ECLI:NL:RBMNE:2022:691

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
UTR 21/3460
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van inlichtingenplicht en handel op Marktplaats

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (Pw), en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van de eiser met terugwerkende kracht, alsook de terugvordering van teveel betaalde bijstand. De verweerder heeft onderzoek gedaan naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening en heeft inlichtingen gevorderd van Marktplaats. Eiser heeft bankafschriften over een bepaalde periode ingeleverd, maar verweerder concludeerde dat eiser zijn inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van zijn activiteiten op Marktplaats, waar hij horloges verkocht.

De rechtbank oordeelt dat de verweerder bevoegd was om inlichtingen bij derden te vorderen en dat er voldoende aanleiding was voor het onderzoek, gezien de anonieme meldingen en de bankafschriften. Eiser voerde aan dat hij geen handel dreef, maar de rechtbank oordeelde dat de regelmaat en het aantal advertenties op Marktplaats duiden op commerciële activiteiten. Eiser heeft niet aangetoond dat hij recht had op bijstand, omdat hij geen administratie heeft overgelegd die zijn inkomsten uit de verkoop van horloges kon onderbouwen.

De rechtbank concludeert dat de intrekking van de bijstand terecht is gebeurd, omdat eiser zijn inlichtingenplicht heeft geschonden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Inleiding en procesverloop

1.1.
Eiser ontving bijstand op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Verweerder heeft onderzoek verricht naar de rechtmatigheid van de aan eiser verstrekte bijstandsuitkering. In het kader van dit onderzoek heeft verweerder inlichtingen gevorderd van Marktplaats. Eiser heeft desgevraagd bankafschriften ingeleverd over de periode van 1 augustus 2020 tot en met 16 februari 2021. Op 11 maart 2021 heeft verweerder een gesprek gevoerd met eiser. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 17 maart 2021.
1.3.
Bij besluit van 23 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het recht op bijstand van eiser ingetrokken met ingang van 1 augustus 2020. Verder heeft verweerder van eiser een bedrag van € 8.164,25 over de periode van 1 augustus 2020 tot en met 28 februari 2021 aan teveel betaalde bijstand teruggevorderd. Aan de besluitvorming heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser de op hem rustende wettelijke inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten, in de vorm van handel op Marktplaats. Omdat eiser geen administratie heeft bijgehouden, kan het recht op bijstand niet meer (schattenderwijs) worden vastgesteld.
1.4.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij besluit van 6 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.5.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 februari 2022, via een Teams-verbinding. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

