ECLI:NL:RVS:2019:2763

Raad van State

Datum uitspraak
14 augustus 2019
Publicatiedatum
14 augustus 2019
Zaaknummer
201805232/1/A2, 201805238/1/A2, 201805239/1/A2, 201805241/1/A2, 201805242/1/A2, 201805245/1/A2 en 201805249/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten van de RDW inzake tarieven voor inschrijving en identificatie van geïmporteerde voertuigen

In deze zaak heeft Car Import Service B.V. (CIS) beroep ingesteld tegen zeven besluiten van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) die betrekking hebben op tarieven voor inschrijving in het kentekenregister, identificatie, identiteitscontrole, controlekeuring en herinschrijving van tweedehands voertuigen. De besluiten zijn genomen tussen 7 oktober 2015 en 7 december 2015, en de RDW heeft op 22 mei 2018 opnieuw beslist op de bezwaren van CIS, waarbij deze deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk zijn verklaard. CIS is van mening dat de RDW ten onrechte tarieven in rekening heeft gebracht en dat de toekenning van de WOK-status (Wacht op keuren) aan geïmporteerde voertuigen onterecht is. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de beroepen op 14 augustus 2019 ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelde dat de RDW de bezwaren van CIS terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat de toekenning van de WOK-status geen besluit is waartegen bezwaar openstaat. Tevens werd vastgesteld dat de in rekening gebrachte tarieven conform de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer 2015 zijn en niet in strijd zijn met het Europees recht. De Afdeling benadrukte dat de maatregelen van de RDW gericht zijn op het waarborgen van de verkeersveiligheid en dat de kosten voor identificatie en inschrijving niet als een financiële last kunnen worden aangemerkt die onder artikel 110 van het VWEU valt. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de RDW om tarieven vast te stellen en de noodzaak van controle bij geïmporteerde voertuigen.

Uitspraak

201805232/1/A2, 201805238/1/A2, 201805239/1/A2, 201805241/1/A2, 201805242/1/A2, 201805245/1/A2 en 201805249/1/A2.
Datum uitspraak: 14 augustus 2019
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in de gedingen tussen:
Car Import Service B.V. (hierna: CIS), gevestigd te Utrecht,
appellante,
en
de directie Rijksdienst voor het Wegverkeer (hierna: de RDW),
verweerder.
Procesverloop
Bij zeven besluiten van verschillende data tussen 7 oktober 2015 en 7 december 2015 heeft de RDW tarieven voor inschrijving in het kentekenregister, identificatie, identiteitscontrole, controlekeuring en herinschrijving van diverse tweedehands voertuigen aan CIS in rekening gebracht.
Bij zeven besluiten van 22 mei 2018 heeft de RDW opnieuw beslist op de door CIS tegen de besluiten van 7 oktober 2015, 6 november 2015 en 7 december 2015 gemaakte bezwaren en deze bezwaren deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze besluiten heeft CIS afzonderlijke beroepen ingesteld.
De RDW heeft een verweerschrift ingediend.
CIS heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaken gevoegd ter zitting behandeld op 9 april 2019, waar CIS, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door [gemachtigde B], en de RDW, vertegenwoordigd door K.N. Heemskerk-Grimbergen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    CIS importeert bedrijfsmatig gebruikte voertuigen. Zij handelt in dat verband onder meer de procedures ter controle en identificatie van het voertuig en de registratie in het kentekenregister door de RDW af. De RDW heeft aan CIS tarieven in rekening gebracht voor inschrijving in het kentekenregister, identificatie, identiteitsonderzoek, controlekeuring en herinschrijving van diverse geïmporteerde gebruikte voertuigen. Hiertegen heeft CIS bezwaar gemaakt. CIS is het niet eens met de wijze waarop de WOK (Wacht op keuren)-status aan de geïmporteerde voertuigen is toegekend. Verder kan CIS zich niet verenigen met de in rekening gebrachte tarieven.
