ECLI:NL:RBMNE:2023:5730

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/4910
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodbevel burgemeester op grond van de Gemeentewet ter bescherming van de openbare orde na beschieting van pand

Op 1 november 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, een bedrijf en een B.V., een voorlopige voorziening vroegen tegen een noodbevel van de burgemeester van Almere. Dit noodbevel, dat op 5 oktober 2023 was afgegeven, sloot een pand dat zowel als bedrijfspand als woning fungeerde voor de duur van zes weken. De burgemeester had dit besluit genomen na een beschieting van het pand op 3 oktober 2023, waarbij de politie vreesde voor ernstige verstoringen van de openbare orde. Verzoekers stelden dat de burgemeester niet bevoegd was om het noodbevel uit te vaardigen, omdat er geen vrees voor wanordelijkheden zou zijn, nu de dader van de beschieting was aangehouden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester zich op basis van de beschikbare informatie in redelijkheid kon beroepen op de noodsituatie en de vrees voor verdere wanordelijkheden. De rechter concludeerde dat de sluiting van het pand noodzakelijk was voor de handhaving van de openbare orde en dat de belangen van de burgemeester zwaarder wogen dan die van verzoekers. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/4910
uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 november 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoeker 1](verzoeker 1)
en [verzoeker 2] B.V .(verzoeker 2), uit [plaats] , verzoekers
(gemachtigde: mr. R. Zwiers),
en

de Burgemeester van de gemeente Almere, de burgemeester

(gemachtigde: mr. drs. C.M.A. Demetriadis).

Procesverloop

In het besluit van 5 oktober 2023 heeft de burgemeester met een noodbevel het gecombineerde pand bedrijf/woning aan de [adres] (het pand) in [plaats] gesloten voor de duur van zes weken.
Verzoekers hebben afzonderlijk tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M.G. Blokziel, waarnemer van de gemachtigde van verzoekers, [A] , technisch commercieel medewerker bij [verzoeker 2] , de gemachtigde van de burgemeester en namens de politie Eenheid Midden-Nederland, [B] .

Inleiding

Waar gaat deze zaak over?
1. Verzoeker 1 heeft op 3 oktober 2023 ontdekt dat zijn pand beschoten is en heeft daarvan aangifte gedaan bij de politie. Het pand bestaat uit een bedrijfspand (nummer [nummer 1] ) en een woning (nummer [nummer 2] ). In de basisregistratie persoonsgegevens zijn geen personen ingeschreven op het adres van de woning. De woning wordt door verzoeker 1 incidenteel gebruikt. Verzoeker 1 heeft nog andere bedrijfspanden in Amsterdam en Groningen.
1.1.
De politie heeft op 4 oktober 2023 een bestuurlijke rapportage naar de burgemeester gestuurd. In de bestuurlijke rapportage is samengevat het volgende aangegeven. Op 3 oktober 2023 is geconstateerd dat er een groot aantal kogelgaten in het pand zitten. Het pand is dus beschoten. De politie vermoedt dat de beschieting te maken heeft met een conflict rond personen waarvan een aantal zich in het criminele circuit begeeft. De beschieting van het pand lijkt samen te hangen met de beschieting van een woning aan de [nummer 2] in [plaats] en het oprollen van een hennepkwekerij aan de [straat] in Almere. Het onderzoek heeft nog niet geleid tot aanhouding van een verdachte. De aanleiding en toedracht van de beschietingen zijn nog niet opgehelderd, waardoor de politie niet kan uitsluiten dat er ernstige verstoringen voor de openbare orde zullen ontstaan. De politie concludeert dat er een risico bestaat voor de veiligheid van bewoners, omwonenden en toevallige passanten in de omgeving van het pand.
1.2.
De burgemeester heeft, gehoord de beraadslagingen van het driehoeksoverleg, op 3 en 5 oktober 2023, een noodbevel gegeven. De burgemeester heeft daartoe besloten, omdat de beschieting de openbare orde heeft geschokt en het woon-, werk-, en leefklimaat in de omgeving van het pand ernstig heeft verstoord en een nieuw geweldsincident niet kan worden uitgesloten. Dit resulteert volgens de burgemeester in de vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden in of bij het pand die grote risico’s meebrengen voor ondernemers, bewoners, bezoekers en passanten van het pand.
De burgemeester heeft hierin aanleiding gezien om op grond van artikel 175 van de Gemeentewet te besluiten tot sluiting van de woning nummer [nummer 1] en op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet te besluiten tot sluiting van het bedrijfspand nummer [nummer 2] . De burgemeester heeft hiervoor voornoemd noodbevel gegeven en het pand gesloten voor de duur van zes weken met ingang van 5 oktober 2023 om 16.00 uur.
2. Verzoekers zijn het niet eens met het noodbevel en hebben bezwaar ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.

