ECLI:NL:RBROT:2021:12699

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
71/179524-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank Rotterdam inzake betrokkenheid bij de invoer van cocaïne en andere strafbare feiten

Op 24 december 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van bijna 1.000 kilogram cocaïne. De verdachte, geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteland verdachte], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 10 december 2021, waarbij procesafspraken zijn gemaakt tussen de officier van justitie en de verdediging. De rechtbank heeft rekening gehouden met deze afspraken bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 april 2020 samen met anderen opzettelijk cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. Daarnaast heeft hij deelgenomen aan een criminele organisatie en was hij in het bezit van een vuurwapen, munitie en een aanzienlijk geldbedrag dat afkomstig was uit misdrijf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder witwassen en overtredingen van de Wet wapens en munitie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft benadrukt dat de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de georganiseerde criminaliteit zwaar hebben meegewogen in de strafmaat. De gemaakte procesafspraken hebben geleid tot een lagere straf dan oorspronkelijk geëist, maar zijn als eerlijk en vrijwillig beschouwd door de rechtbank.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team 1
Parketnummer: 71/179524-21
Datum uitspraak: 24 december 2021
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ), zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd in de penitentiaire inrichting Ter Apel.
Advocaat van de verdachte: mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam.
Officier van justitie: mr. E. van Doorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting. De inhoudelijke behandeling van de zaak vond plaats op 10 december 2021.
Kern van het vonnis
Op de regiezitting deed de rechtbank aan de officier van justitie en de verdediging het voorstel om in deze zaak te komen tot procesafspraken. Deze afspraken zijn gemaakt en hebben tijdens de inhoudelijke behandeling de nodige aandacht gekregen. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben. Daarover is op de zitting met de verdachte gesproken en zijn hem veel vragen gesteld. Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna Sv), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is natuurlijk ook veel aandacht voor de procesafspraken waarbij de totstandkoming, de inhoud, de gevolgde procedure en doorwerking van de procesafspraken worden besproken.
Inhoudsopgave van het vonnis
Hoofdstuk 1: Beschuldigingen in de tenlastelegging
De tekst van de beschuldigingen zoals deze door de officier van justitie zijn opgeschreven in de tenlastelegging. Samengevat zijn dat betrokkenheid bij het invoeren van bijna 1.000 kilogram cocaïne, deelneming aan een criminele organisatie, witwassen van € 60.500,-- en het in huis hebben van een vuurwapen, een onderdeel van een vuurwapen, munitie en jammer.
Hoofdstuk 2: Beslissingen over het bewijs
De bewezenverklaring, de bewijsmotivering en de bewijsoverwegingen.
Hoofdstuk 3: Bewijsmiddelen
De inhoud van de wettige bewijsmiddelen met voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Hoofdstuk 4: Verboden gedragingen en de strafbaarheid
De verboden gedragingen, strafbaarheid van de feiten en de strafbaarheid van de verdachte.
Hoofdstuk 5: Onderbouwing van de straf
De motivering van de opgelegde gevangenisstraf van vier jaar waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Hoofdstuk 6: Beslissingen in het kort en ondertekening
Een korte weergave van alle beslissingen en de ondertekening van het vonnis door de rechters en de griffier.

