ECLI:NL:CRVB:2019:407
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) en beoordeling van beperkingen in het adaptief functioneren
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) door het CIZ. Appellant, geboren in 1967, had op 24 november 2015 een aanvraag ingediend, die op 13 januari 2016 door het CIZ werd afgewezen. Het CIZ stelde dat er geen grondslag voor een verstandelijke handicap kon worden vastgesteld, ondanks de kwetsbaarheid van appellant, die voortkwam uit psychische problematiek. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, wat appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de medische adviezen die aan de afwijzing ten grondslag lagen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De Raad concludeert dat er geen beperkingen in het adaptief functioneren van appellant aanwezig waren in de periode rondom zijn achttiende levensjaar die een grondslag voor een verstandelijke handicap zouden kunnen rechtvaardigen. De door appellant overgelegde diagnostische adviesbrief van Trajectum leidde niet tot een ander oordeel, omdat deze geen nieuw of duidelijk ander beeld van zijn functioneren in die periode gaf. De enkele stelling van appellant dat hij mogelijk lijdt aan het syndroom van Williams was ook niet voldoende om tot een ander oordeel te komen.
De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellant af. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak is openbaar gedaan.