Oordeel van de voorzieningenrechter

3. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor verzoekers in dit geval niet kunnen wachten op een beslissing op hun bezwaarschrift.
Indien elk spoedeisend belang ontbreekt, zal de voorzieningenechter moeten toetsen of het besluit, gelet op wat daarover is aangevoerd, evident onrechtmatig is.
Indien de voorzieningenrechter meent dat er wel een voldoende spoedeisend belang is, beoordeelt zij of het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft en daarna weegt zij de belangen van alle partijen af. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzoek.
Spoedeisend belang
4. Verzoekers hebben ter onderbouwing van het spoedeisend belang financiële stukken overgelegd en toegelicht dat het om een zeer urgente situatie gaat, omdat door de sluiting de onderneming niet geëxploiteerd kan worden, hetgeen tot gedwongen ontslagen kan leiden. De controller heeft verder volgens verzoekers gesteld dat door de sluiting het maximale krediet op de rekening courant overschreden zal worden, en de bank dan het openstaande bedrag in één keer kan opeisen, waardoor een faillissement in dat gevalonvermijdelijk is. Het is cruciaal dat het bedrijf open gaat. Dit ook omdat de bedrijfsvoering van andere vestigingen van [verzoeker 2] afhankelijk zijn van de productie van bepaalde onderdelen door verzoeker 2, zodat ook deze vestigingen schade zullen ondervinden.
4.1.
Volgens de burgemeester heeft verzoeker vooral een financieel belang bij zijn verzoek. Dit levert in de regel geen spoedeisend belang op. Ter zitting heeft de burgemeester echter gesteld dat hij de vraag of er een spoedeisend belang is aan het oordeel van de voorzieningenrechter overlaat.
4.2.
Hoewel de voorzieningenrechter in de overgelegde verklaring van de controller niet de door verzoeker gestelde toelichting terugziet waaruit blijkt dat de sluiting direct leidt tot overschrijding van het maximale krediet, opeising van de gehele schuld en dus een faillissement, en uit de overgelegde overige financiële stukken ook niet zonneklaar een acute financiële noodsituatie blijkt, neemt zij wel een voldoende spoedeisend belang aan. Het navolgende vindt de voorzieningenrechter daarvoor redengevend. De sluiting heeft tot gevolg dat aan verzoekers de inkomsten uit het pand en de daarin gedreven onderneming worden ontnomen. De kosten voor het pand en personeel lopen echter onverkort door. De sluiting is ook van invloed op de andere vestigingen van [verzoeker 2] . Zoals nader toegelicht ter zitting kan de bedrijfsvoering van de andere vestigingen niet zonder meer worden voortgezet, omdat deze afhankelijk is van de productie van bepaalde onderdelen door verzoeker 2. Daarbij komt dat verzoeker 2 haar bedrijfsvoering niet over kan zetten naar een van de andere vestigingen, omdat de machines niet goed verplaatst kunnen worden. De sluiting is weliswaar (nog) in duur beperkt, en niet duidelijk is of deze sluiting daadwerkelijk tot de gestelde ontslagen zal leiden, maar de sluiting lijkt gezien het voorgaande desalniettemin dusdanige gevolgen te hebben, dat niet gezegd kan worden dat elk spoedeisend belang ontbreekt.
Was de burgemeester bevoegd in deze situatie een noodbevel af te geven?
5. De eerste grond van verzoekers komt er in de kern op neer dat zij vinden dat de burgemeester niet de bevoegdheid had om in deze situatie op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 175 van de Gemeentewet een noodbevel te geven. Zij voeren hiertoe aan dat er geen vrees is voor ernstige wanordelijkheden of verstoring van de openbare orde. De dader van de beschieting ( [C] ) is immers aangehouden en zit in voorarrest. Nieuwe geweldsdelicten door deze schutter zijn dus uitgesloten evenals een risico voor een geweldspiraal. Een geweldspiraal impliceert bovendien wederzijds geweld, maar daarvan is geen sprake want van de kant van verzoekers gaat geen geweld uit en zij hebben niets met de opgerolde hennepplantage te maken. Verder heeft de beschieting ’s nachts plaats gevonden op een bedrijventerrein waar ’s nachts geen woon-werkverkeer plaatsvindt en geen omwonenden zijn, en is de beschieting door niemand opgemerkt, totdat [C] dit aan verzoeker 1 meedeelde. Er waren geen werknemers aanwezig en verzoeker 1 heeft zelf aangifte gedaan van de beschieting.
