Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de op 10 juli 2023 aan [gedaagde] betekende dagvaarding met
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van [gedaagde] met producties 1 tot en met 6.
[C] (directeur van [gedaagde] ), vergezeld van de gemachtigde van [gedaagde] . Van wat er is besproken heeft de griffier aantekening gemaakt.
[gedaagde] heeft een deel van haar standpunten toegelicht aan de hand van een deel van de door haar overlegde spreekaantekening, die aan de zittingsaantekeningen zijn gehecht.
2.Wat is er gebeurd?
pandmet een
loods, gelegen aan de [adres] te [plaats] . Het pand bestaat uit twee lagen, te weten de begane grond ende verdieping. Dit pand met loods is in het verleden verhuurd geweest aan één huurder.
pand,heeft 11 jaar leeggestaan. Dit deel van het pand, door partijen aangeduid als unit B (hierna te noemen: het gehuurde), verhuurt [eiser] sinds 1 december 2021 aan [gedaagde] .
Het andere deel van de begane grond en het andere deel van de verdieping van het
pandalsook de gehele
loodsverhuurt [eiser] aan [onderneming 2] B.V. (door partijen in de stukken ook aangeduid als en hierna te noemen: [onderneming 2] ).
kalehuurprijs van € 4.398,86 inclusief btw per maand. De aanvangshuurprijs is onderverdeeld in:
- € 25.805,00 per jaar voor de begane grond;
- € 17.820,00 per jaar voor de verdieping.
Verder zijn partijen overeengekomen i) dat [eiser] zorg draagt voor de levering van gas, elektriciteit en water aan [gedaagde] en dat ii) [gedaagde] daarvoor maandelijks een voorschot servicekosten van € 500,00 vermeerderd met btw, dus € 605,00 inclusief btw, aan [eiser] betaalt.
[gedaagde] . De elektriciteitshoofdmeter bevindt zich in het door [onderneming 2] gehuurde.
In het gehuurde bevond zich een elektriciteitstussenmeter, die door [gedaagde] is vervangen. [1]
huurprijsvrije periode overeengekomen, te weten:
- van 1 december 2021 tot en met 31 januari 2022 voor de begane grond en
- van 1 december 2021 tot en met 30 november 2022 voor de verdieping.
volledigeovereengekomen huurprijs vermeerderd met de omzetbelasting verschuldigd.
waarborgsomzal voldoen
door middel van het verrichten van werkzaamhedenaan het gehuurde ter waarde van vorenbedoeld gefixeerd bedrag, één en ander voor wat betreft de werkzaamheden aan de begane grond uitgevoerd vóór 31 januari 2022 en vóór wat betreft de werkzaamheden aan de verdieping uiterlijk op 1 mei 2022. De overeengekomen werkzaamheden als betaling van de waarborgsom, waaronder het plaatsen van een overheaddeur, zijn opgesomd in een brief van 26 oktober 2021 van [gedaagde] [3] aan [eiser] . Deze brief maakt van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst deel uit.
Na het sluiten van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] de begane grond van het gehuurde ingericht als werkplaats die wordt gebruikt door het metaalverwerkingsbedrijf van een zusteronderneming van [gedaagde] . [gedaagde] heeft op de begane grond van het gehuurde een kantoortje gecreëerd.
[gedaagde] heeft niet de bedoeling gehad om de verdieping van het gehuurde zelf te gebruiken, omdat deze verdieping niet geschikt is voor haar bedrijfsvoering althans voor de bedrijfsvoering van haar vorenbedoelde zusteronderneming. Het is [gedaagde] contractueel toegestaan om de verdieping als kantoorruimte te onderverhuren. Een deel van de als voldoening van de waarborgsom te verrichten werkzaamheden ziet op het gebruiksklaar maken van de verdieping van het gehuurde voor de onderverhuur daarvan als kantoorruimte. Met het oog op het gebruiksklaar maken van de verdieping van het gehuurde voor onderverhuur als kantoorruimte is een huurprijsvrije periode voor de verdieping overeengekomen.
In de periode van 1 augustus 2022 tot en met 31 oktober 2022 heeft [gedaagde] aan maandelijks voorschot servicekosten slechts het aanvankelijk overeengekomen bedrag van € 605,00 inclusief btw per maand aan [eiser] voldaan. Met ingang van 1 november 2022 heeft [gedaagde] überhaupt geen voorschot servicekosten aan [eiser] betaald.
[gedaagde] heeft vanaf 1 december 2022 tot heden de huurprijs in het geheel niet aan [eiser] betaald.
