Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
Artikel 3 – Getuigschrift, eigendommen, communicatie
IT helpdesk. Er wordt opgenomen door [D] . [E (voornaam)] herkent deze naam en vraagt of zij [verzoeker] kent, wat zij bevestigt. [D (voornaam)] geeft in het telefoongesprek aan niet te begrijpen hoe iemand met haar telefoonnummer heeft kunnen bellen met de IT helpdesk.
5 december 2022 en mogelijk ook op 10 november 2022 een (poging) tot inbreuk op de ICT systemen van [onderneming 1] heeft plaatsgevonden, waarbij zij serieuze signalen heeft dat [verzoeker] daarbij betrokken is geweest. [verweerster] vermeldt daarbij onder meer dat zij daarnaar een onderzoek is gestart en geeft [verzoeker] de mogelijkheid zijn zienswijze te geven op de onderzoeksbevindingen. Gedurende dit onderzoek wordt [verzoeker] per direct geschorst.
13 december 2022 en via zijn toenmalige gemachtigde op 16 december 2022. [verzoeker] geeft in deze nadere reacties aan dat [D (voornaam)] volledig zonder zijn hulp en medeweten de inbreukpogingen heeft verricht en overlegt een geluidsbestand van een telefoongesprek dat hij met [D (voornaam)] heeft gevoerd, waarin zij dit toegeeft. Daarbij vermeldt [verzoeker] dat hij nog een tweede laptop in zijn bezit had. [verzoeker] verzoekt vervolgens de schorsing in te trekken.
3.Het verzoek en het verweer
€ 32.656,00 bruto toe te kennen en [verweerster] te veroordelen tot betaling van € 2.790,13 bruto voor onterecht ingehouden gefixeerde schadevergoeding.
4.De beoordeling
vervaltermijn en toetsingskader
10 november 2022 en 5 december 2022. Daarbij past in het kader van hoor en wederhoor dat [verweerster] [verzoeker] heeft gevraagd om zijn zienswijze te geven op haar bevindingen, die hij heeft gegeven op 12 december 2022, 13 december 2022 en via zijn gemachtigde op
16 december 2022. [verweerster] heeft er verder op gewezen dat zij na 5 december 2022 informatie heeft opgevraagd bij haar IT afdeling en heeft geprobeerd [D] te bereiken. De kantonrechter is van oordeel dat de periode tussen 5 december 2022 en het ontslag op 20 december 2022 aan de lange kant is geweest, maar begrijpt ook dat [verweerster] eerst zorgvuldig onderzoek heeft willen doen, door vragen te stellen aan haar interne
IT afdeling, aan [verzoeker] en aan [D (voornaam)] , en dat dit enige tijd in beslag neemt. Verder is tussen de laatste zienswijze van [verzoeker] van 16 december 2022 en het ontslag op
20 december 2022 een weekend gelegen, waardoor het niet aannemelijk is dat [verweerster] na de laatste zienswijze veel eerder ontslag had kunnen geven. Gelet op het voorgaande heeft [verweerster] na 5 december 2022 voldoende voortvarend gehandeld en heeft zij het ontslag op staande voet onverwijld gegeven.
dringende reden
4.17. De vernietiging van het ontslag op staande voet heeft tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst na 20 december 2022 is blijven bestaan.
HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC0384 ( [F] / [onderneming 2] ) en
HR 3 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:364) zijn voldaan aan één van de twee volgende vereisten:
- de werknemer heeft in het ondertekende document uitdrukkelijk verklaard dat hij instemt met het beding.
793,00(tarief gemiddeld kanton kort geding)
5.De beslissing
18 oktober 2022;