Ter zitting hebben verzoekers hierover nog toegelicht dat uit nader onderzoek is gebleken dat de beschieting niet in de nacht van 2 op 3 oktober 2023 heeft plaatsgevonden, een nacht waarin verzoeker 1 in de woning in het pand aanwezig was, maar in de nacht van 1 oktober 2023 toen verzoeker 1 niet in het pand aanwezig was. Verder menen verzoekers dat als de burgemeester meent dat er gevaar voor de openbare orde is of (vrees voor) ernstige wanordelijkheden dat dan niet valt in te zien waarom er geen maatregelen zijn getroffen voor de woning van verzoeker 1 zelf.
6. De burgemeester heeft in de stukken en ter zitting toegelicht dat verzoeker 1 [C] wel als dader van de beschietingen noemt, maar dat de politie nog onderzoek doet en dat nog niet vast staat dat [C] de schutter is geweest. Verder is het pand negentien keer beschoten en staat niet vast dat de beschieting op zichzelf staat. Vermoedelijk is er een verband met een andere beschieting, op de woning van de broer van belanghebbende, en het oprollen van een hennepkwekerij. Het is dan ook mogelijk dat er meerdere daders betrokken zijn. De burgemeester heeft ook toegelicht dat – zoals verzoekers stellen – uit nader onderzoek inmiddels is gebleken dat de beschieting in de nacht van 1 oktober en niet 3 oktober jl. heeft plaatsgevonden. Als verzoeker 1 ook die nacht – net als in de nacht van 3 oktober het geval was - in het pand had geslapen, was het mogelijk niet goed voor hem afgelopen.
Juridische regelgeving
7. Op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet kan de burgemeester bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde
7.1.
Volgens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet heeft deze bepaling betrekking op situaties waarin enerzijds geen overtreding van wettelijke openbare-ordevoorschriften plaatsvindt, terwijl anderzijds sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust dat niet meer van een aanvaardbaar niveau daarvan gesproken kan worden. Daartegen moet kunnen worden opgetreden. De bepaling dient er toe de burgemeester ook in dergelijke gevallen bevoegd te verklaren tot handelen. De burgemeester kan op basis van deze bepaling echter niet naar willekeur openbare-ordemaatregelen nemen. Er moet sprake zijn van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de bevelen moeten noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Voorts mogen de bevelen niet van wettelijke voorschriften afwijken en moeten ze proportioneel en subsidiair zijn (Kamerstukken I 1990/91, 19 403, nr. 64b, blz. 16/17). [1]
7.2.
Op grond van artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet is de burgemeester, in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
7.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) impliceert het criterium "ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden", dat aan verweerder beoordelingsruimte toekomt. De bestuursrechter dient te beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat sprake was van ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die verweerder op dat moment ter beschikking kon staan. [2]
Voorlopig oordeel voorzieningenrechter
