ECLI:NL:RBROT:2023:3411

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
23/2412
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.G.L. de Vette
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening na explosie en sluiting van woning door burgemeester

In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters, die hun woning in Rotterdam hebben verloren na een explosie in februari 2023. De burgemeester heeft de woning met een noodbevel gesloten en dit noodbevel is voor de tweede keer verlengd vanwege de vrees voor ernstige wanordelijkheden. De voorzieningenrechter heeft op 24 april 2023 geoordeeld dat er onvoldoende basis is voor de verlenging van het noodbevel. De laatste explosie vond eind februari 2023 plaats en sindsdien is er geen actuele dreiging meer gebleken. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de explosie mogelijk gerelateerd was aan de zoon van verzoekster, die inmiddels niet meer op het adres woont. Hierdoor is er geen reden meer om de woning gesloten te houden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van verzoekster om de woning weer open te stellen toegewezen, terwijl het verzoek van haar zoon is afgewezen. De burgemeester is veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/2412

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 april 2023 in de zaak tussen

[verzoekster1] , [verzoeker 2] , en [verzoeker 3] , uit [plaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de burgemeester van Rotterdam

(gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman en mr. J.P. Langenbach).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Stichting Woonstad Rotterdam uit Rotterdam
(gemachtigden: mr. R. van der Hoeff).

