Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de akte houdende producties van [eiser] ,
- de akte houdende producties van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 20 januari 2022, waar zijn verschenen [eiser] , zijn moeder, dhr. [A] en mr. Kouwenaar-de Coninck. Aan de zijde van [gedaagde] zijn verschenen mw. [B] en dhr. [C] , bestuurders van [gedaagde] , en mr. Kramer. Mr. Kouwenaar heeft mede het woord gevoerd aan de hand van een gedeeltelijk voorgedragen en ter zitting overgelegde pleitnotitie. Na de mondelinge behandeling hebben partijen geprobeerd onderling tot een oplossing te komen, maar dat is niet gelukt. De gemachtigden hebben daarom op 20 januari 2022 per e-mail om vonnis gevraagd.
2.De feiten
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
(Kamerstukken II 2018/19,35 074, nr. 3, p. 131 en 132). Tegelijk heeft de wetgever ook onder ogen gezien dat de werknemer het aanbod heeft afgewezen om de reden dat hij de flexibiliteit in de arbeidsrelatie wilde behouden
(Kamerstukken II 2018/19,35 074, nr. 3, p. 132) en daarmee staat dan een beroep op het rechtsvermoeden van een vaste arbeidsomvang zozeer op gespannen voet dat de afwijzing van het aanbod wel degelijk betekenis toekomt bij de beoordeling van het beroep op artikel 7:610b BW.
De wettelijke verhoging en de wettelijke rente over het werknemersgedeelte van de pensioenpremie wordt afgewezen. Dit deel zit in het hiervoor toegewezen brutosalaris en hier is al wettelijke verhoging en wettelijke rente over toegewezen.
746,00(2 punten x tarief € 373,00)
5.De beslissing
- het loon vanaf 13 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2021 op basis van 23,23 uur per week, overeenkomstig de bepalingen van de cao bij ziekte, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve vervaldata tot de voldoening,
- het loon vanaf 1 september 2021 tot 1 maart 2022, op basis van 23,23 uur per week en overeenkomstig de bepalingen van de cao,
- de wettelijke verhoging van 15% over het te betalen brutoloon voor de periode van 13 augustus 2020 tot en met 31 augustus 2021, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2021 tot de voldoening;