ECLI:NL:RBMNE:2023:2230

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
23/1343
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tijdelijke woningsluiting en voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een bevel tot tijdelijke woningsluiting dat door de burgemeester was afgegeven. Het bevel was gebaseerd op een ernstige vrees voor wanordelijkheden, voortkomend uit een ripdeal waarbij verdovende middelen waren ontvreemd. De burgemeester had eerder noodbevelen uitgevaardigd, maar de verzoekers, die al negen maanden niet in hun woning konden verblijven, stelden dat de dreiging niet meer actueel was. De voorzieningenrechter heeft de situatie van de verzoekers en de argumenten van de burgemeester zorgvuldig afgewogen. Hij concludeerde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat er nog steeds een ernstige vrees bestond voor wanordelijkheden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester meer concrete informatie had moeten aanleveren over de actuele dreiging en dat de inperking van het woonrecht van verzoekers niet langer gerechtvaardigd was. Daarom werd het noodbevel geschorst, met een termijn van tien dagen voor de burgemeester om overleg te plegen met de politie over eventuele aanvullende maatregelen. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en bepaalde dat de burgemeester de proceskosten moest vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1343

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 april 2023 in de zaak tussen

[verzoekers] , uit [woonplaats] , verzoekers

(gemachtigde: mr. S. Schilder),
en

de burgemeester van de gemeente [plaats]