De tot en met juli 2023 door [eiser] berekende betalingsachterstand bedraagt € 52.628,37 inclusief btw (bestaande uit € 39.399,44 inclusief btw aan kale huur en € 13.288,93 inclusief btw aan voorschot servicekosten).
Verder heeft [gedaagde] de overheaddeur nog niet in het gehuurde geplaatst.
- i) gedeeltelijke ontbinding van de huurovereenkomst voor zover dit de verdieping betreft met ingang van 1 december 2021,
- ii) veroordeling van [eiser] tot levering van gas in het gehuurde en/althans aan [gedaagde] vervangende toestemming te verlenen voor het (laten) verrichten van alle noodzakelijke werkzaamheden teneinde alsnog te kunnen komen tot levering van gas en verwarming,
- iii) een huurprijsvermindering met ingang van 1 december 2021 van 40%,
- iv) veroordeling van [eiser] tot het versturen van creditnota’s aan [gedaagde] , en
- v) veroordeling van [eiser] in de schade die [gedaagde] heeft geleden als gevolg van (het niet-verhelpen van) de gebreken.
3.Wat wil [eiser] en wat vindt [gedaagde] daarvan?Wat wil [gedaagde] en wat vindt [eiser] daarvan?
en
om aan [eiser] te voldoen de verschuldigde boete van € 250,00 per dag vanaf 2 september 2022;
primairom aan [eiser] te voldoen de huurachterstand c.a., de boeterente en de incassokosten van in totaal € 64.662,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) althans 6:119 BW
en
subsidiairom onmiddellijk, althans binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, aan [eiser] een bankgarantie te verstrekken voor het bedrag van € 64.662,63 dan wel dit bedrag in depot te storten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00;
primairom onmiddellijk, althans binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde gelegen aan de [adres] te [plaats] te ontruimen en te verlaten, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 100.000,00
en
subsidiairom de maandelijkse termijnen ter zake van de huur c.a. tijdig te voldoen, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag met een maximum van € 10.000,00;
en/althans subsidiair:
aan [gedaagde] vervangende toestemming te verlenen voor het (laten) verrichten van alle noodzakelijke werkzaamheden teneinde alsnog te kunnen komen tot levering van gas en verwarming van de begane grond van het gehuurde tot tenminste 20 graden met behulp van een cv-ketel en/of heater, zulks op kosten van [eiser] ;
[eiser] te veroordelen om te gehengen en gedogen dat [gedaagde] totdat in de bodemprocedure op de vorderingen over en weer is beslist, de betaling van de huurprijs voor de verdieping opschort en opgeschort houdt;
4.De beoordeling
Bij het sluiten van de huurovereenkomst werkte het cvverwarmingssysteem op de begane grond en op de verdieping. Aan [gedaagde] is gemeld dat de cv-ketel voldoende capaciteit heeft om de begane grond en de verdieping te verwarmen. [gedaagde] mag daarom verwachten dat het gehuurde voorzien is van een werkend cvverwarmingssysteem met voldoende capaciteit en dat er gastoevoer is.
gasdruk wegvaltwanneer de heater, die thans is aangesloten op de door [gedaagde] verlegde gasleiding, wordt aangezet. [10] Het gehuurde kan sinds februari 2022 niet meer verwarmd worden omdat i) er sindsdien geen gastoevoer meer is en/of ii) het gehuurde sindsdien niet meer beschikt over een werkend cvverwarmingssysteem.
Ad i: De radiatoren op de verdieping werden warm zodra de knoppen werden open gedraaid, maar dit was zo totdat de enige, gele gasleiding naar het gehuurde (boven het systeemplafond van de verdieping, in het deel van het pand dat [onderneming 2] huurt) op enig moment, in februari 2022 in opdracht van [eiser] [11] door het bedrijf [onderneming 3] B.V. (hierna: [onderneming 3] ) is doorgeknipt/afgekapt en afgedopt waardoor er geen gastoevoer naar het gehuurde meer is. Daaraan doet niet af dat [gedaagde] een op de cvketel aangesloten gasleiding heeft afgekoppeld en heeft doorgetrokken naar de begane grond om de door haar aangeschafte gasgestookte heater van gas te voorzien. Dat afkoppelen en doortrekken van een gasleiding naar de begane grond doet de gastoevoer niet staken en maakt heraansluiting van het gas niet onmogelijk.