8. De voorzieningenrechter is voorlopig oordelend van oordeel dat de burgemeester zich gelet op de in de bestuurlijke rapportage beschreven beschieting en de toelichting daarop zoals opgenomen in overweging 6, op het standpunt heeft mogen stellen dat zich een noodsituatie voordeed en dat sprake is van ernstige vrees voor het ontstaan van wanordelijkheden en verstoring van de openbare orde. Zoals blijkt uit de bestuurlijke rapportage en de toelichting ter zitting is het onderzoek nog in volle gang, is het niet duidelijk wie erachter de beschieting zitten, is er wellicht een relatie met een andere beschieting en een opgerolde hennepkwekerij, zodat niet is uitgesloten dat er nog gevaar dreigt. Dat de beschieting ’s nachts heeft plaatsgevonden op een bedrijventerrein en er geen personen getroffen zijn, maakt niet dat de burgemeester niet mocht afgaan op de ernst van de door de politie beschikbaar gestelde informatie en ook niet dat uitgesloten is dat een eventueel nieuw incident een gevaar voor personen oplevert. Dat (één van) de (mogelijke) schutter(s) op aangeven van verzoeker 1 in voorlopige hechtenis zit, maakt dan ook niet dat er niet langer vrees voor ernstige wanordelijkheden/verstoring van de openbare is.
Dat er van verzoeker 1 zelf geen geweld uitgaat en dat hij stelt niets te maken te hebben met de opgerolde hennepkwekerij, hoeft de overweging van de burgemeester niet anders te maken, omdat verwijtbaarheid bij de toepassing van de artikelen 172, derde lid en 175 van de Gemeentewet geen rol speelt. Er wordt slechts uitgegaan van de bestaande dreiging. Niet relevant is waardoor die dreiging wordt veroorzaakt of dat die dreiging al dan niet mede wordt veroorzaakt door (gedragingen van) verzoekers.
Dat de geweldspiraal theoretisch is, omdat zich geen andere incidenten hebben voorgedaan, maakt het oordeel ook niet anders. De bevoegdheid voor het geven van een noodbevel ontstaat immers niet pas als er (meer) incidenten hebben plaats gevonden, en het tijdsverloop is sinds de beschieting nog beperkt.
8.1.
Ter zitting hebben verzoekers verder nog gesteld dat de burgemeester concreter moet aangeven waar de dreiging voor ernstige wanordelijkheden en verstoring van de openbare orde uit bestaat, omdat de burgemeester uitgaat van aannames en stellingen zonder die te onderbouwen. Onder verwijzing naar een drietal uitspraken menen verzoekers dat dit ertoe moet leiden dat de bevelen tot sluiting niet gehandhaafd kunnen blijven. [3]
De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin niet. In twee uitspraken gaat het om een herhaalde verlenging van een sluiting en in de andere uitspraak gaat het om de vraag of een huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden kon worden, omdat er vuurwerkbommen voor de deur waren geplaatst waarvan er één is afgegaan. De uitspraken waar verzoekers naar verwijzen, zien dus op niet vergelijkbare situaties.
8.2.
Ter zitting hebben verzoekers ook nog gesteld dat er onvoldoende gevaar tegen verzoeker 1 dreigt, omdat er geen maatregelen zijn getroffen voor bescherming van zijn woning, maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Ter zitting heeft de politie hierover toegelicht dat er maatregelen zijn getroffen die de veiligheid van verzoeker 1 betreffen. Zo is er enige tijd ieder uur bij zijn woning gesurveilleerd. Verder is verzoeker 1 deelname aan het stelsel van bewaken en beveiligen aangeboden, maar dat aanbod heeft hij afgeslagen. De burgemeester heeft dit, zoals verzoekers ter zitting aangaven, (nog) niet eerder naar voren gebracht en onderbouwd, maar heeft daar in de bezwaarprocedure nog gelegenheid toe.
9. De voorzieningenrechter concludeert daarom voorlopig oordelend dat verweerder bevoegd was om over te gaan tot sluiting van het pand op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet en artikel 175 van de Gemeentewet.
Voldoet de aangewende bevoegdheid aan de eisen van proportionaliteit (evenredigheid) en subsidiariteit.
10. Ter beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit is het vervolgens de vraag of de burgemeester zijn bevoegdheid op een redelijke wijze heeft toegepast. Het bestreden besluit moet de toets van evenredigheid en proportionaliteit doorstaan.
