Beoordeling door de rechtbank
12. Het wettelijk kader is in een bijlage bij deze uitspraak opgenomen en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
13. De wolf wordt genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn en is dus in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) een beschermde soort. Op grond van artikel 3.5, tweede lid, van de Wnb is het verboden de wolf opzettelijk te verstoren. In artikel 3.8 van de Wnb is het beoordelingskader opgenomen aan de hand waarvan een verzoek tot ontheffing van deze verbodsbepaling moet worden beoordeeld. Voor deze zaak is het vijfde lid van dit artikel van belang, waarin is voorgeschreven dat die ontheffing uitsluitend wordt verleend als:
a. geen andere bevredigende oplossing bestaat;
b. de ontheffing nodig is in het belang van:
3° de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten;
c. geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de populatie van de betrokken soort.
14. De rechtbank stelt voorop dat zij begrijpt dat het college en de provincie willen voorkomen dat het op een dag echt fout gaat tussen de mens en de wolf in het Park. Dit neemt niet weg dat een ontheffing om een beschermd dier, zoals de wolf, opzettelijk te mogen verstoren, zorgvuldig voorbereid en goed gemotiveerd moet zijn. De rechtbank legt hierna uit waarom zij vindt dat het college noodzaak en andere bevredigende oplossingen onvoldoende heeft onderzocht en onderbouwd.
15. De rechtbank oordeelt dat het college de noodzaak van de ontheffing onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Er is namelijk onvoldoende inzicht gegeven in het (afwijkende) gedrag van de wolf en de overige omstandigheden bij de verschillende waarnemingen. De waarnemingen en het gedrag van de wolf zijn ook niet, althans voor de rechtbank niet kenbaar, gevalideerd door een deskundige. Ook is niet inzichtelijk gemaakt of het bij deze waarnemingen telkens om dezelfde wolf gaat, terwijl herhaling van het gedrag volgens de escalatieladder uit het wolvenplan waarop het college zich baseert, wel een voorwaarde is om tot verjagen over te gaan. De rechtbank legt dit oordeel hierna verder uit.
16. Met het bestreden besluit heeft het college de noodzaak van de ontheffing nader toegelicht. De noodzaak is erin gelegen dat op termijn het risico bestaat dat er incidenten tussen de wolf en de mens zullen plaatsvinden met ernstige gevolgen voor de veiligheid van de mens. Dit risico komt volgens het college voort uit afwijkend gedrag van ten minste één (jonge) wolf in het Park. Met het bestreden besluit heeft het college ook de ontheffing aangescherpt door gewijzigde en extra voorschriften aan de ontheffing te verbinden. Het gebied waar de ontheffing mag worden gebruikt, is beperkt tot het Park (voorschrift 1). Verder wordt specifieker omschreven in welke gevallen de ontheffing gebruikt mag worden, namelijk in het geval van afwijkend gedrag, en is afwijkend gedrag omschreven als ‘gedrag waarbij een wolf mensen of hun voertuig benadert binnen een afstand van 30 meter’ (voorschriften 9 en 11). Dat er sprake is van afwijkend gedrag wordt door het college onderbouwd met een logboek van vijf pagina’s met een selectie uit een berichtenwisseling met de Zoogdiervereniging van 7, 22, 24 en 26 oktober 2022, waarin de Zoogdiervereniging haar zorgen uit over verschillende – niet bijgevoegde – foto’s en video’s, waarop te zien zou zijn dat de afstand tussen de mens en de wolf klein is (enkele tientallen meters). Bij zijn schriftelijke reactie in beroep van 21 juli 2023 heeft het college een logboek van drie pagina’s gevoegd, met een aantal meldingen van waarnemingen van wolven in de periode mei, juni en juli 2023. Volgens het college blijkt uit beide logboeken dat er sprake is van afwijkend gedrag van de wolf, waarbij de wolf de mens actief benadert op minder dan 30 meter afstand. Het college wijst daarbij op de escalatieladder uit het wolvenplan. Er is inmiddels sprake van een situatie als beschreven onder e van die escalatieladder en daarin is volgens het college dan ook het belang tot ingrijpen gelegen.