1..Beschuldigingen in de tenlastelegging

Feit 1
hij op of omstreeks 7 april 2020 te Rotterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 998,5 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2020 tot en met 9 april 2020, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde en vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of vervoeren van ongeveer 998,5 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, voor te bereiden en/of te bevorderen door:
  • een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
  • (daartoe) voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het feit,
immers, hebben verdachte(n) en/of zijn mededaders, daartoe:
  • afspraken gemaakt met een chauffeur om de container (met daarin cocaïne) op te halen en deze daarvoor te betalen en/of
  • voorwerpen (een slijptol, een mesje, handschoenen, een vacuümapparaat en vacuümzakjes) voorhanden gehad, die bestemd zijn voor het uithalen en/of herpakken van blokken cocaïne en/of
  • telefonisch contact gehad (via Sky ECC tekstberichten) over het uithalen en/of herpakken van blokken cocaïne, (het aankomen van) de container (met daarin cocaïne) en (het regelen van/betalen van) de chauffeur van de container.
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam,
althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere de gebruiker van het SKY-account [naam SKY-account 1] en/of andere gebruikers van SKY, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
Feit 3
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
  • een (vuur)wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, merk Walther, type CCP2, kaliber 9X19mm en/of
  • munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 9 kogelpatronen 7.65 mm br en/of;
  • een essentiëel onderdeel en/of onderdeel van wezenlijke aard van een (vuur)wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en munitie, te weten een
patroonmagazijn van merk Steyr, model M9, kaliber 9x19 mm;
voorhanden heeft gehad.
Feit 4
hij op of omstreeks 6 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland van één of meerdere voorwerpen, te weten een contant geldbedrag van (ongeveer) € 60.500,- , althans
enig geldbedrag, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende op dit geldbedrag was en/of heeft verborgen en/of verhuld wie dit geldbedrag voorhanden heeft gehad en/of dit geldbedrag heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit geldbedrag, geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 5
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam, al dan niet opzettelijk, radioapparaten, te weten jammers, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.

2..Beslissingen over het bewijs

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle feiten bewezen kunnen worden.
Bewezenverklaring
De rechtbank vindt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de feiten heeft begaan op de volgende manier:
Feit 1
hij op 7 april 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 998,5 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Feit 2
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 6 juli 2021 te Rotterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere de gebruiker van het SKY-account [naam SKY-account 1] en andere gebruikers van SKY, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
Feit 3
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam
  • een vuurwapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een pistool, merk Walther, type CCP, kaliber 9X19mm en
  • munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 9 kogelpatronen 7.65 mm br en
  • een onderdeel van wezenlijke aard van een (vuur)wapen van categorie III onder 1 van de Wet Wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van merk Steyr, model M9, kaliber 9x19 mm.
Feit 4
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam een contant geldbedrag van € 60.500,-voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dit geldbedrag, geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Feit 5
hij op 6 juli 2021 te Rotterdam opzettelijk een radioapparaat, te weten een jammer, gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de in hoofdstuk 3 opgenomen redengevende inhoud van de bewijsmiddelen.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Op 7 april 2020 is er in de Rotterdamse haven een container met nummer [containernummer] (hierna: de container) aangekomen die was geladen op het zeeschip [naam zeeschip] . In de container is 998,5 kilogram cocaïne aangetroffen en in beslag genomen. De verdovende middelen lagen op groene vaten. Na de inbeslagname is de container weer vrijgegeven en door een transporteur opgehaald.
De verdachte is samen met anderen betrokken geweest bij het ophalen van de container vanaf het haventerrein en het verdere vervoer hiervan. De verdachte kreeg berichten over in welke vrachtauto hij moest stappen en wat het containernummer was. Vervolgens heeft de verdachte plaatsgenomen in de slaapcabine van de vrachtauto en is mee het haventerrein opgereden om de container op te halen. Vanuit de slaapcabine hield de verdachte anderen op de hoogte van de voortgang. Nadat de container was opgehaald, werd deze onder andere door de verdachte verder vervoerd en uiteindelijk liet de verdachte weten dat de container leeg was. Op 8 april 2020 verstuurde de verdachte een foto van de ‘lege’ container met daarin de groene vaten. Deze groene vaten stonden nog exact hetzelfde in de container als op het moment dat de cocaïne in beslag werd genomen.
Uit deze handelingen volgt dat de verdachte wist van de (eerdere) aanwezigheid van de verdovende middelen in de container. Zijn handelingen waren erop gericht om samen met anderen het verdere vervoer en de aflevering van de container met cocaïne te verzorgen. De verdachte heeft daarmee als medepleger opzettelijk cocaïne (verlengd) ingevoerd in Nederland.
Feit 2
Naast de betrokkenheid van de verdachte bij de (verlengde) invoer van bijna 1.000 kilogram cocaïne wordt vastgesteld dat de verdachte als gebruiker van een SKY ECC-account in de periode van maart 2020 tot en met juli 2021 veelvuldig contact had met andere SKY gebruikers. Hierbij werd onder andere gesproken over het uithalen, vervoeren en bewerken van verschillende partijen verdovende middelen en er werden foto’s van (partijen) verdovende middelen uitgewisseld. Ook werd er veel gesproken over ‘ijzers’, waarbij onder andere werd gezegd: ‘weet ik veel wat voor ijzers het zijn, misschien is ermee gedood’ en ‘(…) in elk huis moet er een ijzer aanwezig zijn dit mag niet meer gebeuren’. Via SKY ECC werden daarnaast foto’s van vuurwapens verstuurd. De rechtbank leidt hieruit af dat met ‘ijzers’ vuurwapens bedoeld worden.
De inhoud van de SKY contacten afgezet tegen het onder 1 bewezenverklaarde leidt tot de vaststelling de verdachte samen met andere gebruikers van SKY ECC heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van verschillende misdrijven.
Feiten 3 en 5
Op 6 juli 2021 is in de woning aan [adres delict] te Rotterdam een vuurwapen een patroonmagazijn met munitie en een jammer aangetroffen. De verdachte maakte vanaf begin juni 2021 veelvuldig gebruik van de woning en niet is gebleken dat er in die periode andere personen in de woning zijn geweest. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de verdachte het vuurwapen en het patroonmagazijn met munitie voorhanden heeft gehad en dat hij daarnaast opzettelijk de jammer gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad, terwijl hij daarvoor niet de benodigde vergunning had.
Feit 4
-
Beoordelingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door de officier van justitie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
-
Beoordeling
Op 6 juli 2021 is in de woning aan [adres delict] te Rotterdam een geldbedrag van
€ 60.500,-- aangetroffen. Van de verdachte zijn geen financiële gegevens over legale inkomsten en vermogen bekend. Verder zitten er in het dossier veel SKY-berichten tussen de verdachte en andere SKY ECC-gebruikers die gaan over verdovende middelen. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze omstandigheden het bewijsvermoeden van het witwassen van de € 60.500,--, zodat van de verdachte kan worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het bedrag. Die verklaring is door de verdachte niet gegeven. Hij heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van € 60.500,-- afkomstig was uit enig misdrijf en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.