2.    Bij besluiten van verschillende data tussen 13 november 2015 en 27 januari 2016 heeft de RDW de bezwaren van CIS niet-ontvankelijk verklaard, omdat CIS geen afschriften van de besluiten waartegen bezwaar werd gemaakt heeft overgelegd. De rechtbank heeft bij uitspraken van 23 november 2016 in zaken nrs. 15/6556, 15/6582, 15/6908, 15/6910, 15/1097 e.a. en 16/241 e.a., de door CIS ingestelde beroepen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de RDW de bezwaren terecht niet-ontvankelijk heeft geacht, omdat de bezwaren niet zijn gericht tegen kenbare voor bezwaar vatbare besluiten. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de RDW de bezwaren terecht als kennelijk niet-ontvankelijk heeft afgedaan en daarom van het horen in bezwaar heeft mogen afzien. De Afdeling heeft bij uitspraak van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2240) de daartegen ingestelde hoger beroepen gegrond verklaard. De Afdeling heeft daartoe overwogen dat de RDW in de bezwaarfase ten onrechte van het horen van CIS heeft afgezien en dat CIS daardoor is benadeeld. De Afdeling heeft de RDW daarom opgedragen opnieuw op de bezwaren van CIS te beslissen en bepaald dat tegen de te nemen nieuwe besluiten slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Bestreden besluiten
3.    Nadat op 27 september 2017 een hoorzitting heeft plaatsgevonden, heeft de RDW bij besluiten van 22 mei 2018 opnieuw op de bezwaren van CIS beslist. De RDW heeft de bezwaren voor zover die zien op het toekennen van de WOK-status niet-ontvankelijk verklaard, omdat die toekenning geen besluit is waartegen bezwaar openstaat. Met de besluiten is alleen een betalingsverplichting tot stand gekomen naar aanleiding van een aanvraag tot inschrijving. De RDW heeft de bezwaren voor het overige ongegrond verklaard. De tarieven zijn conform de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer 2015 in rekening gebracht en zijn niet in strijd met het Europees recht, omdat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen auto’s uit Nederland en auto’s uit andere lidstaten, aldus de RDW.
Beoordeling van het beroep
Wettelijk kader
4.    De voor deze uitspraak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Toekennen WOK-status
5.    CIS betoogt dat de RDW haar bezwaren ten onrechte deels niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat de RDW de WOK-status niet aan de door haar geïmporteerde voertuigen had mogen toekennen. De toekenning van de WOK-status heeft verstrekkende gevolgen, omdat deze informatie openbaar blijft ook nadat de WOK-status van het voertuig is komen te vervallen. Daardoor blijft aan het voertuig het stigma van schadevoertuig kleven, waardoor het moeilijker verkoopbaar is.
5.1.    De Afdeling heeft in de uitspraak van 23 augustus 2017 overwogen dat de RDW voorshands kan worden gevolgd in zijn standpunt dat het maken van een WOK-aantekening na een eerste onderzoek bij de import van een voertuig nog geen rechtsgevolg heeft. De Afdeling ziet geen aanleiding nu tot een ander oordeel te komen. De RDW heeft toegelicht dat indien bij de import van een voertuig na een eerste onderzoek schade wordt geconstateerd, een WOK-aantekening wordt gemaakt, waarmee bij de tenaamstelling rekening wordt gehouden. Met een voertuig dat niet is tenaamgesteld mag in geen geval op de weg worden gereden, zodat het maken van een WOK-aantekening bij eerste onderzoek of registratie van geïmporteerde gebruikte voertuigen nog geen rechtsgevolg heeft. Eerst bij de tenaamstelling van een voertuig kan worden bepaald of met het tenaamgesteld voertuig op de weg mag worden gereden. Indien de schade niet is hersteld bij de tenaamstelling van het voertuig, wordt de WOK-status gehandhaafd en dient het voertuig een controlekeuring te ondergaan voordat het op de weg kan worden toegelaten. Als het voertuig bij die controle is goedgekeurd en er na de tenaamstelling mee op de weg mag worden gereden, vervalt de WOK-status. Bij de tenaamstelling van het voertuig kan worden opgekomen tegen een op basis van de gehandhaafde WOK-status genomen besluit als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement. Het maken van een WOK-aantekening na een eerste onderzoek bij de import van een voertuig gaat daaraan vooraf en heeft dus nog geen rechtsgevolg. In de stelling van CIS, dat de praktische en financiële gevolgen van een WOK-aantekening aanzienlijk zijn omdat de informatie over de WOK-status openbaar is, is geen grond gelegen voor het oordeel dat het toekennen van de WOK-status rechtsgevolg heeft. De RDW heeft bovendien in dat verband ter zitting aangegeven dat de WOK-historie van voertuigen vanaf 1 juli 2018 niet langer in bulk opvraagbaar is en dat deze informatie dus niet langer zichtbaar is nadat de WOK-status is komen te vervallen. Dat betekent dat het toekennen van een WOK-status niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb. De RDW heeft de bezwaren voor zover die zich richten tot het toekennen van de WOK-status terecht niet-ontvankelijk verklaard.