Ad ii) Voorts zijn de radiatoren op de verdieping niet langer aangesloten althans is geen sprake meer van een werkend gesloten cv-verwarmingssysteem, omdat [onderneming 3] in februari 2022 in opdracht van [eiser] [12] buizen heeft doorgezaagd en leidingen heeft omgelegd.
Voorwerp van huur was het gehuurde “as-is”, waarin [gedaagde] juist alles naar haar eigen behoeften zou gaan verbouwen en aanleggen, waaronder ook diverse infrastructuur ter zake van elektra en verwarming.
besproken dat zij de begane grond zelf zou voorzien van een werkend verwarmingssysteem; dat heeft [gedaagde] ook getracht te doen, bijvoorbeeld door het plaatsen van een gasgestookte heater op de begane grond die zij zelf heeft aangesloten op een in het gehuurde aanwezige gasaansluiting die zij van de cv-ketel heeft afgekoppeld en heeft doorgetrokken naar de begane grond.
Op de verdieping was ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst een werkend cvverwarmingssysteem aanwezig, te weten een cv-ketel met daarop aangesloten radiatoren. De capaciteit van deze cv-ketel is voldoende om de verdieping van het gehuurde te verwarmen.
[gedaagde] mocht en mag verwachten dat [eiser] het gehuurde voorziet van gas; dat was en is ook het geval. De gasleiding door middel waarvan [eiser] aan [gedaagde] gas levert, was reeds ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst aangesloten op de gastussenmeter in het gehuurde. [eiser] betwist de stelling van [gedaagde] dat hij [onderneming 3] opdracht heeft gegeven om de gastoevoer naar het gehuurde af te sluiten. Ter onderbouwing van deze betwisting verwijst hij naar een verklaring van [onderneming 3] . [13] Niet hij maar [gedaagde] heeft om onder haar betalingsverplichtingen uit te komen, zelf ervoor gezorgd dat zij op enig moment in 2022 geen gastoevoer meer heeft, door de gasleiding in het gehuurde (boven het systeemplafond ter plaatse van het expansievat van de cv-ketel op de eerste verdieping – zie de groene X als weergegeven in een van de afbeeldingen onder 2.4.) te doorbreken; door een ingebouwd veiligheidssysteem wordt bij het doorbreken van de gasleiding de gastoevoer automatisch gestopt.
De op de verdieping aanwezige cv-verwarmingssysteem verwarmt niet meer, omdat [gedaagde] de gasleiding die op de cv-ketel was aangesloten heeft losgekoppeld en doorgetrokken naar de begane grond om daarmee de gasgestookte heater op de begane grond te voorzien van gas. Als de cv-ketel niet op een gasleiding is aangesloten, dan kan de cvketel niet verwarmen.
[eiser] betwist de stelling van [gedaagde] dat hij [onderneming 3] opdracht heeft gegeven om het cv-verwarmingssysteem op de verdieping van het gehuurde buiten werking te stellen. Het klopt dat rond februari 2022 [onderneming 3] in opdracht van [eiser] werkzaamheden aan twee radiatoren op de verdieping van het gehuurde heeft uitgevoerd. Deze twee radiatoren waren ten onrechte nog aangesloten op het cvverwarmingssysteem dat deel uitmaakt van dat deel van het pand dat [onderneming 2] huurt. [onderneming 3] heeft ervoor gezorgd dat deze twee radiotoren in het gehuurde, zijn aangesloten op het cv-verwarmingssysteem dat zich in het gehuurde bevindt. Deze werkzaamheden hebben de werking van het op de verdieping van het gehuurde aanwezige cv-verwarmingssysteem niet verstoord.
gemelddat de in het gehuurde aanwezige cvketel
voldoende capaciteit heeftom de begane grond en de verdieping te verwarmen. [gedaagde] heeft echter die stelling, ook na betwisting daarvan, niet nader gemotiveerd en/of onderbouwd. Om die reden verwerpt de kantonrechter voormelde stelling van [gedaagde] .
capaciteitbeschikt om – de verdieping van – het gehuurde te verwarmen verwerpt de kantonrechter, omdat [gedaagde] geen objectieve verifieerbare gegevens heeft overgelegd waaruit de juistheid van deze stelling over de capaciteit blijkt.
[gedaagde] heeft daarmee zelf bewerkstelligd dat de cvketel met de daarop aangesloten radiatoren de verdieping sindsdien niet meer kan verwarmen. Deze omstandigheid
als zodanigis dus aan [gedaagde] toe te rekenen en kan daarom niet daarom niet worden aangemerkt als een gebrek aan het gehuurde als bedoeld in artikel 7:204 BW.