Inleiding

1. Met het bestreden besluit van 5 april 2023 heeft de burgemeester een eerder afgegeven noodbevel over de sluiting van de woning van verzoekers voor de tweede keer verlengd met een maand. Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Ook hebben zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2. De burgemeester heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken naar de rechtbank gestuurd. Daarbij heeft hij aangegeven dat een deel van die stukken – te weten twee ongelakte bestuurlijke rapportages van de politie van 23 februari 2023 en 13 april 2023 – alleen door de rechtbank mag worden bekeken. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechter-commissaris heeft het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd geacht [1] . Dit betekent dat verzoekers deze stukken niet te zien krijgen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter geen toestemming verleend om die stukken mee te nemen in haar beoordeling. De voorzieningenrechter heeft daarom geen kennis genomen van de twee ongelakte bestuurlijke rapportages van de politie [2] .
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 19 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [verzoekster1] (verzoekster), de gemachtigde van verzoekers, [persoon A] (de dochter van verzoekster), de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van Woonstad.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
4. Verzoekster woont op het adres [adres] in Rotterdam. Zij huurt deze woning van Woonstad. Op 8 februari 2023 heeft in de vroege ochtend een explosie bij de woning plaatsgevonden. Op dat moment woonden ook haar twee zoons ( [persoon B] en [persoon C] ) bij haar. De burgemeester heeft op 8 februari 2023 besloten om op grond van artikel 175 van de Gemeentewet de woning van verzoekers met een noodbevel te sluiten voor de duur van een maand. De burgemeester heeft het noodbevel op 6 maart 2023 verlengd met een maand. Verzoekers hebben hierover procedures gevoerd bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De voorzieningenrechter heeft beide verzoeken afgewezen [3] .
Waar gaat het in deze zaak om?
5. De burgemeester heeft met het besluit van 5 april 2023 het noodbevel voor de tweede keer verlengd met een maand, tot 6 mei 2023. Verzoekers zijn het niet eens met dit besluit. Zij willen met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat zij voorlopig weer terug kunnen keren naar de woning.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek (deels) toe
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af voor zover dit betrekking heeft op [persoon C] . Zij wijst het verzoek toe voor zover dit betrekking heeft op verzoekster en [persoon B] . Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waarom wordt het verzoek ten aanzien van [persoon C] afgewezen?
7. Niet in geschil is dat [persoon C] niet meer staat ingeschreven op het adres [adres] in Rotterdam en ergens anders verblijft. Verzoekers hebben alleen een belang bij het voeren van deze procedure als ze ook daadwerkelijk terug willen keren naar de woning. Niet is gebleken dat [persoon C] terug wil keren naar de woning als deze niet langer gesloten is. [persoon C] is dan ook geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb bij het besluit van 5 april 2023. Dit betekent dat de burgemeester [persoon C] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn bezwaar tegen het besluit van 5 april 2022. Zijn verzoek om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
Hebben verzoekster en [persoon B] een spoedeisend belang?
8. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Deze procedure kan alleen worden gevoerd als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te kijken of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden behandeld.
9. De woning is al sinds 8 februari 2023 gesloten. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij op dit moment geen vast onderkomen heeft. Zij heeft een tijdje bij haar dochter verbleven, maar zij moet dan de trap op en zij is slecht ter been. Zij heeft ook gezondheidsproblemen. De voorzieningenrechter ziet hierin een voldoende spoedeisend belang voor een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. Voor de leesbaarheid zal de voorzieningenrechter het hierna alleen nog hebben over verzoekster. Daarmee wordt echter ook [persoon B] bedoeld. Dit om duidelijk te maken dat het vanaf dit punt in de uitspraak niet meer over [persoon C] zal gaan, tenzij zijn naam expliciet wordt genoemd.
Waarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening?
10. De burgemeester is op grond van artikel 175 van de Gemeentewet bevoegd om bij (vrees voor) lokale noodsituaties in te grijpen door de bevelen te geven die hij nodig vindt om de openbare orde te handhaven of om gevaar te beperken. Volgens de wet moet het dan gaan om ‘ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden’.
Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling [4] blijkt dat de burgemeester slechts in extreme omstandigheden, alleen bij uiterste noodzaak, gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om noodbevelen te geven en dat deze bepaling hem geen vrijbrief verschaft om vrijelijk van deze verregaande bevoegdheid gebruik te maken.
11. De rechter moet beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde dan wel verlengde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Dit betekent dat de rechter alleen terughoudend kan toetsen of (verlenging van) het noodbevel nodig was. Bij deze toetsing dient te worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan [5] .
12. Er zijn in korte tijd bij drie verschillende woningen explosieven geplaatst en deze aanslagen zijn volgens de politie aan elkaar gelinkt. Het gaat dan om de aanslag bij de woning van verzoekster op 8 februari 2023 en aanslagen op andere woningen op 10 februari en 21 februari 2023.
13. De burgemeester heeft van de politie een aanvullende bestuurlijke rapportage gekregen van 31 maart 2023, met de laatste stand van zaken. Op basis van die rapportage stelt de burgemeester zich in het besluit van 5 april 2023 op het standpunt dat de situatie rond de woning van verzoekster ten opzichte van de vorige procedures niet is gewijzigd. De toedracht van het incident is nog steeds onduidelijk en er waren ten tijde van dit besluit nog geen verdachten aangehouden.
De burgemeester heeft vervolgens na het besluit van 5 april 2023 van de politie nog een aanvullende bestuurlijke rapportage gekregen van 13 april 2023. Uit die rapportage, waarvan delen zijn weggelakt, komt naar voren dat de politie op 3 april 2023 [persoon C] en een andere man heeft aangetroffen in een woning en dat deze tweede man gelinkt kan worden aan de woning waar op 21 februari 2023 een explosie heeft plaatsgevonden. De politie heeft in de woning waar [persoon C] en de tweede man aanwezig waren een gasdrukpistool, een Glock vuurwapen en 9 mm munitie aangetroffen. Beiden mannen zijn vervolgens aangehouden terzake van vuurwapenbezit.
Het feit dat beide mannen samen in een woning verblijven en zichzelf ook bewapend hebben met een vuurwapen, inclusief munitie, onderschrijft volgens de politie het ernstige vermoeden dat het conflict nog steeds actief is en de dreiging op herhaling zeer reëel. Het is volgens de burgemeester dan ook nog steeds noodzakelijk om de openbare orde en veiligheid rondom de woning van verzoekster verder te herstellen en te beschermen.
14. De voorzieningenrechter vindt dat er op dit moment nog te weinig (concreets) ligt om de tweede verlenging van het noodbevel in redelijkheid op te baseren. Uit de politierapportages komt naar voren dat de aanslag op de woning van verzoekster mogelijk te maken heeft met [persoon C] . [persoon C] staat sinds 2 maart 2023 niet meer ingeschreven op dit adres en hij verblijft er ook niet meer. Verder is niet gebleken dat er na de aanslag op 21 februari 2023 nog incidenten hebben plaatsgevonden bij de woning van verzoekster, bij de huidige verblijfplaats van [persoon C] of bij een andere woning die aan verzoekster, haar twee zoons of hun woning(en) gelinkt kan worden. Uit de politierapportages blijkt ook niet van een concrete dreiging ten aanzien van verzoekster zelf, haar zoon [persoon B] of de woning, na het laatste incident van 21 februari 2023. De omstandigheid dat [persoon C] en een tweede man – die gelinkt kan worden aan de woning van de aanslag op 21 februari 2023 – samen zijn aangetroffen en in het bezit waren van een vuurwapen, maakt op zichzelf niet dat van een dergelijke dreiging sprake is.
Ter zitting is bovendien naar voren gekomen dat de burgemeester de sluiting van een van de gelinkte woningen inmiddels heeft opgeheven. Niet is gebleken dat zich daarna nieuwe incidenten hebben voorgedaan bij deze woning of een van de andere gelinkte woningen.
De voorzieningenrechter ziet daarom niet dat er op dit moment nog steeds sprake is van een ernstige vrees voor ernstige wanordelijkheden.

Conclusie en gevolgen

15. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe voor zover dit betrekking heeft op verzoekster en treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst vanaf 28 april 2023 tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De schorsing gaat niet direct in, maar op 28 april 2023, om partijen de gelegenheid te geven zo nodig maatregelen te treffen voordat verzoekster teruggaat naar de woning.
16. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek deels toewijst, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoekster vergoeden en krijgt zij een vergoeding van haar proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af, voor zover deze betrekking heeft op [persoon C] ;
- schorst het bestreden besluit tot twee weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoekster moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.G.L. de Vette, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit staat in een beslissing van mr. G.A. Bouter-Rijksen van 18 april 2023.
2.Dit volgt uit artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb.
3.Dit zijn de uitspraken van 24 februari 2023 (ROT 23/883) en 22 maart 2023 (ROT 23/1575).
4.Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 19 403, nr. 3, pagina's 149-150.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2839.