5.2.    Het betoog faalt.
Maatregelen omtrent de inschrijving
6.    CIS betoogt verder dat de inschrijving in het kentekenregister, de identificatie, het identiteitsonderzoek en de controlekeuring van de door CIS geïmporteerde gebruikte voertuigen en de daarvoor door de RDW in rekening gebrachte tarieven in strijd zijn met artikel 110 dan wel artikel 34 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU). Deze maatregelen maken een onrechtmatig onderscheid tussen geïmporteerde gebruikte voertuigen en in het binnenland aanwezige soortgelijke concurrerende voertuigen, omdat de maatregelen en daarvoor in rekening gebrachte tarieven alleen bij inschrijving van gebruikte geïmporteerde voertuigen uit andere lidstaten gelden, aldus CIS. Ter zitting bij de Afdeling heeft CIS haar beroepsgrond, dat het tarief dat de RDW in rekening heeft gebracht voor de herinschrijving van een voertuig in strijd is met het EU-recht ingetrokken.
Identificatie en inschrijving
6.1.    Uit artikel 36, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) volgt dat de inschrijving van het kenteken van een voertuig in het krachtens de Wvw 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens is vereist om met dat voertuig op de weg te mogen rijden. Dit vereiste geldt voor zowel Nederlandse als geïmporteerde nieuwe en gebruikte voertuigen. Voor de inschrijving in het kentekenregister heeft de RDW aan CIS op grond van de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer 2015 (hierna: Regeling tarieven) € 39,00 per voertuig in rekening gebracht. Voordat het kenteken van een voertuig in het kentekenregister kan worden geregistreerd, dient het voertuig te worden aangeboden bij de RDW voor een controle ter identificatie daarvan. Deze controle vindt plaats teneinde te verifiëren dat het voertuig daadwerkelijk in Nederland aanwezig is en overeenkomt met de op het kentekenbewijs vermelde gegevens. Voor deze identificatie heeft de RDW aan CIS op grond van de Regeling tarieven € 58,50 per voertuig in rekening gebracht.
6.2.    Uit Richtlijn 1999/37/EG inzake kentekenbewijzen van motorvoertuigen volgt dat iedere lidstaat de verplichting kent voor bestuurders een kentekenbewijs te houden. In het arrest van 24 januari 2019 (RDW e.a., C-326/17, ECLI:EU:C:2019:59) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof) onder verwijzing naar het arrest van het Hof van 6 september 2012 (Commissie/België, C-150-11, EU:C:2012:539) geoordeeld dat richtlijn 1999/37 van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen (PB 1999 L 138) de lidstaten geen mogelijkheid verleent om bij inschrijving van een eerder in een andere lidstaat ingeschreven voertuig een ander bewijs dan het kentekenbewijs te verlangen. Het Hof heeft verder overwogen onder verwijzing naar het arrest van het Hof van 20 september 2007 (Commissie/Nederland, C-297/05, ECLI:EU:C:2007, 531) dat een lidstaat een eerder in een andere lidstaat geregistreerd voertuig vóór inschrijving mag identificeren en daartoe mag vereisen dat het voertuig wordt gepresenteerd en materieel wordt gecontroleerd, teneinde te verifiëren of dat voertuig daadwerkelijk aanwezig is op zijn grondgebied en overeenkomt met de op het kentekenbewijs vermelde gegevens. Een dergelijke presentatie is door het Hof aangemerkt als een eenvoudige administratieve formaliteit, die geen extra controle inhoudt maar inherent is aan de afhandeling van de inschrijvingsaanvraag en aan het verloop van de procedure.