3..Bewijsmiddelen

Feit 1
1.
Onderzoek Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven [1]
Uit de douane systemen bleek dat de container [containernummer] (hierna: de container) geladen was op het zeeschip [naam zeeschip] die op 7 april 2020 zou arriveren in de haven van Rotterdam.
2.
Onderzoek Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven [2]
Op 7 april 2020 in Rotterdam deden wij een controle van een container met het nummer [containernummer] Op het manifest stond als zegelnummer vermeld [zegelnummer 1] . Op de container zat een zegel met het nummer [zegelnummer 2] . Wij zagen in de container op vaten balen met vermoedelijk verdovende middelen liggen.
3.
Onderzoek Team Bijzondere Bijstand [3]
Op 7 april 2020 heb ik de container met het unieke nummer [containernummer] overgenomen om nader te onderzoeken. Wij hebben de 20 balen inhoudende pakketten vermoedelijk met verdovende middelen uit de container verwijderd. Ik heb 33 willekeurige pakketten (genummerd 1 t/m 33) uit de in totaal 1.000 aangetroffen pakketten geselecteerd voor onderzoek.
Van de pakketten 1 t/m 30 nam ik circa 3 gram van de witte poederachtige substantie voor analyse door het Douanelaboratorium. Ik verpakte de witte poederachtige substantie in 30 gripzakjes. Elk gripzakje werd voorzien van een unieke SIN sticker ( [SIN-nummer 1] t/m [SIN-nummer 2] ). Nettogewicht 1000 pakketten = 998,85 x 1000 = 998,85 kilogram.
4.
Deskundigenverslag Douane Laboratorium [4]
Het materiaal (SIN [SIN-nummer 1] t/m [SIN-nummer 2] ) werd onderzocht. Hierbij werd vastgesteld dat het materiaal van alle SIN-nummers cocaïne bevatte.
Feiten 1 en 2
5.
Onderzoek van de politie [5]
De gebruiker van de [naam SKY-account 2] betreft de volgende persoon: [naam verdachte] , geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] [geboorteland verdachte] .
6.
Eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 10 december 2021
De foto’s die hieronder in bewijsmiddel 7 in de SKY conversaties zijn opgenomen, zijn op de zitting aan de orde gesteld. De procespartijen hebben van de foto’s kennis kunnen nemen.
7.
Onderzoek van de politie [6]
SKY-berichten:
Gebruikers:
[naam SKY-account 2] (hierna: A)
[naam SKY-account 1] (hierna: B)
[naam SKY-account 3] (hierna: C)
[naam SKY-account 4] (hierna: D)
[naam SKY-account 5] (hierna: E)
[naam SKY-account 6] (hierna: F)
[naam SKY-account 7] (hierna: G)
[naam SKY-account 8] (hierna: H)
‘Verdovende middelen’
7 april 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
A
B
(…) ik heb de chauffeur van de vrachtauto ontmoet
A
B
Ik denk dat ik naar binnen moet gaan
(…)
B
A
Zeker weten dat je naar binnen moet
(…)
B
A
Gaat met de vrachtauto in
A
B
Ja
(…)
B
A
Je gaat met hem naar binnen en je bevestig het
A
B
Ja, met hem alleen maar naar binnen gaan, het is mogelijk dat ik het bed in moet
(…)
(…)
B
A
Laat me weten wanneer je naar binnen gaat
(…)
A
B
Dit werd gezegd we gaan nu het met deze vrachtauto volgen waar ik al zit, een andere vrachtauto zal naar binnen gaan om op te halen
(…)
B
A
Ze gaan alleen de vriendinnen brengen
(…)
A
B
Ik ga met de vrachtauto naar binnen
A
B
[ FOTO A ]
C
A
[ FOTO B ]
C
A
[ FOTO C ]
(…)
A
B
Ik zal met je schrijven wanneer ik naar buiten ben gekomen
A
B
Want ik kan nu het niet uithalen
(…)
A
B
Ik ben buiten BIC
(…)
A
B
We gaan bij een benzinestation stoppen
D
A
[ FOTO D ]Containerzegel [zegelnummer 2]
8 april 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
A
B
[ FOTO E ]
B
A
Waren die boven de olie
B
A
Die vriendinnen
(…)
A
B
Toen het leeg bleek bleef ik op mijn gemak foto’s maken
20 juni 2020: SKY-berichten in de groep ‘ [SKY-chatgroep] ’. Hierin zitten de gebruikers A, F en G.
Verzender
Ontvangers
Verzonden bericht
F