het onderzoek
2. Eiser voert aan dat verweerder niet bevoegd was om naar aanleiding van een anonieme melding een onderzoek naar hem in te stellen en hierbij inlichtingen van derden te vorderen.
3. De rechtbank oordeelt dat deze beroepsgrond niet slaagt. Verweerder heeft het onderzoek verricht naar aanleiding van twee anonieme meldingen van 18 december 2020 en 8 februari 2021 én de bankafschriften van eiser over de periode van 1 juli 2018 tot en met 22 augustus 2018, die eiser bij zijn aanvraag om bijstand heeft ingediend. Uit de bankafschriften blijkt onder meer van een afschrijving van € 106,- met de omschrijving ‘7 orloges’. Dit ondersteunt de informatie in de twee meldingen, waarin staat dat eiser handelt in horloges op Marktplaats. Er bestond dan ook voldoende aanleiding voor verweerder om nader onderzoek te verrichten. Verweerder was op grond van de artikelen 5:16 en 5:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het kader van het door hem uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek bevoegd om inlichtingen bij derden, zoals in dit geval bij Marktplaats, te vorderen. De stelling van eiser dat onduidelijk is of de twee anonieme meldingen afkomstig zijn van één of twee verschillende personen, doet aan het voorgaande niet af.
de intrekking
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Er was namelijk geen sprake van handel of enige commerciële activiteit. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte het standpunt heeft ingenomen dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Alles kan namelijk worden vastgesteld aan de hand van zijn bankafschriften.
5.1
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5.2
De te beoordelen periode loopt van 1 augustus 2020 (de datum met ingang waarvan de bijstand is ingetrokken) tot en met 23 maart 2021 (de datum van het intrekkingsbesluit).
5.3
Intrekking van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de bijstandverlenende instantie de nodige kennis over de relevante feiten moet verzamelen.
5.4
Volgens vaste rechtspraak is het voor ontvangers van bijstand niet verboden om goederen via internet te verkopen, mits daarvan en van daaruit verkregen verdiensten tijdig melding wordt gemaakt aan het bijstand verlenend orgaan. De opbrengsten van incidentele verkoop van privégoederen, al dan niet via internet, wordt in het algemeen niet als inkomen aangemerkt, zodat daarvan in beginsel geen mededeling behoeft te worden gedaan. [1]
5.5
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser in de periode van 17 februari 2019 tot en met 16 februari 2021 1001 advertenties op Marktplaats heeft geplaatst waarin hij grotendeels (merk)horloges heeft aangeboden. Gelet op de aard, de regelmaat en het grote aantal geplaatste advertenties in de te beoordelen periode, is geen sprake geweest van een incidentele verkoop van privégoederen, maar moeten de verkoopactiviteiten worden aangemerkt als handel.
Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet alle advertenties in de beoordeling mocht betrekken, maar enkel de advertenties die in de te beoordelen periode zijn geplaatst. De rechtbank volgt eiser hierin niet. In dit verband is het grote aantal advertenties en het type goederen dat is aangeboden, namelijk vintage merkhorloges, van betekenis. Ook het feit dat onduidelijk is of de verkochte horloges deels contant werden betaald, dient hierbij in aanmerking te worden genomen. Hierdoor is immers deels niet na te gaan wanneer de inkomsten werden genoten. [2] De rechtbank stelt overigens vast dat eiser ook in de te beoordelen periode een groot aantal advertenties heeft geplaatst, namelijk ongeveer 300 advertenties. Voor zover eiser heeft willen betogen dat in deze periode een ander beeld bestaat van het aantal geplaatste advertenties, volgt de rechtbank dit dus niet.
Eiser heeft verder aangevoerd dat dat hij geen melding hoefde te maken van de verkoop van de horloges omdat hij deze al in bezit had en deze dus al tot zijn vermogen behoorden. De rechtbank volgt eiser hierin evenmin. Omdat het gaat om handel, zijn de verdiensten uit de verkoop van de goederen naar hun aard aan te merken als inkomen. [3]
5.6.
Het had voor eiser redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zijn verkoopactiviteiten op Marktplaats voor de verlening van de bijstand van belang konden zijn. Omdat hij deze activiteiten niet heeft gemeld bij verweerder, heeft hij de inlichtingenverplichting geschonden.
5.7.
Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van de bijstand indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Het is dan aan de betrokkene om aannemelijk te maken dat hij, indien hij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zou hebben voldaan, over de betreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zou hebben gehad. Indien na de schending van de inlichtingenverplichting de door de betrokkene gestelde en aannemelijk gemaakte feiten geen grondslag bieden voor een precieze vaststelling van het recht op bijstand, dan is het bijstandverlenend orgaan gehouden schattenderwijs vast te stellen tot welk bedrag de betrokkene in ieder geval wel recht op bijstand zou hebben op basis van de vaststaande feiten. [4]
5.8.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat, als hij wel aan de inlichtingenplicht voldaan zou hebben, hij dan recht zou hebben gehad op (aanvullende) bijstand. Eiser heeft geen administratie ingediend met betrekking tot de geplaatste advertenties, de reacties daarop en de opbrengst van de verkopen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de bankafschriften voldoende zijn om zijn recht op bijstand vast te stellen. Deze stelling is immers, bij het ontbreken van een administratie, niet verifieerbaar. Nu eiser geen administratie heeft ingediend, bestaat er geen volledig beeld van de geldstromen die hebben plaatsgevonden met de verkoop van de horloges via Marktplaats. Hierdoor kan geen goede en betrouwbare reconstructie worden gemaakt van de inkomsten van eiser uit de verkoopactiviteiten en kunnen die inkomsten ook niet schattenderwijs worden vastgesteld.
de terugvordering
6. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroepsgrond heeft gericht tegen de terugvordering.
conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 24 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1995.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 5 november 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3513.
3.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:942.
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 10 januari 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:246.