(gemachtigde: mr. R. Stuij en M. van Ommeren).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over een bevel tijdelijke woningsluiting (noodbevel) dat de burgemeester op 28 maart 2023 heeft afgegeven voor de woning van verzoekers (de woning) aan de [adres] in [woonplaats] . Voorafgaand aan dit bevel heeft de burgemeester de woning al voor eerdere perioden gesloten. De reden daarvoor is dat er volgens hem sprake is van een ernstige geweldsdreiging voor verzoekers en de woning. Deze geweldsdreiging houdt verband met het feit dat er een partij verdovende middelen is ontvreemd (ripdeal) en dat criminelen, om die partij terug te krijgen, familieleden van de vermeende daders van de ripdeal, bedreigen. Verzoekers vallen binnen de kring van personen die bedreigd worden.
1.1.
Van 6 juli 2022 tot 1 september 2022 is de woning door middel van opeenvolgende noodbevelen gesloten geweest. In de periode van 1 september 2022 tot 23 februari 2023 hebben verzoekers de woning niet bewoond als gevolg van gemaakte afspraken. Omdat de situatie voor verzoekers onhoudbaar werd en zij wilden terugkeren naar de woning, heeft de burgemeester een noodbevel afgegeven voor de periode van 23 februari 2023 tot en met 28 maart 2023 om dat te voorkomen. Het daaropvolgende noodbevel dat nu voorligt houdt een sluiting van de woning in tot en met 29 juni 2023. Verzoekers hebben bij de burgemeester bezwaar gemaakt tegen het bevel.
1.2.
Verzoekers willen met dit verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de voorzieningenrechter het bevel schorst en dat zij weer in de woning mogen verblijven.
1.3.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift. Hij wil dat de woning dicht blijft.
1.4.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 april 2023 op de zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekers, de gemachtigde van verzoekers en de gemachtigden van de burgemeester.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt hij uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Om een voorlopige voorziening te treffen, beoordeelt de voorzieningenrechter of het bezwaar van verzoekers een redelijke kans van slagen heeft (dat wil zeggen of dat bezwaar kansrijk is) en daarna weegt hij de belangen van alle partijen af. Hij doet dit aan de hand van de gronden van het verzoek.
4. De burgemeester heeft drie bestuurlijke rapportages van de politie Eenheid Midden-Nederland overgelegd met een verzoek om beperkte kennisneming van delen daarvan. Het gaat om de bestuurlijke rapportages van 29 juli en 3 oktober 2022 over het adres van verzoekers en een bestuurlijke rapportage van 10 augustus 2022 over een ander adres in [woonplaats] , waarvoor eveneens een noodbevel is afgegeven. Deze drie rapportages zijn onder andere gebruikt om tot het bevel te komen. De burgemeester heeft bepaalde passages weggelakt en heeft verzocht dat alleen de voorzieningenrechter van die passages kennis mag nemen. [1] De voorzieningenrechter heeft dat verzoek bij beslissing van 20 april 2023 ingewilligd. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven dat hij deze passages mag inzien en bij zijn beoordeling mag betrekken.
5. De bevoegdheid van de burgemeester om een noodbevel af te geven, is geregeld in artikel 175, eerste lid, van de Gemeentewet. Daarin staat dat de burgemeester, in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevoegd is alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
6. Op het punt van de “ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden” heeft de burgemeester beoordelingsruimte. De voorzieningenrechter moet daarom beoordelen of de burgemeester, op het moment dat hij het noodbevel uitvaardigde, in redelijkheid tot het oordeel kon komen dat ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden. Bij deze toetsing moet worden uitgegaan van de informatie die de burgemeester op dat moment ter beschikking kon staan. [2]
7. Als met een noodbevel een woning wordt gesloten, dan wordt daarmee het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de bewoners beperkt. Dat is aanvaardbaar met het oog op de positieve verplichting die de staat heeft om geschikte stappen te nemen om het recht op leven van individuen binnen zijn rechtsmacht te beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat het noodbevel aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit voldoet. Bij subsidiariteit gaat het om de vraag of er minder verstrekkende middelen voorhanden zijn. Bij proportionaliteit gaat het om de vraag of het noodbevel niet verder gaat dan strikt noodzakelijk is.
8. De burgemeester vindt dat er nog steeds ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden die de veiligheid van verzoekers en de openbare orde in gevaar brengen. Aan zijn bevel ligt ten eerste de bestuurlijke rapportage van de politie Eenheid Midden-Nederland van 27 januari 2023 ten grondslag, maar er is ook verwezen naar de voorgeschiedenis en de eerdere bestuurlijke rapportages van 6 juli, 10 juli, 20 juli en 29 juli, 10 augustus [3] en 3 oktober 2022. Bij het verweerschrift heeft de burgemeester een bestuurlijke rapportage van 6 april 2023 gevoegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat terugkeer van verzoekers naar de woning het risico op verstoring van de openbare orde verhoogt. In het verweerschrift heeft de burgemeester verwezen naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 maart 2023, [4] waarin de voorzieningenrechter het bevel om de woning te sluiten in de periode van 28 februari 2023 tot en met 28 maart 2023 niet heeft geschorst. Volgens de burgemeester bestaat er op dit moment nog steeds een concrete en actuele vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden rondom de woning van verzoekers.
9. De bestuurlijke rapportages zijn gebaseerd op processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt, politiemutaties en openbare bronnen. Zij zijn weliswaar zelf niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt, maar dat betekent niet dat hieraan geen betekenis toekomt. Onder deze bestuurlijke rapportages is namelijk vermeld dat deze naar waarheid zijn opgemaakt. [5]
