ECLI:NL:RBMNE:2024:5653
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; beoordeling van de hoogte van de WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 25 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen de WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 691.000,- per waardepeildatum 1 januari 2020, wat eiser betwistte en verlaagde naar € 599.000,-. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, mede op basis van een taxatierapport waarin vergelijkbare woningen zijn meegenomen. Eiser had op de zitting nieuwe argumenten ingebracht die niet eerder waren gecommuniceerd, wat de rechtbank in strijd met de goede procesorde achtte. Hierdoor werden deze argumenten niet in de beoordeling meegenomen.
Daarnaast heeft eiser een verzoek ingediend om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank concludeert dat de redelijke termijn met een maand is overschreden en kent een schadevergoeding van € 50,- toe. Tevens wordt de Staat veroordeeld tot het betalen van proceskosten van € 218,75 aan eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar erkent de overschrijding van de redelijke termijn en de bijbehorende schadevergoeding.