In deze zaak heeft eiseres, die bedrijfsmatig gebruikte voertuigen importeert, beroep ingesteld tegen besluiten van de RDW met betrekking tot betalingsverplichtingen voor inschrijving in het kentekenregister. De RDW had in 2015 voor 23 voertuigen tarieven in rekening gebracht, waarop eiseres bezwaar had gemaakt. De RDW verklaarde deze bezwaren deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig betalen van griffierecht. Eiseres heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
Later, na een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft de RDW nieuwe besluiten genomen op de bezwaren van eiseres. Eiseres heeft opnieuw beroep ingesteld, maar de Afdeling verklaarde zich onbevoegd en stuurde het beroep door naar de rechtbank. De rechtbank heeft de zaak op 27 mei 2022 behandeld, waarbij eiseres en de gemachtigde van de RDW aanwezig waren. De rechtbank constateerde dat de beroepsgronden van eiseres identiek waren aan die van een andere zaak die eerder door de Afdeling was behandeld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de procedure in totaal zes jaar en zeven maanden heeft geduurd, terwijl de redelijke termijn in beginsel twee jaar bedraagt. De rechtbank heeft de overschrijding toegerekend aan de RDW, omdat deze in de rechtsmiddelenclausule had opgenomen dat hoger beroep alleen bij de Afdeling kon worden ingesteld. De rechtbank heeft de RDW veroordeeld tot betaling van € 500,- aan schadevergoeding wegens de overschrijding van de redelijke termijn, evenals de proceskosten en het griffierecht. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.