ECLI:NL:RBMNE:2024:3707

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
14 juni 2024
Zaaknummer
22/5780
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verschoonbare termijnoverschrijding bij indienen beroepschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2024 een tussenuitspraak gedaan over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding bij het indienen van een beroepschrift. Eiseres, die als pedagogisch medewerker werkzaam was, had haar beroepschrift zes maanden te laat ingediend. De rechtbank oordeelt dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege bijzondere omstandigheden aan de zijde van eiseres, waaronder gezondheidsklachten en financiële problemen. Eiseres had zich op 4 september 2019 ziekgemeld vanwege rugklachten en had op 11 juni 2021 een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv had in oktober 2021 bepaald dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres door haar ernstige ziekte en de zorg voor haar twee jonge kinderen niet in staat was om tijdig beroep in te dienen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de context van de situatie van eiseres, waaronder haar beperkte doe-vermogen en de stress door financiële problemen. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend en dat de zaak inhoudelijk zal worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5780-T

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. van der Vlis),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

Eiseres was werkzaam als pedagogisch medewerker bij [werkgever] voor 30,34 uur per week en heeft zich vanwege rugklachten ziekgemeld op 4 september 2019. Op 31 augustus 2021 heeft eiseres het einde van de wachttijd bereikt. Op 11 juni 2021 heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Met ingang van 21 oktober 2021 ontvangt eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Bij besluit van 18 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiseres met ingang van 1 september 2021 geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiseres is minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
Bij besluit van 8 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft vervolgens op 8 december 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 14 december 2022 ontvangen. Het beroep is te laat ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2023. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op de zitting is besproken dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) een conclusie heeft gevraagd aan raadsheer advocaat-generaal mr. R.J.G.M. Widdershoven over de verschoonbaarheid van termijnoverschrijdingen. De conclusie is op 7 september 2023 uitgebracht. [1] In vervolg hierop heeft de grote kamer van het CBb op 30 januari 2024 in vier zaken uitspraak gedaan. [2] De Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in zaken over een WIA-uitkering, heeft zich met de uitspraak van 8 mei 2024 aangesloten bij de uitspraken van het CBb van 30 januari 2024. [3]
Het Uwv en eiseres zijn in de gelegenheid gesteld om hierop te reageren. Op 28 februari 2024 heeft eiseres een reactie ingediend. Op 5 maart 2024 heeft het Uwv een reactie ingediend.
Nadat partijen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld, hebben zij niet verzocht om een nadere zitting. De rechtbank heeft daarna op 3 april 2024 het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Standpunten van partijen
1. Tussen partijen is niet in geschil dat het beroep ongeveer zes maanden na het bestreden besluit is ingediend. In deze zaak zal de rechtbank beoordelen of de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Een inhoudelijke behandeling van het beroep is nu niet aan de orde.
2. Eiseres voert aan dat zij niet in staat was om tijdig beroep in te dienen, gelet op de bij haar aanwezige bijzondere omstandigheden. Er was ten tijde van het geding sprake van een ernstige ziekte, namelijk chronische rugpijn en sterk verminderde mobiliteit. Eiseres maakt gebruik van de Wijkverpleging PGB-verzorging, voor tien uur en 30 minuten per week en zij heeft een individuele voorziening huishoudelijke hulp voor drie uur per week. Eiseres werd twee keer per dag intensief verzorgd. Daarnaast speelt mee dat eiseres een alleenstaande moeder van twee jonge kinderen is, dat zij ten tijde van het indienen van het beroepschrift geen rechtsbijstand had en hier geen begeleiding of ondersteuning mee had. Tot slot heeft eiseres financiële problemen, deze geldzorgen zorgden voor stress bij eiseres.
3. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat er geen verschoonbare reden is voor de termijnoverschrijding van een half jaar. Volgens het Uwv is er in beroep geen medische onderbouwing ingebracht waaruit blijkt dat eiseres niet in staat zou zijn geweest om het beroep eerder in te dienen. Daarbij is de termijnoverschrijding niet gering, aldus het Uwv.
Wat vindt de rechtbank?
4. Op grond van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit betekent dat, als eenmaal is vastgesteld dat de termijn is overschreden, moet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding verwijtbaar of juist verschoonbaar is.