11. Verzoekers hebben in dat kader aangevoerd dat niet is voldaan aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Door het besluit ontstaat een acute noodsituatie voor het bedrijf van verzoeker 1. De bedrijfsvoering zal niet of nauwelijks kunnen doorgaan waardoor grote financiële schade zal ontstaan en werknemers hun baan dreigen te verliezen. Verzoeker 1 heeft niets met de hennepkwekerij te maken. Het belang van verzoekers om gebruik te kunnen blijven maken van het bedrijfspand weegt zwaarder dan de door de burgemeester gestelde en naar de mening van verzoekers onvoldoende onderbouwde vrees voor ernstige verstoring van de openbare orde. Er moet ernstig rekening gehouden worden dat besluit in bezwaar geen stand zal houden.
12. De burgemeester meent dat de sluiting noodzakelijk en gerechtvaardigd is, ook ten behoeve van de veiligheid van verzoekers, de werknemers, andere ondernemers, bewoners, bezoekers en passanten. De burgemeester beoogt hiermee verdere geweldsdelicten te voorkomen en levens van anderen te beschermen.
De burgemeester heeft ten aanzien van de evenredigheid van de getroffen maatregel in overweging genomen dat er in het woongedeelte van het pand niemand in de BRP is ingeschreven en ten aanzien van het bedrijfspand dat een sluiting ingrijpend is, maar dat verzoeker meer vestigingen heeft en voor de bedrijfsvoering niet geheel afhankelijk is van de vestiging in Almere. Over de subsidiariteit heeft de burgemeester overwogen dat er niet een minder ingrijpende maatregel mogelijk is, zoals cameratoezicht, om de openbare orde afdoende te beschermen.
Voorlopig oordeel voorzieningenrechter
13. De voorzieningenrechter overweegt dat er niet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit wordt voldaan, als minder verstrekkende middelen voorhanden en toereikend zijn (subsidiariteit) en de genomen maatregelen ingrijpender zijn dan in de gegeven situatie vereist is om het gevaar te beperken (proportionaliteit).
13.1.
De voorzieningenrechter volgt de burgemeester in het standpunt zoals verwoord in overweging 12. Dit ook omdat de sluiting in tijd beperkt is. Gelet op de ernst van het incident, de dreiging die daarvan uitgaat, in combinatie met het feit dat uit de bestuurlijke rapportage van de politie volgt dat niet uitgesloten kan worden dat er opnieuw ernstige verstoringen van de openbare orde zullen ontstaan en er nog altijd een risico bestaat voor de veiligheid van personen in de omgeving van het pand, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester het algemeen belang heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van verzoeker en zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat andere maatregelen, zoals cameratoezicht, niet afdoende zijn. Vooralsnog valt niet in te zien dat de sluiting niet voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Belangenafweging
14. Zoals het er nu naar uitziet, heeft het bezwaar van verzoekers voor wat betreft het aanwenden van de bevoegdheid tot sluiting van het pand van verzoekers geen redelijke kans van slagen. Omdat er op dit moment geen aanleiding is om aan te nemen dat het bezwaar van verzoekers succesvol zal zijn, is de ruimte voor de voorzieningenrechter om zelf een belangenafweging in deze zaak te maken erg klein. Het persoonlijke belang van verzoekers is erin gelegen dat zij de bedrijfsvoering kunnen continueren. Tegenover dit belang van verzoekers staat het algemeen belang van de burgemeester dat personen in de omgeving van het bedrijfspand veilig zijn. Voor de voorzieningenrechter weegt het belang van verweerder zwaarder en hij wijst het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook af. Hetgeen anders of meer is aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 november 2023 door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier.
Griffier
voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2448
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2838.
3.Uitspraak van 28 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:2230, uitspraak van 24 april 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:3411 en uitspraak van 21 juli 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:6843