A, E
Het zijn er 77 [naam]
(…)
G
A, F
Stuur me foto
F
A, G
[ FOTO F ]
(…)
A
F, G
Het zijn super vriendinnen [naam]
A
F, G
Hebben genoeg geur, het zijn sterke en hebben geen schubben
13 augustus 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
B
A
Hebben jullie naar ons magazijn gebracht
A
B
Ja
B
A
Er is werk dus
B
A
Om open te krijgen
A
B
Met de slijptol tot aan de dood
A
B
[ FOTO G ]
A
B
Ik heb ze uitgehaald
A
B
Nu moet ik gaan lassen
1 maart 2021
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
B
E
Ik moet 200 geven aan diegene die zo komt
B
E
333 en wat anders
E
B
Ja geef de beste
E
B
Aan die van 200
B
E
[ FOTO H ]
E
B
Zijn het 200?
(…)
B
E
Ja
B
E
[ FOTO I ]
‘IJzers’
8 maart 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
B
A
De ijzers zullen hier worden gebracht
B
B
5 ijzers
(…)
B
A
Weet ik veel wat voor ijzers het zijn misschien is ermee gedood
A
B
De ijzers alleen kun je in een rugzak doen maar de mengers zijn een probleem
(…)
B
Hebben jullie alle ijzers weggehaald hoe moet het nu dat we het werk hebben. De ijzers zijn nodig wat als iemand jullie komt beroven wat dan. Ik heb 2 ml euro voor jullie betaald omdat jullie in elkaar werden geslagen in de garage. Denken jullie na of niet. Het is de eerste en laatste keer. In elk huis moet er een ijzer aanwezig zijn dit mag niet meer gebeuren
5 april 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
B
A
Ik moet morgen een mitrailleur gaan ophalen/kopen
(…)
B
A
Je doet de deur open en je heb er een grote tas met sportkoffers daaronder heb je een tas met 5 wapens en een een tas met wat mengers op de grond heb je een kleine tas met wat gereedschap slijptol tang en dit soort dingen bij de buitenzak van de tas heb je een wapen in een zak, je hebt er ook een rugzak met een schoenendoos met 2 wapens hadden we uit Den Haag gebracht
13 december 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
G
H
[ FOTO J ]
G
H
[ FOTO K ]
G
H
[ FOTO L ]
1 maart 2021
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
B
A
Heb je de ijzers in het midden op of het einde geplaatst
A
B
Heb je de ijzers gevonden
9 april 2020
Verzender
Ontvanger
Verzonden bericht
B
A
Heb jij op SKY genoteerd dat we aan de chauffeur hebben gegeven
A
B
Ja 1.4
8.
Eigen waarneming van de rechtbank op de zitting van 10 december 2021
De foto [7] die hieronder is weergegeven is op de zitting aan de orde gesteld. De procespartijen hebben van de foto kennis kunnen nemen.
[ FOTO M ]
Feiten 3, 4 en 5
9.
Onderzoek van de politie [8]
Op 6 juli 2021 is in de woning aan [adres delict] te Rotterdam contant geld aangetroffen en in beslag genomen.
10.
Lijst van inbeslagname [9]
Behoort bij object : [adres delict] te Rotterdam
Datum inbeslagneming : 6 juli 2021
IBN-code: [IBN-code 1]
Vuurwapen met twee patroonhouders
IBN-code: [IBN-code 2]
DIGI: Device ‘Jammer’ in doos
11.
Onderzoek van de politie [10]
Op 6 juli 2021 zijn op de locatie [adres delict] te Rotterdam goederen in beslag genomen. Na onderzoek van deze goederen is het volgende naar voren gekomen:
Omschrijving pistool
Goednummer : [goednummer 1]
Object : vuurwapen (pistool)
Merk : Walther / CCP
Kaliber : 7.65mm br.
Bijzonderhed. : ibn [IBN-code 1]
Bij mijn onderzoek heb ik gezien dat het voorwerp een pistool betrof. (…) Dit pistool is bestemd om projectielen door een loop af te schieten. (…) Bij het afvuren van proefschoten functioneerde het pistool naar behoren. Daarom is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie.
Omschrijving munitie
Goednummer : [goednummer 2]
Object : munitie (kogelpatronen)
Aantal : 9 stuks
Kaliber : 7,65mm br.
Bijzonderh. : uit patroonmagazijn [serienummer]
De 9 kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de WWM.
