In deze zaak heeft eiseres op 4 mei 2022 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). De aanvraag werd door verweerder, Centrum Indicatiestelling Zorg, afgewezen bij besluit van 15 september 2022, omdat eiseres volgens verweerder niet in aanmerking kwam voor deze zorg. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar verweerder handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 24 maart 2023. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 8 februari 2024 het beroep behandeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Eiseres voerde aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er geen individuele beoordeling had plaatsgevonden. Verweerder daarentegen stelde dat er een huisbezoek was geweest en dat het medisch advies van de medisch adviseur voldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat het advies van de medisch adviseur aan de voorwaarden voldeed.
De rechtbank benadrukte dat eiseres niet had aangetoond dat zij in aanmerking kwam voor 24-uurs zorg, en dat het medisch advies niet gemotiveerd was betwist. Eiseres had geen actuele medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor Wlz-zorg, en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.