17. De rechtbank is van oordeel dat het college met deze toelichting slechts in beperkte mate inzicht heeft verschaft in de waarnemingen van de wolf en het gedrag dat de wolf daarbij vertoont. Het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde materiaal is onvoldoende specifiek en de gemelde incidenten zijn niet (althans niet kenbaar) beoordeeld door een deskundige. Bij het logboek met berichten over de wolf in oktober 2022 is geen beeldmateriaal gevoegd. Bij het tweede logboek zijn wel een paar foto’s gevoegd, maar die laten slechts momentopnames zien, zonder dat daarbij door een deskundige is gevalideerd hoe het gedrag van de wolf op die momenten moet worden geduid. Hierdoor is onvoldoende duidelijk en niet controleerbaar of er inderdaad sprake is van afwijkend, niet-natuurlijk gedrag, of dat er slechts sprake is geweest van bijvoorbeeld een natuurlijke nieuwsgierigheid die passend is bij jonge wolven. Het voorgaande is ook niet in lijn met de escalatieladder uit het wolvenplan. Volgens het college is er sprake van een e-situatie uit die escalatieladder, maar onder e staat dat het moet gaan om een wolf die ‘actief en bewust meermaals mensen binnen 30 meter benadert en geïnteresseerd lijkt in mensen’. Hieruit volgt dat een wolf een aantal keer bewust hetzelfde afwijkende gedrag moet vertonen. Identificeerbaarheid van de wolf in kwestie is dus van belang. [F] heeft hierover op de zitting toegelicht dat het territorium van de wolf groter is dan de oppervlakte van het Park en dat het moeilijk is om individuele wolven te identificeren, zeker omdat het patroon in de vacht van de wolf kan wisselen tussen de zomerperiode en winterperiode. De wolf moet dan opnieuw worden geïdentificeerd volgens [F] . Dit maakt het moeilijk om vast te kunnen stellen of het om herhaald gedrag van de wolf/wolven gaat. Verder blijkt uit de logboeken onvoldoende op welke afstand de wolf is waargenomen, of het de wolf is geweest die de mens actief en bewust heeft benaderd of dat het andersom was en ook niet of het telkens om dezelfde wolf/wolven gaat. Ook blijkt uit de beschreven waarnemingen niet dat de wolf geïnteresseerd was in mensen. Op de zitting is nog namens het college toegelicht dat er meer incidenten en waarnemingen zijn die hebben meegespeeld bij het verlenen van deze ontheffing. Zo heeft [F] een voorbeeld gegeven van een wolf die bij een voertuig stilstaat en naar een mens achter de ruiten van het voertuig kijkt. [F] heeft daarover gezegd dat uit het gericht kijken blijkt dat de wolf op de mens is gericht en dat dit waarschijnlijk een wolf is die op dat moment op voedsel staat te wachten. Hij heeft dit incident ook met buitenlandse collega’s besproken. De rechtbank stelt echter vast dat er van deze extra waarnemingen geen documentatie aanwezig is in het dossier en dat dit ook niet ten grondslag is gelegd aan het bestreden besluit. Dit geldt ook voor de analyse en bevindingen van [F] en zijn buitenlandse collega’s. De rechtbank oordeelt dan ook dat het college onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van een e-situatie uit het wolvenplan. Bovendien laat de ontheffing toe dat iedere wolf die mensen of hun voertuigen benadert binnen een afstand van 30 meter kan worden beschoten, terwijl ook dat niet overeenkomt met de e-situatie van de escalatieladder uit het wolvenplan. Als het college meent dat er óók zonder duidelijkheid op de voorgaande punten kan worden ingegrepen, heeft het college blijkbaar bedoeld om af te wijken van het wolvenplan. Ook dit is niet onderbouwd of gemotiveerd in het bestreden besluit.
18. Gelet op het voorgaande is de ontheffing onvoldoende zorgvuldig voorbereid en niet draagkrachtig gemotiveerd. Dit is een gebrek dat in beginsel te herstellen is en hiervoor zal het college de gelegenheid krijgen. Hoe het college dit kan doen, zal de rechtbank onder ‘conclusie en gevolgen’ bespreken.
Zijn er geen andere bevredigende oplossingen?
19. De rechtbank oordeelt dat het college het bestreden besluit ook op dit punt onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende heeft gemotiveerd. Het college heeft onvoldoende onderzocht of er andere bevredigende oplossingen zijn dan het verstoren van de wolf. Het college heeft de afweging van die alternatieven niet inzichtelijk gemaakt en zich hierover niet kenbaar laten adviseren door een ter zake deskundige en vervolgens een eigen afweging gemaakt. Daarnaast heeft het college de afweging van de verschillende afschrikmiddelen niet inzichtelijk gemaakt. Het college heeft nu alleen genoemd ‘dat alle bij het college bekende afschrikmiddelen zijn beoordeeld en dat deskundigen het er veelal over eens zijn dat het gebruik van een paintballgeweer het beste scoort’. De rechtbank legt dit oordeel hierna verder uit.