6.3.    De voor de identificatie en inschrijving in rekening gebrachte bedragen, kunnen, anders dan CIS stelt, niet worden aangemerkt als een financiële last die afzonderlijk dient te worden getoetst aan artikel 110 van de VWEU, zoals aan de orde in het arrest van het Hof van 10 december 2007, (Kawala, C-134/07, ECLI:EU:C:2007/770). Bedoelde bedragen betreffen onvermijdelijk aan elke registratie verbonden kosten die, zoals het Hof heeft overwogen (vergelijk voormeld arrest van het Hof van 20 september 2007, punt 61), niet van invloed zullen zijn op de beslissing om een voertuig wel of niet in Nederland te laten registreren. CIS heeft niet aangevoerd dat de bedragen die kosten te boven gaan.
6.4.    Het betoog faalt in zoverre.
Identiteitsonderzoek
6.5.    De RDW heeft toegelicht dat het identiteitsonderzoek een nader onderzoek is om de identiteit van het voertuig vast te stellen. Het identiteitsonderzoek vindt plaats wanneer er bij de identificatie twijfel bestaat over de identiteit van een aangeboden voertuig, bijvoorbeeld wanneer het voertuigidentificatienummer (VIN) of chassisnummer niet eenduidig kan worden vastgesteld of ontbreekt. Voor het identiteitsonderzoek heeft de RDW aan CIS op grond van de Regeling tarieven € 46,00 per voertuig in rekening gebracht.
6.6.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:535), staan de hiervoor onder 6.2 genoemde arresten van het Hof er niet aan in de weg dat een nader onderzoek plaatsvindt, indien niet kan worden vastgesteld of het ter identificatie aangeboden voertuig hetzelfde voertuig is als het in een andere lidstaat geregistreerde voertuig. De hiervoor in rekening gebrachte kosten, betreffen een bedrag dat verband houdt met de aan de registratie verbonden totale kosten en kan daarmee niet worden aangemerkt als een financiële last die onder de toepassing van artikel 110 van de VWEU valt.
6.7.    Het betoog faalt in zoverre.
Controlekeuring
7.    De controlekeuring is een technische keuring van hetzelfde voertuig die plaatsvindt indien het betreffende voertuig bij het kentekenonderzoek nog niet voor goedkeuring in aanmerking komt. De RDW kijkt of de eerder bij het voertuig geconstateerde gebreken zijn verholpen en of het voertuig voldoet aan de eisen gesteld in artikel 51a, derde lid, sub b, c of d van de Wvw 1994. Indien tijdens de controlekeuring wordt vastgesteld dat het in te schrijven voertuig of reeds ingeschreven voertuig niet voldoet, wordt de aan het voertuig toegekende WOK-status gehandhaafd en wordt een besluit genomen als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement. Voor de controlekeuring heeft de RDW aan CIS op grond van de Regeling tarieven € 27,00 per voertuig in rekening gebracht.