Omschrijving patroonmagazijn
Goednummer : [goednummer 3]
Object : vuurwapen (patroonhouder)
Merk : Steyr/M9
SIN : [SIN-nummer 3]
Kaliber : 9x19mm
Bijzonderhed. : ibn [IBN-code 3]
Dit patroonmagazijn is een onderdeel c.q. hulpstuk dat van wezenlijke aard is en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk: Steyr, model: M9, kaliber: 9x19mm.
Derhalve zijn mede gelet op artikel 3, eerste lid van de Wet wapens en munitie, de bepaling met betrekking tot een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder het derde lid, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, van toepassing.
12.
Onderzoek van de politie [11]
Op 6 juli 2021 werd aan [adres delict] te Rotterdam een bruinkleurige doos aangetroffen. In deze doos bevond zich een zogenaamde jammer.
13.
Deskundigenverslag Telecom Agentschap [12]
De uitrusting werd in beslag genomen op het volgende adres. De volgende personalia zijn bekend met betrekking tot degene van wie de uitrusting in beslag werd genomen:
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornaam : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedatum verdachte] te [geboorteland verdachte]
Adres : [adres delict] te [woonplaats]
De door de landelijke eenheid dienst landelijke recherche inbeslaggenomen uitrusting, een zwarte jammer zonder merk en type aanduiding, voorzien van zes (6) antennes welke door middel van coaxiale pluggen aan het apparaat zijn geschroefd en krijgt zijn voedingsspanning middels een externe net/accuvoeding.
Om de aard en werking van de radioapparatuur vast te stellen heb ik deze technisch onderzocht op diens werking in het frequentiespectrum:
Verstoring op of rond Verstoort Geschat bereik
(frequentiebanden in MHz) (applicaties)
171-230 MHz DAB+radio 30m
774 - 1030 MHz 2G, 3G, 4G
1791-2000 MHz 2G, 3G, 4G
2095-2180 MHz 2G, 3G, 4G
2590-2700 MHz 2G, 3G, 4G
Conclusie
Op basis van deze waarnemingen concludeer ik dat de uitrusting apparatuur betreft die ook wel 'jammers' (verstoorder) worden genoemd, bestemd voor het uitzenden van radiosignalen met grote bandbreedte. De uitrusting is, afgaande op de onderzochte karakteristieken, gebouwd en ontworpen om doelgericht frequenties die door andere toepassingen worden gebruikt te verstoren op de hiervoor genoemde frequentiebanden.
Ik zag dat op de uitrusting niet de verplichte CE markering was aangebracht. Het apparaat voldoet daarom tevens niet aan de krachtens artikel 10.3 onderdeel c en e gestelde voorschriften van de Telecommunicatiewet. Het aanleggen, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig hebben of gebruik van radioapparaten is slechts toegestaan indien voor het gebruik ervan aan de houder van die radiozendapparaten op grond van artíkel 3.13, eerste lid, Telecommunicatiewet een vergunning is verleend voor het gebruik van frequentieruimte, dan wel vrijstelling is verleend ingevolge artikel 10.15, tweede lid, van dezelfde wet. Deze vergunning wordt uitsluitend verleend voor uitrustindie niet stoort. Nu ik heb vastgesteld dat de geteste uitrusting gebouwd en ontworpen is om te verstoren, sluit ik uit dat een vergunning is verleend.
14.
Onderzoek van de politie [13]
De woning gelegen aan [adres delict] te Rotterdam is onder camera observatie genomen. Hieruit komt naar voren dat de heer [naam verdachte] in de periode van 3 juni 2021 tot en met 4 juli 2021 in de woning verbleef en dat er niet is gebleken dat er in die periode andere personen in de woning zijn geweest.
15.
Onderzoek van de politie [14]
Op 6 juli 2021 hield ik op de locatie [adres delict] te Rotterdam, als verdachte aan:
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornaam : [voornaam verdachte]
Geboren : [geboortedatum verdachte] te [geboorteland verdachte] .

