Het bestreden besluit II
16. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dit besluit geen besluit is als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, omdat dit besluit is gebaseerd op nieuwe feiten en omstandigheden. Verweerder verwijst hierbij naar de artikelen 2.3.9 en 2.3.10 van de Wmo. Op basis van deze artikelen kan een periodieke heroverweging plaatsvinden indien sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden.
17. Enerzijds begrijpt de rechtbank dit standpunt van verweerder. Anderzijds overlapt bestreden besluit II wel een deel van de periode waarover de eerdere besluitvorming gaat. Ook gaat het om dezelfde maatwerkvoorziening en is slechts deels sprake van een nieuw feitencomplex. Daarnaast zijn inhoudelijke beroepsgronden ingediend, waarop verweerder inhoudelijk heeft gereageerd. Om deze redenen en vanwege een doelmatige afdoening, acht de rechtbank het ingestelde beroep van rechtswege mede gericht tegen het bestreden besluit II. In het navolgende zal de rechtbank hierover, aan de hand van de beroepsgronden, een inhoudelijk oordeel geven.
Onderzoeksmethoden en onderbouwing van tijdsindicaties voor de beïnvloedingsfactoren
18.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het HHM-normenkader, waaraan verweerder in het Indicatieprotocol toepassing geeft, inhoudelijk niet deugt. Voor de normtijden uit het HHM-normenkader is aansluiting gezocht bij het eerdere KPMG/HHM-rapport Utrecht. Dit terwijl in dit rapport expliciet is benoemd dat het enkel ziet op Utrecht. Daarbij was dit rapport nog gebaseerd op uitgevoerde metingen, hetgeen niet het geval is voor het HHM-normenkader. Dit wringt met name waar het gaat om het bepalen van de omvang van de extra ondersteuning (de beïnvloedingsfactoren). De vraag is wat wordt bedoeld met ‘enige extra inzet’ of ‘veel extra inzet’ en waarop dit concreet is gebaseerd. Voor het oorspronkelijke KPMG/HHM-rapport Utrecht is geen onderzoek gedaan naar deze aanvullende tijden, Voor het HHM-normenkader is dit ook niet gebeurd. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek dat hieraan ten grondslag ligt om diverse redenen niet deugdelijk is. In lijn hiermee acht zij de normtijden waarvan verweerder voor de verschillende beïnvloedingsfactoren uitgaat niet reëel, want niet passend bij de praktijk. Eiseres vindt dat vanwege deze gebreken de normtijden uit het CIZ-protocol moeten worden toegepast.
19. De rechtbank stelt voorop dat de zogenaamde basisnorm van 108 uur per jaar voor ondersteuning bij het huishouden niet ter discussie staat. Het geschil spitst zich toe op de zogenoemde ‘beïnvloedingsfactoren’. Dit zijn factoren die afwijken van de standaardsituatie. Denk daarbij aan extra kamers, huisdieren, eigen mogelijkheden van de cliënt of de aanwezigheid van een netwerk. Deze factoren maken dat verweerder in positieve of negatieve zin van de basisnorm afwijkt. De betrokkene krijgt dan meer of minder ondersteuning dan de reguliere 108 uur.
20. Uit rechtspraak van de Raad volgt dat de te hanteren maatstaven voor een schoon en leefbaar huis gebaseerd moeten zijn op objectief onderzoek, dat is uitgevoerd door onafhankelijke derden die geen belang bij de uitkomst hebben.Ook heeft de Raad geoordeeld dat inzicht moet worden verkregen in welk niveau van schoon voor een huishouden verantwoord is, welke concrete activiteiten daarvoor verricht moeten worden, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten verricht moeten worden om te kunnen spreken van een schone en leefbare woning.De rechtbank acht deze voorwaarden ook van belang als het gaat over de normering van de beïnvloedingsfactoren en het onderzoek dat hier aan ten grondslag ligt.
21. Met de brief van 13 februari 2023 heeft de rechtbank vragen gesteld over de resultaatgebieden ‘schoon en leefbaar huis’ en ‘wasverzorging’. De vragen gaan over hoe het aantal uren meer/minder inzet tot stand gekomen is, of hier empirisch onderzoek aan ten grondslag ligt, op welke objectieve normering het aantal uren meer/minder inzet berust en hoe deze normering tot stand is gekomen.
22. Verweerder schrijft in de reactie van 16 maart 2023 dat het onderzoek is uitgevoerd door KPMG Plexus en/of [bedrijf] . Het gaat om toegepast bedrijfskundig onderzoek dat empirisch van aard is. De respondenten die meededen aan het onderzoek zijn volgens verweerder aselect gekozen en er is gebruik gemaakt van een expertgroep en klankbordgroep. De voorlopige bevindingen van de expertgroep zijn getoetst in de praktijk. Ter illustratie heeft verweerder bijlagen bijgevoegd met rapporten over de onderzoeken die zijn uitgevoerd binnen verschillende gemeenten.Tijdens de zitting heeft de heer [C] verduidelijkt dat in de loop der tijd verschillende onderzoeken in diverse regio’s en gemeenten hebben plaatsgevonden. Bij de aanvang is een lange lijst met huishoudelijke taken opgesteld. Op basis hiervan zijn tijdmetingen gedaan en gaandeweg is dit ontwikkeld tot het werken met categorieën. Er is een analyse gemaakt op basis van data, bevindingen van experts en bevindingen van cliënten. Vanuit dit geheel zijn uiteindelijk normen gedestilleerd. Het onderzoek dat in Rotterdam is uitgevoerdbetreft slechts één bouwsteen hiervan.