8.    Zoals het Hof in het eerder vermelde arrest van 24 januari 2019 heeft overwogen, staat het een lidstaat krachtens artikel 5, onder a), van Richtlijn 2009/40 betreffende de technische controle van motorvoertuigen en aanhangwagens (PB 2009, L 141) vrij een ingevoerd voertuig vóór inschrijving ervan in deze lidstaat aan een controle te onderwerpen indien, niettegenstaande het feit dat rekening is gehouden met de resultaten van de in een andere lidstaat verrichte technische controles, concrete aanwijzingen bestaan dat dit voertuig een gevaar voor de verkeersveiligheid vormt. CIS stelt dat zij, door zich vooral te richten op de import van gebruikte personenauto’s met schade, vaker te maken krijgt met de controlekeuring dan een handelaar in Nederlandse gebruikte voertuigen. Geïmporteerde gebruikte voertuigen komen in de praktijk altijd in beeld bij de RDW vanwege de inschrijving in het kentekenregister. Door de bij de inschrijving geconstateerde aanwijzing dat een voertuig een gevaar vormt, worden deze voertuigen eerder aan een controlekeuring onderworpen dan binnenlandse voertuigen met vergelijkbare schade. Dat betekent echter niet dat de controlekeuring een verboden maatregel van gelijke werking is in de zin van artikel 34 van het VWEU. De RDW heeft toegelicht dat het systeem erop is gericht de verkeersveiligheid te waarborgen en in dat verband te voorkomen dat te naam gestelde voertuigen met schade de weg op rijden. Dit geldt voor alle voertuigen. Geïmporteerde voertuigen kunnen reeds bij de inschrijving in het kentekenregister op schade worden gecontroleerd. Bij binnenlandse voertuigen gebeurt de controle op schade in het kader van de handhaving en als voertuigen worden aangeboden bij keuringsstations. De RDW, de politie of een schade-expert ten behoeve van een verzekering kunnen binnenlandse auto’s controleren. Zodra bij een voertuig schade wordt geconstateerd, dient het een controlekeuring te ondergaan om te bezien of een besluit als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van het Kentekenreglement wordt genomen. Van een algemeen en systematisch verplicht gestelde technische controle van geïmporteerde gebruikte voertuigen is geen sprake. Of een voertuig aan een controlekeuring wordt onderworpen en of het bij die keuring behorende tarief in rekening wordt gebracht, is niet afhankelijk van grensoverschrijding, maar van de staat van het voertuig. Binnenlandse voertuigen waarbij vergelijkbare schade wordt geconstateerd, moeten eenzelfde controlekeuring ondergaan en daarvoor wordt hetzelfde tarief in rekening gebracht. Dat CIS relatief meer hinder ondervindt van de maatregel is het gevolg van haar bedrijfsmodel en komt voor haar risico als onderneming.
8.1.    Het betoog faalt.
Slotsom
9.    De beroepen zijn ongegrond.
10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
w.g. Van Altena    w.g. Van Soest-Ahlers
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 augustus 2019
343-882.
BIJLAGE - WETTELIJK KADER
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
Artikel 34:
"Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden."
Artikel 110:
"De lidstaten heffen op producten van de overige lidstaten, al dan niet rechtstreeks, geen hogere binnenlandse belastingen van welke aard ook dan die welke, al dan niet rechtstreeks, op gelijksoortige nationale producten worden geheven."