20. Uit het bestreden besluit blijkt dat het college alle bij hem bekende afschrikmiddelen heeft beoordeeld, zoals het gebruik van rubberen kogels, rubberen hagel, beanbags, pepperspray, het gooien van stenen of het gebruik van een katapult. Ten opzichte van deze middelen is volgens het college het gebruik van een paintballgeweer het meest geschikt, omdat daarmee gericht kan worden geschoten, waarbij de kans op verwondingen bij de wolf gering is. Ook is het door de Faunabescherming aangedragen voorstel om (grote delen van) het Park af te sluiten door het college beoordeeld. Het college ziet dit niet als een geschikt alternatief, omdat het territorium van de wolf groter is dan alleen het Park. De wolf heeft doorgaans een territorium van tussen de 80 en 400 km2, terwijl het Park slechts een omvang van 50 km2 heeft. Daarbij spelen ook de belangen van de Stichting een rol, omdat zij afhankelijk is van bezoekers.
21. De rechtbank is het met de Faunabescherming eens dat het college te beperkt onderzoek heeft gedaan naar mogelijke alternatieven. Zo heeft de Faunabescherming gewezen op verschillende alternatieven zoals bijvoorbeeld het afsluiten van (delen van) het Park voor bezoekers, strikter handhaven op het gedrag van mensen, een voedselverbod in het Park, bewustmakingscampagnes en het weghouden van mensen bij de wolf. De rechtbank overweegt dat moet zijn onderzocht en nauwkeurig en toereikend gemotiveerd dat er geen alternatieve maatregel bestaat waarmee de nagestreefde doelstelling op een bevredigende manier kan worden bereikt die geen of een geringere overtreding van de verbodsbepalingen betekent.Het college heeft de door de Faunabescherming aangedragen alternatieven, maar mogelijk ook nog andere alternatieven, niet of onvoldoende kenbaar afgewogen, terwijl niet uit te sluiten is dat deze alternatieven mogelijk met een geringere verstoring van de wolf toch tot het bereiken van de nagestreefde doelstelling kunnen leiden. Door enkel de verschillende afschrikmiddelen af te wegen, slaat het college een stap over. Het college gaat er daarbij namelijk al vanuit dat afschrikken het enige middel is. Er kunnen echter ook andere alternatieven dan het afschrikken van de wolf bestaan die tot resultaat kunnen hebben dat het belang van de openbare veiligheid wordt beschermd. Dit hoeven geen maatregelen te zijn die gericht zijn tegen de wolf. Het is aan het college om dit nader te onderzoeken en onderbouwen. De rechtbank kan het college wel volgen in het standpunt dat het afsluiten van het Park geen volwaardig alternatief is. Zoals in het bestreden besluit wordt overwogen, en zoals ook door [F] op de zitting is toegelicht, is het territorium van de wolf veel groter dan alleen het Park. Bovendien heeft [F] op zitting toegelicht dat de wolf zich niet laat tegenhouden door hekken of andere manieren om het Park af te sluiten. Voor zover de Faunabescherming heeft bedoeld dat het Park moet worden afgesloten voor de mens, heeft het college op de belangen van de Stichting gewezen. Zij is voor haar inkomsten afhankelijk van bezoekers en zij kan zonder deze inkomsten haar beheertaken niet uitvoeren.
22. De rechtbank is van oordeel dat het college ook de afweging van de verschillende afschrikmiddelen niet inzichtelijk heeft gemaakt en de rechtbank mist daarover ook een afweging door een ter zake deskundige en vervolgens een afweging door het college.
23. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit ook op dit punt onvoldoende zorgvuldig voorbereid en gemotiveerd. Dit is een gebrek dat in beginsel te herstellen is en ook hiervoor zal het college de gelegenheid krijgen. Hoe het college dit kan doen zal de rechtbank onder ‘conclusie en gevolgen’ bespreken.
Doet de ontheffing afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding?
24. De rechtbank oordeelt dat het college op dit punt de ontheffing voldoende heeft onderbouwd in het bestreden besluit. Partijen zijn het er over eens dat de wolven in Nederland niet als zelfstandige populatie kunnen worden aangemerkt. De wolf in Nederland behoort tot de Centraal-Europese wolvenpopulatie. Uit de factfinding study “De wolf terug in Nederland” van september 2021, blijkt dat het met die populatie steeds beter gaat. Ondanks dat de wolf zich nog niet in een goede staat van instandhouding bevindt, ontwikkelt deze zich dus wel goed. De rechtbank volgt de toelichting van het college dat het incidenteel verjagen/afschrikken van een aantal wolven in het Park geen afbreuk zal doen aan de goede ontwikkeling van de wolf én dus geen afbreuk doet aan het streven naar een gunstige staat van instandhouding.