De stelling van [gedaagde] dat [eiser] de gastoevoer naar het gehuurde heeft afgesloten, verwerpt de kantonrechter als onvoldoende onderbouwd. Daartoe overweegt de kantonrechter het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat op enig moment de gele gasleiding naar het gehuurde ergens boven het systeemplafond in het pand is onderbroken waardoor er geen gastoevoer meer is in het gehuurde; wel is tussen partijen in geschil wie dat heeft gedaan en in dat kader ook waar de gele gasleiding is onderbroken. [gedaagde] heeft haar stelling dat [eiser] de gele gasleiding heeft onderbroken en afgedopt geenszins onderbouwd. Zo heeft [gedaagde] niet – als een begin van de onderbouwing van haar stelling – foto’s overgelegd, waarop is te zien dat de gele gasleiding naar het gehuurde is onderbroken op de door haar gestelde specifieke plek (namelijk boven het systeemplafond van de verdieping in het deel dat [onderneming 2] huurt, 6 tot 8 meters verwijderd van de wand tussen het gehuurde en het door [onderneming 2] gehuurde). Om die reden verwerpt de kantonrechter de stelling van [gedaagde] , dat [eiser] de gastoevoer heeft afgesloten en daarom sprake is van een gebrek aan het gehuurde als bedoeld in de wet.
De kantonrechter beseft dat een ontbinding van de huurovereenkomst en in het verlengde daarvan de ontruiming van het gehuurde ertoe leidt dat [gedaagde] niet de mogelijke vruchten kan plukken van de vermeende investeringen die zij in het gehuurde heeft gedaan alsook dat dit financieel gevolgen heeft voor [gedaagde] . Het belang van [gedaagde] om haar bedrijf althans die van haar zusteronderneming in het gehuurde voort te zetten en de werkzaamheden van het metaalverwerkingsbederijf te kunnen laten continueren weegt echter niet zwaarder dan het belang van [eiser] om het verder oplopen van zijn bedrijfseconomische verlies een halt toe te roepen en het gehuurde aan een derde te verhuren die aan de maandelijkse huurbetalingsverplichtingen zal voldoen. Dat het gehuurde vóór 1 december 2021 11 jaar leeg heeft gestaan doet hier niet aan af. De kantonrechter neemt in dit verband voorts in aanmerking dat indien een huurder besluit over te gaan tot opschorting van de betaling van de huurprijs en vervolgens blijkt dat de huurprijs alsnog (al dan niet volledig) voldaan dient te worden, de mogelijke financiële en juridische gevolgen hiervan voor rekening en risico van de huurder zijn; zo ook de door [gedaagde] gestelde omstandigheid dat door de ontbinding en ontruiming zij transportkosten voor het verplaatsen van de machines zal moeten maken en tijdelijk geen inkomsten kan genereren omdat zij binnen twee weken geen andere locatie voor het metaalverwerkingsbedrijf zal kunnen vinden, waardoor zij dreigt failliet te gaan.
- de achterstand in de huurprijs en in het voorschot servicekosten,
- boeterente ex artikel 23.2 van de algemene bepalingen en
- buitengerechtelijke incassokosten.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] maandelijks een voorschot servicekosten aan [eiser] betaalt. Op grond van artikel 18.8 van de algemene bepalingen is [eiser] bevoegd om de hoogte van het voorschot indien nodig te wijzigen. Vaststaat dat [eiser] de hoogte van het maandelijkse voorschot servicekosten heeft gewijzigd per 1 augustus 2022 respectievelijk 1 november 2022. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] , mede gezien de ontwikkelingen rondom de energieprijzen vanwege de energiecrisis en de omvang van het stroomverbruik van [gedaagde] in het gehuurde, van deze bevoegdheid in redelijkheid geen gebruik mocht maken. [gedaagde] is dan ook gehouden de contractueel verschuldigde, gewijzigde voorschotten aan [eiser] te betalen.
Uit het voorgaande volgt dat ook aannemelijk is dat het gevorderde bedrag van € 13.288,93 inclusief btw aan achterstallige voorschotten servicekosten in de bodemprocedure toewijsbaar zal zijn.
De gevorderde wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de buitengerechtelijke incassokosten wordt wel toegewezen zoals hierna bepaald.
[gedaagde] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er een spoedeisend belang bestaat bij toewijzing van deze vorderingen in deze kort geding procedure. Reeds daarom worden deze vorderingen afgewezen.
793,00 (het toepasselijk tarief in kort geding)
5.De beslissing
:
: