4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1, 2, 3, 5 en 6
De feiten 1, 2, 3, 5 en 6 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze ten laste gelegde feiten (deels) bekend en de raadsman heeft geen (volledige) vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van alle feiten:
- de (deels) bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022;
- een of meerdere (zeer) (grote) geldbedrag(en)
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (geldoverdrachten uitgewerkt aan de hand van dataset SKY-ID “ [.] ”) van
18 mei 2021, genummerd 210416.1310, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , doorgenummerde pagina’s 642 tot en met 654;
- contante betalingen/aankopen
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (contante betalingen) van 11 maart 2021, genummerd 210310.1108, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , doorgenummerde pagina’s 362 tot en met 363;
- een (contant betaalde) Ford Fiësta met kenteken [kenteken]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (
contante aankoop auto's) van 30 maart 2021, genummerd 210330.1607, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 11] en [verbalisant 12] , doorgenummerde pagina’s 442 en 443;
- een (contant betaalde) Peugeot 107 met kenteken [kenteken]
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2021, genummerd 20210406.1005.36247, opgemaakt door de Nationale Politie, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] , doorgenummerde pagina 446;
- op 5 maart 2021 te Huizen € 1.000.000 en € 1.298,80
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van observatie van
5 maart 2021, genummerd 2021070391, opgemaakt door politie eenheid Amsterdam, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 7] , [verbalisant 8] , [verbalisant 9] en [verbalisant 10] , doorgenummerde pagina’s 216 en 217;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
11 maart 2021, genummerd 110321. [verbalisant 13] .1136, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] , doorgenummerde pagina’s 258 en 259;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (Beslagname onder verdachte [verdachte] uit fouillering ) van 6 maart 2021, genummerd 210307.1203. [verbalisant 14] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 14] , doorgenummerde pagina 256;
- geld op 5 maart 2021 te Blaricum
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 maart 2021, genummerd 20210603.1516. [verbalisant 15] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , doorgenummerde pagina 233;
Ten aanzien van het inkomen van verdachte:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal witwassen van 26 juli 2021, genummerd 210719.0929. [verbalisant 11] .PV Witwassen [verdachte] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] , doorgenummerde pagina’s 1249 t/m 1265.
-meerdere (grote) hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugshandel door [medeverdachte 2] en [verdachte] zichtbaar in SKY-berichten) van 19 juli 2021, genummerd 20210715.1239, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 986 tot en met 1062;
- op 5 maart 2021 te Blaricum 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 6 maart 2021, genummerd 20210603.1516. [verbalisant 15] , opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 15] , doorgenummerde pagina’s 233 en 234;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugstest positief) van 8 maart 2021, genummerd 2021030811004134, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina 263;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [A] , werkzaam als NFI-deskundige forensische drugsanalyse bij het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer 2021.03.08.104 (aanvraag 001), houdende een rapport NFiDENT van
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [A] , werkzaam als NFI-deskundige forensische drugsanalyse bij het Nederlands Forensisch instituut, zaaknummer 2021.03.08.104 (aanvraag 002), houdende een rapport NFiDENT van
Ten aanzien feit 3:
-meerdere (grote) hoeveelheid/hoeveelheden hennep en/of hasjiesj
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (drugshandel door [medeverdachte 2] en [verdachte] zichtbaar in SKY-berichten) van 19 juli 2021, genummerd 20210715.1239, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s
986 tot en met 1062;
- op 5 maart 2021 te Blaricum 126,32 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (aantreffen en openen aangetroffen pakketten) van 6 maart 2021, genummerd MDRAA21007-31, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , doorgenummerde pagina 245 tot en met 247;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal test inzake Opiumwet van
7 maart 2021, genummerd PL0900-MDRAA21007, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina 424;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (inbeslagname "jammer" en strafbaarheidstelling) van 8 maart 2021, genummerd 2021030816004134, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 295 en 296;
- een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door [B] , werkzaam als inspecteur (afdeling markttoezicht) bij het Agentschap Telecom, houdende een rapport van bevindingen technisch onderzoek (met bijlagen) van 9 maart 2021, doorgenummerde pagina’s 297 tot en met 300;
Ten aanzien feit 6:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (relaas CSV [medeverdachte 2] - [verdachte] ) van 15 juli 2021, genummerd MDRAA21007 - 548, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , doorgenummerde pagina’s 1063 tot en met 1082.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1:
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – witwassen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Ten aanzien van het eerste en vijfde gedachtestreepje
De rechtbank stelt voorop dat verdachte ter terechtzitting van 14 maart 2022 heeft verklaard dat hij eind 2020 is begonnen met criminele activiteiten. Gelet op deze verklaring, in onderling verband en samenhang bezien met voornoemde bewijsmiddelen, kunnen het eerste en vijfde gedachtestreepje van het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen worden. Door de verdediging is op dit punt ook geen verweer gevoerd.
Ten aanzien van het tweede, derde en vierde gedachtestreepje
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) op 9 maart 2021 zijn diverse facturen van contante aankopen (in totaal € 21.902,65) aangetroffen. Op het overzicht van de analyse van deze facturen valt de rechtbank in het bijzonder één factuur op, namelijk een factuur van 15 juli 2019 voor aankoop van een keuken voor een bedrag van € 7.950,-.
Daarnaast is gebleken dat er twee auto’s op naam van de vrouw van verdachte staan, medeverdachte [medeverdachte 1] :
- een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] gekocht op 7 september 2017 voor een bedrag van € 10.100;
- een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] gekocht op 13 september 2017 voor een bedrag van € 3.100 of € 3.200.
De rechtbank is van oordeel dat deze uitgaven, bezien in het licht van het legale inkomen van de partner van verdachte (medeverdachte [medeverdachte 1] ) - te weten € 28.185,00 netto in 2017 en
€ 28.548,00 netto in 2019 - relatief hoge bedragen zijn. Verdachte had - in ieder geval - vanaf 2017 geen legaal arbeidsinkomen. Bovendien is het opmerkelijk dat deze bedragen contant zijn betaald. Gelet op die combinatie van feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld. Verdachte heeft (net zoals verdachte [medeverdachte 1] ) verklaard dat deze ‘extra’ aankopen betaald zijn met contant geld dat hij had gespaard door (onder andere) werkzaamheden als personal-trainer en hand- en spandiensten voor zijn broer. Deze contante bedragen zijn niet op een bankrekening gestort. Voorts heeft verdachte ter terechtzitting op 14 maart 2022 verklaard dat hij niet alle bedragen heeft opgegeven bij de aangifte inkomstenbelasting bij de belastingdienst. Verdachte had dit wat betreft de inkomstenbelasting 2017 tot en met 2019 op 5 dan wel 9 maart 2021 - de ten laste gelegde datum waarop de facturen van de contante aankopen en de auto’s zijn aangetroffen - al wel moeten doen. Het is een misdrijf om geen belastingaangifte te doen binnen de daarvoor gestelde termijn. Naar vaste rechtspraak heeft te gelden dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig van enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420quater Sr.
Daarmee staat vast dat - in ieder geval een gedeelte van - het geld waarmee de keuken en de auto’s zijn aangekocht afkomstig was uit misdrijf, te weten dat gedeelte dat aan belasting afgedragen had moeten worden.
Overigens is niet vereist dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is. Ook indien sprake is van een geldbedrag dat deels bestaat uit crimineel geld en deels uit legaal geld, is sprake van een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig is.
Het voorhanden en/of overdragen hebben van (een gedeelte van) geld dat ter beschikking is gekregen als vergoeding voor verrichte werkzaamheden levert witwassen op, indien, naar verdachte wist, die inkomsten aan de belastingheffing waren onttrokken.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte in vereniging in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 geld en auto’s voorhanden en/of overgedragen heeft, terwijl hij wist dat dit middellijk of onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde bedragen zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het zesde gedachtestreepje
Ten aanzien van een bedrag van € 22.811
Op 5 maart 2021 zijn in (een kledingkast in) de woning van verdachte (en zijn partner, medeverdachte [medeverdachte 1] ) diverse geldbedragen aangetroffen. Nu in het dossier verschillende totaalbedragen worden genoemd (€ 22.811, € 21.510 en € 20.000) en het de rechtbank onduidelijk is waar dit verschil in gelegen is, zal de rechtbank – in het voordeel van verdachte – uitgaan van het (laagste) bedrag van € 20.000,- (bestaande uit 4 bundels van 100 x € 50). Verdachte heeft dit feit bekend en de raadsman heeft geen verweer gevoerd op dit punt.
Ten aanzien van een bedrag van 1090 Marokkaanse Dirham
De rechtbank is van oordeel dat voor het bedrag aan Marokkaanse Dirham niet is gebleken van aanwijzingen vooreen gerechtvaardigd witwasvermoeden. Niet valt uit te sluiten dat verdachte (en/of medeverdachte [medeverdachte 1] ) dit relatief lage geldbedrag (omgerekend ongeveer € 100,00) hebben meegenomen van een vakantie in Marokko, zoals verdachte heeft verklaard. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten die erop duiden dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zouden zijn. De rechtbank zal verdachte op dit punt dan ook partieel vrijspreken.
Ten aanzien van designer (althans dure) kleding, schoenen en accessoires
Uit het dossier blijkt dat in ieder geval de in de woning aangetroffen horloges merkvervalsingen betreffen. Ten aanzien van de overige goederen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat dit ook merkvervalsingen betreffen. Uit het dossier blijkt niet dat de kledingstukken en schoenen authentiek waren, zodat niet valt uit te sluiten dat het merkvervalsingen betrof. Verdachte heeft het witwasvermoeden daarmee voldoende weerlegd, zodat de rechtbank verdachte op dit punt ook partieel zal vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Op 5 maart 2021 werd tijdens een doorzoeking op het adres [adres] te [plaatsnaam] in een bureaulade op de zolderverdieping een geldbedrag van € 1.215,- en 1 biljet van € 50,00 euro aangetroffen en in beslag genomen. Het geldbedrag van € 1.215 ,- bestond uit de volgende biljetten:
• 2 maal 100 euro
• 13 maal 50 euro
• 17 maal 20 euro
• 1 maal 10 euro
• 3 maal 5 euro.
In het bijzijn van verbalisant werd voornoemd geld aangeboden aan de geldstortautomaat. Verbalisant zag dat enkele twintig euro biljetten na het aanbieden door voornoemd apparaat werden geweigerd. Er is contact opgenomen met de Nederlandse Bank te Amsterdam met de vraag, indien voornoemd apparaat biljetten weigert of dit een eerste indicatie is voor vals geld. De dienstdoende medewerker liet weten dat dit zo was, indien de biljetten op de juiste en voorgeschreven wijze werden aangeboden (onder andere zonder vouwen).
Door een langdurig grootschalig rechercheonderzoek (naar de productie en distributie van vals geld) is verbalisant ambtshalve bekend met een aantal kenmerken waarop een eurobiljet gecontroleerd kan worden op echtheid. Verbalisant zag ten aanzien van bovengenoemde inbeslaggenomen eurobiljetten dat:
- Bij de vijftig (50) euro biljetten het zogenaamde watermerk zich niet op de juiste plek bevond en op het biljet was geprint en dat daarnaast het watermerk niet oplichtte toen het biljet tegen het licht werd gehouden. Tevens vertoonde het smaragdgroene cijfer 50 geen lichteffect bij het kantelen van het biljet.
- Bij de twintig (20) euro biljetten constateerde de verbalisant dat meerdere biljetten voorzien waren van hetzelfde serienummer startend met MB, terwijl een serienummer slechts éénmaal wordt uitgegeven. Bij andere biljetten verscheen er geen portretraampje in het biljet op
het moment dat het biljet tegen het licht werd gehouden. Ook vertoonde het smaragdgroene cijfer 20 bij diverse twintig euro biljetten geen lichteffect bij het kantelen van het biljet.
- Bij het tien (10) euro biljet was er geen glanzend hologram op het biljet aanwezig, maar was deze op het biljet geprint.
Verbalisant heeft gelet op voorgaande geconcludeerd dat het aangetroffen bedrag (1215 euro en 50 euro) vals geld betrof.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 maart 2022 verklaard dat hij wist dat er geld in een bureaulade op de zolder lag, maar dat hij pas achteraf wist dat dit vals geld was.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 4
De rechtbank overweegt dat het valse geld (ten bedrage van in totaal € 1.265,-) is aangetroffen in een bureaulade op de zolderverdieping van de woning van verdachte. Het echte en onvervalste geld is aangetroffen in de kledingkast van verdachte en ook tijdens de fouillering van verdachte. Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat er naast het valse geld ook echt geld in de bureaulade lag, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat in de bureaulade alleen vals geld lag. Verdachte heeft dus kennelijk het valse geld apart gehouden. Uit deze omstandigheden leidt de rechtbank af dat verdachte op het moment dat hij de valse bankbiljetten ontving bekend was met de valsheid daarvan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van dit valse geld en dit op 5 maart 2021 te Blaricum voorhanden heeft gehad, met het oogmerk ze als echt en onvervalst uit te geven.