10. De voorzieningenrechter stelt verder vast dat het noodbevel is gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 27 januari 2023. Er is inmiddels een nieuwe bestuurlijke rapportage van 6 april 2023. Bij de vraag of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft, moet gekeken worden naar de meest recente informatie van de politie zoals neergelegd in de laatste bestuurlijke rapportage.
10. De vraag die voorligt is of de burgemeester tot de conclusie heeft kunnen komen dat uit de bestuurlijke rapportages volgt dat er een ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden is. In de bestuurlijke rapportage van 6 april 2023 is beschreven dat er een ernstige situatie is ontstaan, omdat zich in juli 2022 explosies hebben voorgedaan bij woningen van familieleden van personen die betrokken waren bij een ripdeal. Verschillende personen hebben begin juli 2022 ook bedreigende berichten ontvangen. Er zijn in week 36, 47, 49 en 50 in totaal vier verdachten aangehouden vanwege betrokkenheid bij de explosies, maar dat neemt de dreiging niet weg. Dat blijkt uit het feit dat de explosie op 10 juli 2022 heeft plaatsgevonden nadat één van de verdachten al was aangehouden. Het gevaar en de dreiging wordt gemonitord en is, ondanks de aanhoudingen, ongewijzigd. Terugkeer naar de woning verhoogt het risico op een verstoring van de openbare orde. Er is namelijk een duidelijke correlatie tussen de dreiging op de bewoners van de woning en hun aanwezigheid in de woning. Vanuit de politiepraktijk is bekend dat conflicten in het criminele circuit worden gekenmerkt door de lange periode waarover deze zich uitstrekken. Een periode van enkele weken waarin geen directe zichtbare incidenten plaats vinden, betekent niet dat er geen verdere incidenten meer zijn te vrezen. Vanuit het lopende opsporingsonderzoek blijkt niet dat de grote en actuele dreiging met extreem geweld in de richting van panden en hun bewoners in alle gemeenten is afgenomen. Dit is dus ook het geval ten aanzien van de woning van verzoekers. De dreiging ten aanzien van de bewoners van deze woning is onverminderd hoog. De politie kan dus het plaatsvinden van ernstige verstoringen van de openbare orde en veiligheid rondom de woning van verzoekers niet uitsluiten. Dit maakt dat er volgens de politie onverminderd aanleiding is tot voortduren van de eerder genomen maatregelen.
10. De voorzieningenrechter vast stelt dat informatie uit de bestuurlijke rapportage van 6 april 2023 op grote lijnen gelijk is aan de informatie uit de bestuurlijke rapportage van 27 januari 2023. Uit de bestuurlijke rapportages komt het beeld naar voren dat de dreiging, zoals die in juli 2022, is ontstaan voortduurt. De politie kan daarom niet uitsluiten dat er zich ernstige verstoringen van de openbare orde zullen gaan voordoen. De voorzieningenrechter vindt dit echter – ondanks de aan de burgemeester toekomende beoordelingsruimte - een te magere basis om een ingrijpend middel als een noodbevel voor woningsluiting op dit moment voor nog eens drie maanden te rechtvaardigen. De bestuurlijke rapportage van 6 april 2023 biedt, ook in het licht van de beoordelingsruimte die de burgemeester heeft, onvoldoende grondslag om vast te stellen dat er op dat moment een ernstige vrees bestond voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden rond (de woning van) verzoekers. Er is blijkens deze informatie niet zozeer sprake van een actuele dreiging op een verstoring van de openbare orde, maar meer van een latente dreiging. Er heeft zich sinds juli 2022 rond de woning van verzoekers geen incident voorgedaan. Er hebben zich sinds juli 2022 ook elders geen incidenten meer voorgedaan, althans geen incidenten die door de politie in de bestuurlijke rapportages zijn benoemd. De burgemeester maakt daar ook geen melding van. In de bestuurlijke rapportage is vermeld dat een periode van enkele weken, waarin geen directe zichtbare incidenten plaatsvinden, geen garantie is dat het conflict is opgelost of bijgelegd en dat dat zeker niet betekent dat er geen verdere incidenten meer zijn te vrezen. Inmiddels is er een periode van negen maanden rust en dat ruim langer dan enkele weken, zoals de rapportage benoemd. Verzoekers hebben zelf bovendien geen dreiging meer ervaren, in de vorm van bijvoorbeeld dreigberichten, zoals verzoeker eerder wel heeft ontvangen. Sinds maart 2023 verblijven zij weer in de gemeente Vijfherenlanden. Zij hebben vanaf dat moment - zo goed en zo kwaad als dat kan - hun (sociale) leven weer opgepakt. Zij leven dus niet in de luwte en hebben daarvan op de zitting voldoende voorbeelden gegeven. Dat de dreiging zich op dit moment nog daadwerkelijk richt op verzoekers, wordt in de bestuurlijke rapportage weliswaar aangenomen, maar nergens geconcretiseerd. Het wordt evenmin helder waarin de situatie van verzoekers verschilt van die van andere familieleden van wie de woningen zijn gesloten. Dit wringt omdat verzoeker er al eerder op heeft gewezen dat de woning van zijn vader in een andere gemeente inmiddels wel weer open is. De burgemeester had hierover meer informatie moeten inwinnen. Dat iedere zaak op eigen merites wordt beoordeeld, is in dit stadium onvoldoende motivering voor het feit dat verzoekers niet in hun woning mogen verblijven en verzoekers vader kennelijk wel in die van hem.
