt dat bij schulddelicten de straf in verhouding moet zijn met de ernst van het handelen of nalaten van verdachte. Dat nalaten komt er in de kern op neer dat zij geen hulp heeft ingeschakeld. Ook betrekt de rechtbank dat er in juridische zin sprak is van de lichtste mate van schuld van verdachte (aanmerkelijk onvoorzichtig). Gelet daarop is de rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd van 80 uur, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank zal de officier van justitie niet volgen in haar eis om aan verdachte naast een taakstraf nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, nu dit niet in verhouding staat tot het verwijt dat verdachte wordt gemaakt en de rechtbank minder bewezen verklaart dan verdachte is ten laste gelegd. Daar komt bij dat het recidiverisico door de reclassering wordt ingeschat als laag en interventies volgens de reclassering niet nodig zijn.
Geen contactverbod met het slachtoffer
De rechtbank ziet geen noodzaak om een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Uit het dossier en uit wat ter terechtzitting is besproken heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat een contactverbod noodzakelijk is voor de beveiliging van het slachtoffer, van de maatschappij of voor het voorkomen van strafbare feiten.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 283 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. N.P.J. Janssens en mr. L.L. Veendrick, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.I. van Balkom, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 oktober 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Zij, op of omstreeks 12 maart 2023 te [woonplaats] , in aanmerkelijke mate verwijtbaar en/of onvoorzichtig heeft gehandeld en/of heeft nagelaten immers heeft/is verdachte
- in de nacht van 12 maart 2023 informatie over de heer [slachtoffer] verzameld en deze informatie naar medeverdachte [medeverdachte] gestuurd, en/of
- voorafgaande, ten tijde van en na afloop van de wederrechtelijke vrijheidsberoving contact onderhouden met medeverdachte [medeverdachte] over de heer [slachtoffer] en/of over het wegmaken van bewijsmateriaal en/of
- ten tijde van de wederrechtelijke vrijheidsberoving in de woning aan de [adres] aanwezig geweest en daar:
• gezien althans gehoord heeft dat de heer [slachtoffer] vol in zijn gezicht geslagen werd door medeverdachte [medeverdachte] en/of (vervolgens)
• de heer [slachtoffer] een handdoek en/of verkoeling heeft aangereikt tegen het bloeden en/of (vervolgens)
• in de woning aanwezig is geweest terwijl de heer [slachtoffer] beschoten werd met een spijkerpistool (dat veel lawaai maakte) en/of
• geen hulp heeft ingeroepen terwijl de heer [slachtoffer] meermalen althans eenmaal riep “help politie” althans woorden van gelijke strekking en/of
• achter medeverdachte [medeverdachte] heeft gestaan op het moment dat medeverdachte [medeverdachte] de heer [slachtoffer] dwong tot een filmopname van de heer [slachtoffer] waardoor verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de heer [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd en/of
- die toestand heeft laten voortduren door (telkens) tijdens en/of gedurende en/of na bovenomschreven handeling(en) en/of gebeurtenissen heeft nagelaten een of meer ambtenaren van justitie of politie althans passende hulp in te lichten en/of (aldus) (mede) ten gevolge waarvan het aan haar, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat de heer [slachtoffer] opzettelijk wederrechtelijk van de vrijheid is beroofd en/of beroofd is gebleven, waarbij de heer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2023, genummerd PL0600-2023 110501 (onderzoek Bloesem), opgemaakt door politie Oost-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 417. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 76.
3.Pagina 77.
4.Pagina 78.
5.Pagina 79.
6.Pagina 80.
7.Pagina 81.
8.Pagina 100.
9.Pagina 101.
10.Pagina 255.
11.Pagina 378
12.Pagina 379
13.Vgl. HR 29 juni 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5630, NJ 2010/674.
14.Hoge Raad 16 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5802; Hoge Raad 18 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3289.
15.Hoge Raad 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1051.