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 4q, tweede lid:
"2. Het tarief, bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor de aanvraag van een inschrijving en tenaamstelling in het kentekenregister omvat mede een door de Dienst Wegverkeer vastgesteld bedrag dat strekt ter dekking van de kosten van:
a. het registreren van keuringsrapporten,
b. het ongeldig verklaren van kentekenbewijzen, tenzij de Dienst Wegverkeer ingevolge artikel 52c, tweede lid, een tarief voor de ongeldigheid heeft vastgesteld,
c. het verstrekken van gegevens uit het kentekenregister als bedoeld in artikel 43, eerste en tweede lid, en bij algemene maatregel van bestuur te bepalen verstrekkingen,
d. het behandelen van klachten en ingevolge de Algemene wet bestuursrecht ingediende bezwaarschriften en beroepsschriften gericht op het handelen van de Dienst Wegverkeer,
e. het opsporen van bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten voor zover ambtenaren van de Dienst Wegverkeer daarmee ingevolge artikel 159 zijn belast,
f. het beheer en instandhouding van het in artikel 13, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde register,
g. het verstrekken van gegevens uit het in onderdeel f genoemde register aan degenen die ingevolge de in artikel 38, tweede lid van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bedoelde algemene maatregel van bestuur niet tot betaling van het ter zake vastgestelde tarief zijn gehouden,
h. de inspectie bedoeld in artikel 45a, tweede lid, indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer blijkt dat de gegevens juist in het kentekenregister zijn opgenomen dan wel de onjuistheid van een gegeven degene aan wie het kentekenbewijs voor het geïnspecteerde voertuig is afgegeven niet kan worden tegengeworpen,
i. het toezicht op het terugroepen door de fabrikant van reeds in de handel gebrachte voertuigen,
j. het uitvoeren van experimenten op grond van artikel 186, eerste en tweede lid, en het opstellen van het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van experimenten op grond van artikel 186, derde lid,
k. het uitvoeren van de op grond van artikel 4b, eerste lid, onderdeel r, opgedragen taken,
l. verstrekkingen waarbij inning van het tarief meer kost dan het te innen tarief."
Artikel 36, eerste en tweede lid:
"1. Aan de eigenaar of houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen op de weg dient overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kenteken voor dat voertuig te zijn opgegeven.
2. Ter zake van de in het eerste lid bedoelde opgave dient overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels door de Dienst Wegverkeer een kentekenbewijs te zijn afgegeven aan de eigenaar of houder van het voertuig."
Artikel 37, vijfde lid:
"5. Bij algemene maatregel van bestuur kan onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald dat:
[…]
b. een motorrijtuig of een aanhangwagen op de weg mag staan, indien de tenaamstelling vervallen is verklaard ingevolge artikel 51a, derde lid, onderdeel b, c, d of f.
[…]"
Artikel 48, eerste lid:
"1. Inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling vinden, tegen betaling, op de door de Dienst Wegverkeer vastgestelde wijze, van de daarvoor door deze dienst vastgestelde tarieven, plaats op aanvraag van:
a. in Nederland woonachtige natuurlijke personen die de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt, dan wel
b. in Nederland woonachtige natuurlijke personen die de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt indien de aanvraag betrekking heeft een inschrijving en tenaamstelling van een bromfiets, en
c. in Nederland gevestigde rechtspersonen."
Artikel 51a:
"1. Een tenaamstelling in het kentekenregister vervalt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
2. Een tenaamstelling in het kentekenregister wordt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels vervallen verklaard:
a. indien de tenaamstelling heeft plaatsgevonden op grond van bij de inschrijving of tenaamstelling verschafte onjuiste gegevens en dat inschrijving zou zijn geweigerd indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest, dan wel
b. indien blijkt dat de tenaamstelling kennelijk abusievelijk heeft plaatsgevonden.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid, kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard:
[…]
b. indien het ingeschreven voertuig niet voldoet aan de bij of krachtens deze wet vastgestelde eisen, met uitzondering van de ingevolge hoofdstuk III met betrekking tot de toelating tot het verkeer op de weg vastgestelde eisen;
c. indien in de bouw of inrichting van het ingeschreven voertuig wijzigingen zijn aangebracht die niet zijn goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet;
d. indien het ingeschreven voertuig een schadevoertuig betreft dat voldoet aan bij ministeriële regeling vastgestelde kenmerken, dan wel indien het voertuig na herstel van de schade niet voldoet aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen ten aanzien van de wijze waarop de schade is hersteld;
[…]"
Kentekenreglement
Artikel 25. Eerste inschrijving en tenaamstelling van een voertuig
"1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd, stelt het voertuig voor een onderzoek ter beschikking bij de Dienst Wegverkeer en legt een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs over.
2. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste tenaamstelling wordt gevraagd en dat reeds is ingeschreven op grond van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, verzoekt om tenaamstelling bij de Dienst Wegverkeer onder overlegging van een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
3. De Dienst Wegverkeer gaat over tot inschrijving en tenaamstelling, respectievelijk tenaamstelling van het voertuig van degene die aan de verplichtingen van het eerste respectievelijk het tweede lid heeft voldaan en geeft aan de aanvrager een kentekencard af en verstrekt aan hem een tenaamstellingscode.
4. Indien de aanvraag wordt gedaan door een erkend bedrijf bedrijfsvoorraad dat geen gebruik maakt van de bevoegdheid bedoeld in artikel 46, tweede lid, onderdeel a, geeft de Dienst Wegverkeer aan de aanvrager tevens een tenaamstellingsverslag af met gegevens die verband houden met de opname in bedrijfsvoorraad.
5. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat tot het moment van uitreiking van de kentekencard aan het erkende bedrijf bedrijfsvoorraad de kentekencard ten behoeve van de overdracht van een voertuig op bij ministeriele regeling te bepalen wijze en onder bij die regeling te bepalen voorwaarden kan worden vervangen door een tijdelijk document.
6. In afwijking van het derde en vierde lid houdt de Dienst Wegverkeer de beslissing op de aanvraag aan indien daartoe naar het oordeel van deze dienst aanleiding bestaat. In dat geval wendt de aanvrager zich tot de Dienst Wegverkeer.
7. Het eerste en het derde tot en met het zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing indien inschrijving en tenaamstelling wordt aangevraagd voor een voertuig dat reeds eerder was ingeschreven en tenaamgesteld en blijkens het kentekenregister:
a. voorgoed buiten gebruik is gesteld;
b. voorgoed buiten Nederland is gebracht
c. definitief is bestemd voor gebruik buiten de weg; of
d. een kentekenbewijs met een bijzonder kenteken is afgegeven."
Artikel 25b. Inschrijving en tenaamstelling voertuig uit andere EU-lidstaat
"1. De eigenaar of houder van een voertuig waarvoor de eerste inschrijving en tenaamstelling wordt gevraagd en waarvoor reeds eerder een kentekenbewijs is afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie, overlegt het deel I van dat kentekenbewijs en, voor zover dit is afgegeven, tevens het deel II.
2. Inschrijving en tenaamstelling als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd, indien het deel II van het kentekenbewijs, voor zover dat deel is afgegeven, ontbreekt.
3. In uitzonderlijke gevallen kan door de Dienst Wegverkeer in afwijking van het tweede lid een voertuig worden ingeschreven en te naam gesteld, op voorwaarde dat van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar het voertuig voordien was ingeschreven langs schriftelijke of elektronische weg de bevestiging is verkregen dat de aanvrager het recht heeft om het voertuig in een andere lidstaat in te schrijven.
4. De Dienst Wegverkeer bewaart de ingenomen kentekenbewijzen dan wel de ingenomen delen daarvan, gedurende zes maanden en stelt de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven binnen twee maanden na de datum van inname daarvan op de hoogte. Op verzoek stuurt de Dienst Wegverkeer de ingenomen kentekenbewijzen terug naar de autoriteiten van de lidstaat die het kentekenbewijs hebben afgegeven."
Artikel 38, eerste lid:
"1. De Dienst Wegverkeer kan bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden indien naar het oordeel van deze dienst:
a. het voertuig niet ter beschikking wordt gesteld ten behoeve van de in artikel 45a, tweede lid, van de wet bedoelde inspectie, of
b. het voertuig niet voldoet aan een of meer van de in artikel 51a, derde lid, onderdelen b, c, of d, van de wet bedoelde eisen"
Regeling tarieven Dienst Wegverkeer 2015
Artikel 2, eerste lid:
"De tarieven zijn exclusief leges voor de inschrijving in het kentekenregister en tenaamstelling en afgifte van kentekenbewijzen, en indien van toepassing exclusief BTW en eveneens exclusief lokale bronbelastingen."