10. Het huisrecht van verzoekers wordt nu inmiddels negen maanden ingeperkt en daar komen, als het bevel in stand blijft, nog eens twee maanden bij. In zo’n situatie mag van de burgemeester verwacht worden dat hij de ernstige vrees voor het ontstaan van ernstige wanordelijkheden beter toelicht dan hij in het bevel en op de zitting heeft gedaan en dat hij ook laat zien dat die vrees nog actueel is en niet min of meer latent is geworden. Hij had daarover meer concrete informatie bij de politie moeten inwinnen. Dat een verstoring van de openbare orde niet valt uit te sluiten, zoals de politie stelt, is namelijk in dit stadium te weinig. Van de burgemeester mag een meer actieve houding worden verwacht om de vrees keer op keer te onderbouwen en ook voor verzoekers inzichtelijk te maken. De burgemeester heeft op de zitting gezegd dat hij veelvuldig, zelfs soms dagelijks, overleg heeft met de politie en het OM en dat hij op basis van die informatie tot het bevel is gekomen. De voorzieningenrechter beschikt echter niet over die informatie en kan die ook niet controleren. De voorzieningenrechter heeft verder kennisgenomen van de vertrouwelijke informatie in de bestuurlijke rapportages, maar ook daarin staan geen argumenten die onderbouwen dat speciaal verzoekers een risico lopen om slachtoffer te worden van een bedreiging naar aanleiding van de ripdeal.
10. Als al zou worden uitgegaan van een concrete en actuele dreiging aan het adres van verzoekers is vervolgens de vraag of een hernieuwd noodbevel voor de duur van drie maanden voldoet aan de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit. De burgemeester heeft zich in het nu voorliggende bevel onvoldoende rekenschap gegeven van het feit dat de situatie al negen maanden duurt en dat het in het belang van verzoekers en hun dochtertje is dat er een perspectief voor hen wordt geboden. De burgemeester heeft tijdens de zitting erkend dat hij niet aan zijn zorgplicht kan voldoen. Hij stelt dat vervangende woonruimte niet aan de orde is, omdat de bedreiging met verzoekers meeverhuist. Dat betekent dat verzoekers niet naar hun eigen huis terug kunnen gaan, maar ook niet ergens anders terecht kunnen. De burgemeester heeft laten weten dat hij erg meevoelt met verzoekers, omdat zij zich in een schrijnende situatie bevinden, maar dat hij ook geen alternatief kan bieden.
10. Dat vindt de voorzieningenrechter geen acceptabele uitkomst. Het kan niet zo zijn dat verzoekers alle gevolgen moeten dragen die voortvloeien uit de maatregelen die de burgemeester neemt in het kader van het handhaven van de openbare orde. De burgemeester moet zich inspannen om tot een oplossing te komen die recht doet aan deze situatie en waarbij er voldoende aandacht is voor het belang van verzoekers. Die oplossing kan er mede uit bestaan dat de burgemeester de financiële gevolgen van de elkaar opvolgende noodbevelen voor verzoekers compenseert. Hij heeft verder verwezen naar het stelsel Bewaken en Beveiligen als oplossing voor verzoekers. Maar hoe het leven in zo’n stelsel er dan concreet uitziet voor verzoekers, blijkt niet uit het bevel en ook niet uit andere gedingstukken. Sterker nog: de contactpersoon van verzoekers bij de gemeente zou het deelnemen aan het stelsel te verstrekkend hebben gevonden. Dit heeft de burgemeester op de zitting niet weersproken. In het kader van de proportionaliteit en subsidiariteit mag van de burgemeester op dit punt dus ook meer worden helderheid worden verwacht. Tot slot is relevant dat de burgemeester juist bij een inbreuk op het woonrecht, wat een fundamenteel recht is van verzoekers, steeds opnieuw controleert of die inbreuk mag voortduren. Een bevel voor de duur van drie maanden is in dit stadium in ieder geval te verstrekkend.
10. Het voorgaande brengt mee dat aannemelijk is dat het noodbevel niet ongewijzigd in stand kan blijven. In beginsel is er dus aanleiding de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter moet bij het treffen van zo’n voorziening alle belangen afwegen. Het belang van verzoekers is dat zij nu, nadat zij negen maanden van huis zijn geweest, weer in alle rust hun leven kunnen oppakken. Daarbij hebben zij benadrukt dat zij het financieel niet meer redden en dat sociale contacten en ook hun onderlinge contact onder druk staan. De situatie is voor hen op dit moment zonder enig perspectief en nijpend te noemen. Ook het belang van hun dochter en haar ontwikkeling staat onder druk. Het belang van de burgemeester ligt in de handhaving van de openbare orde. Het gaat niet alleen om de veiligheid van verzoekers en hun dochter maar ook om de veiligheid van de buren en andere buurtbewoners. Daarbij is van belang dat uit de bestuurlijke rapportages in ieder geval wel geconcludeerd kan worden dat er enig risico bestaat ten aanzien van de woning. Met inachtneming van deze belangen zal de voorzieningenrechter daarom het noodbevel niet direct schorsen, maar de burgemeester een termijn van tien dagen, na de datum van deze uitspraak, geven voor overleg met de politie voor eventueel aanvullende maatregelen en voor informatievoorziening naar de buurt. Daarom zal hij bepalen dat het noodbevel vervalt met ingang van maandag 8 mei 2023 om 12.00 uur (’s middags).
10. Ter informatie merkt de voorzieningenrechter op dat een voorlopige voorziening een tijdelijk karakter heeft. De voorziening die de voorzieningenrechter nu treft, vervalt op het moment dat de burgemeester op het bezwaar van verzoekers beslist.

Conclusie en gevolgen

18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het noodbevel is geschorst vanaf maandag 8 mei 2023 om 12:00 uur.
19. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de burgemeester het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekers ook een vergoeding krijgen van hun proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van verzoekers een verzoekschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het noodbevel van 28 maart 2023 vanaf 8 mei 2023 om 12:00 uur;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan verzoekers moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 april 2023.
griffier
voorzieningenrechter
De griffier is verhinderdde uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2839.
3.Over een ander adres dan dat van verzoekers.
5.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:113.