23. Voorafgaand aan de zitting is geen reactie ontvangen van eiseres op de brief van verweerder van 16 maart 2023. Wel heeft eiseres zich tijdens de zitting tot in detail gericht op het onderzoek dat gedaan is ten behoeve van de gemeente Rotterdam. In de kern is haar standpunt dat dit onderzoek onlogisch en niet goed gemotiveerd is.
24. De rechtbank is op basis van de nadere onderbouwing van verweerder, dat is de brief van 16 maart 2023 met bijlagen en de toelichting daarop ter zitting van de heer [C] , van oordeel dat ook het normenkader voor de beïnvloedingsfactoren een deugdelijke basis heeft. Er is sprake van uitgebreid en objectief onderzoek dat is uitgevoerd door onafhankelijke derden. Hierbij is voldaan aan de eerder door de Raad geformuleerde criteria. Wat eiseres hiertegen op de zitting heeft ingebracht, is enkel gericht op het onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van de gemeente Rotterdam. Mocht het al zo zijn dat specifieke deelaspecten hiervan geen stand kunnen houden, dan geldt dat dit onderzoek slechts een element betreft van al hetgeen aan de tijdindicaties voor de beïnvloedingsfactoren in het HHM-normenkader van juni 2019 ten grondslag is gelegd.
25. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is er geen grond voor het oordeel dat, waar het betreft de tijdsindicaties van de beïnvloedingsfactoren, verweerder in het Indicatieprotocol ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het HHM-normenkader van juni 2019. De beroepsgrond slaagt niet.
26. Voorts overweegt de rechtbank dat uit rechtspraak van de Raad volgt dat verweerder altijd onderzoek moet doen naar alle relevante individuele feiten en omstandigheden.Als dit onderzoek uitwijst dat toepassing van de urennorm (ook voor de beïnvloedingsfactoren) niet leidt tot een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie, dan zal verweerder van die urennorm al naar gelang de persoonlijke situatie van de betrokkene moeten afwijken. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Individuele situatie van eiseres in relatie tot tijdsindicaties voor de beïnvloedingsfactoren
27. Eiseres voert aan dat zij vanwege haar (medische) situatie meer uren aan huishoudelijke ondersteuning nodig heeft dan verweerder heeft toegekend. Het is onjuist dat dertien uur is gekort vanwege aangenomen eigen mogelijkheden bij haar echtgenoot. Ook is er sprake van een meerpersoonshuishouden, een hobbykamer die extra vaak in gebruik is en van huisdieren. Daarnaast kampen eiseres en haar echtgenoot met meerdere medische problemen. Eiseres vindt dat verweerder vier uur per week ondersteuning bij het huishouden had moeten toekennen.
Medische situatie van eiseres en haar echtgenoot
28. Verweerder heeft medisch advies gevraagd over eiseres en haar echtgenoot aan JPH consult. In het bestreden besluit II stelt verweerder zich op standpunt dat hieruit volgt dat eiseres geen huishoudelijke werkzaamheden kan verrichten, behoudens enige lichte opruimtaken. Volgens de medisch adviseur is geen extra ondersteuning nodig vanwege de huisstofmijt. Immers, eiseres gebruikt medicatie tegen huisstofmijt en de woning is gesaneerd. De echtgenoot van eiseres wordt in staat geacht lichte huishoudelijke taken te verrichten en een deel van de wasverzorging zelf uit te voeren, al dan niet verdeeld over de dag.
29. De rechtbank overweegt dat de arts van JPH consult concreet is ingegaan op de medische situatie van eiseres en haar echtgenoot. De arts heeft duidelijk gemotiveerd wat zij wel en niet zelf kunnen. Hierbij heeft de arts kennisgenomen van de informatie van de huisarts van 23 september 2021. Eiseres heeft hier slechts algemene informatie tegenover gesteld. Zij heeft niet met objectief verifieerbare medische gegevens onderbouwd dat de medische beoordeling onjuist is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Meerpersoonshuishouden, hobbykamer en huisdieren
30. Verweerder verduidelijkt in het bestreden besluit II dat dertien uur meer ondersteuning is toegekend vanwege vervuiling door huisdieren en zestien uur meer ondersteuning voor een extra kamer die in gebruik is. De rechtbank overweegt dat dit overeenkomt met de urenaantallen die zijn weergegeven bij de tijdsindicaties van de beïnvloedingsfactoren. Verder is verweerder uitgegaan van een tweepersoonshuishouden. In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding dit onjuist te achten. De beroepsgrond slaagt niet.