ECLI:NL:RBMNE:2024:4165
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de WIA-uitkering en de representativiteit van de referteperiode
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de hoogte van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser betwist de hoogte van zijn uitkering en het maatmanloon, en stelt dat de referteperiode niet representatief is vanwege de coronapandemie. De rechtbank oordeelt dat de referteperiode correct is vastgesteld en dat de hoogte van de uitkering juist is berekend. Eiser had eerder gewerkt bij [bedrijf] B.V. en is sinds 12 augustus 2020 arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft de WIA-uitkering vastgesteld op € 650,87 per maand, gebaseerd op een WIA-maandloon van € 867,83. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de rechtbank concludeert dat het Uwv de uitkering correct heeft vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de regelgeving voor de dagloonberekening geen ruimte biedt voor afwijkingen op basis van persoonlijke omstandigheden van eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en het bestreden besluit blijft in stand. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.