5. In dat verband zijn twee aspecten van belang. De rechtbank moet beoordelen of het niet tijdig indienen van het beroepschrift aan eiseres kan worden toegerekend en, als dat niet het geval is, of eiseres het beroepschrift zo spoedig als redelijkerwijs kon worden verlangd heeft ingediend. Alleen dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
6. De bestuursrechter kan oordelen dat de termijnoverschrijding niet aan de indiener wordt toegerekend als de termijnoverschrijding het gevolg is van bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, zoals eiseres hier ook aanvoert. Met de hiervoor genoemde uitspraken hanteren de hoogste bestuursrechters een minder strikte uitleg van artikel 6:11 van de Awb dan voorheen in de jurisprudentie werd gevolgd. De beoordeling van de verschoonbaarheid in geval van een beroep op bijzondere omstandigheden die de indiener betreffen, vergt een op het individuele geval gerichte, contextuele benadering.
7. Dit kunnen bijzondere omstandigheden bij de indiener zelf zijn, zoals psychisch onvermogen, ernstige ziekte of ongeval van de indiener of ziekte of overlijden van diens naasten en de zorgtaken die daarmee gepaard gaan, maar ook externe omstandigheden die voor overbelasting of stress bij de indiener zorgen. Verder kunnen de hoedanigheid van de indiener (burger, onderneming, belangenorganisatie, bestuursorgaan) en de mate van deskundigheid en professionaliteit, de omvang van de termijnoverschrijding en de partijenconstellatie (is sprake van een twee- of meerpartijengeschil?) een rol spelen. Of sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat de termijnoverschrijding niet toerekenbaar is, moet de bestuursrechter van geval tot geval bekijken.
8. In het geval van eiseres is van belang dat eiseres op het moment dat het bestreden besluit werd genomen (juni 2022) niet over beroepsmatige rechtsbijstand beschikte en geen ervaring had met procedures bij de bestuursrechter. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij een alleenstaande ouder van twee kinderen is die zij moest verzorgen terwijl zij veel pijn had, dat zij er in de zomer van 2022 en de periode erna er helemaal doorheen zat en niet wist wat zij moest doen omdat het zo slecht met haar ging, en dat zij zich pas veel later realiseerde dat ze tegen het bestreden besluit beroep had moeten instellen. Eiseres heeft ook toegelicht dat zij in die periode veel stress had vanwege financiële problemen. Dit wordt ondersteund door stukken van de huisarts die eiseres heeft ingediend. Verder heeft eiseres stukken ingebracht waaruit blijkt dat zij in die periode vanwege haar gezondheidsklachten een persoonsgebonden budget ontving voor drie uur huishoudelijke hulp per week, en gebruik maakte van wijkverpleging voor tien uur en 30 minuten per week. In het zorgplan dat bij de aanvraag om wijkverpleging hoort staat dat eiseres vanwege de ernstige pijn niet meer zonder hulp uit bed komt of uit een stoel kan komen en dat haar oudste zoon helpt bij het verzorgen van de jongste. Daar heeft eiseres last van, doordat haar oudste zoon meer mantelzorger is dan dat hij kind mag zijn krijgt zij depressieve klachten.
9. De rechtbank vindt dat eiseres hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in de zomer van 2022 en in de periode erna door beperkt doe-vermogen niet in staat was om beroep in te stellen tegen het bestreden besluit. Om die reden kon ook niet van haar worden verlangd dat zij een gemachtigde of andere bijstandsverlener zou inschakelen, of een beroepschrift zou indienen waarin nog niet de beroepsgronden zijn opgenomen (een zogenaamd pro-formaberoepschrift) om de termijnoverschrijding te voorkomen. De rechtbank oordeelt dus dat de termijnoverschrijding niet aan eiseres kan worden toegerekend.
10. Daarbij betrekt de rechtbank dat het hier gaat om twee partijengeschil en dat niet is gebleken dat de rechtszekerheid van derden hier een rol speelt. Het gaat weliswaar om een forse termijnoverschrijding (zes maanden), maar de rechtbank vindt het op basis van de genoemde stukken en de verklaring van eiseres aannemelijk dat de omstandigheden die ervoor hebben gezorgd dat eiseres in de zomer van 2022 niet in staat was om beroep in te stellen, ook in de maanden daarna, tot begin december 2022, een rol hebben gespeeld. Het beroepschrift van 8 december 2022 heeft eiseres dus zo spoedig als redelijkerwijs van haar kon worden verlangd ingediend. De termijnoverschrijding is verschoonbaar.
Conclusie
11. Nu de rechtbank de termijnoverschrijding in beroep verschoonbaar acht, zal de rechtbank de zaak inhoudelijk behandelen. De rechtbank hervat het vooronderzoek en zal de zaak op een zitting zal plannen. De griffier zal partijen schriftelijk op de hoogte brengen van hoe het verder gaat.
12. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank bepaalt dat het vooronderzoek wordt hervat.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.
De griffier is verhinderd
deze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.