4..Verboden gedragingen en de strafbaarheid

Kwalificatie
De bewezen feiten zijn in de wet verboden gedragingen en leveren de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Feit 3
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Feit 4
Witwassen.
Feit 5
Overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.15, eerste lid, van de Telecommunicatiewet, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid feiten en verdachte
De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

5..Onderbouwing van de straf

Inleiding
De rechtbank beslist in dit hoofdstuk dat aan de verdachte een straf wordt opgelegd en zal uitleggen waarom. Daarbij is uitvoerig aandacht voor de door de officier van justitie en de verdediging gemaakte procesafspraken. De totstandkoming van de procesafspraken, de inhoud daarvan, de (daarbij) gevolgde procedure en de doorwerking in de op te leggen straf zullen worden besproken. Vanzelfsprekend zullen ook de gebruikelijke elementen die bij de straftoemeting een rol spelen aan de orde komen. Kort en goed bevat dit hoofdstuk de volgende paragrafen.
Totstandkoming, inhoud van en gevolgde procedure bij de procesafspraken
Eis van de officier van justitie
Standpunt van de verdediging
Ernst van de feiten en de rol van de verdachte
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Straf in dit type zaken
Economische analyse
Toetsingskader van de procesafspraken
Beoordeling van de procesafspraken
Conclusie
Wettelijke voorschriften
a.
Totstandkoming, inhoud van en gevolgde procedure bij de procesafspraken
Totstandkoming van de procesafspraken
Op de zitting van 4 oktober 2021 deed de rechtbank aan de officier van justitie en de verdediging het voorstel om in deze zaak te komen tot procesafspraken. De directe aanleiding daarvoor was het verzoek van de verdediging om uitgebreid onderzoek te doen. Onderzoek dat voornamelijk gericht was op de gang van zaken rondom de inbeslagname van de data afkomstig van - de server van - SKY ECC telefoons (telefoons met een versleutelde chatdienst). Kort voor de zitting werden door de verdediging in dat verband 125 pagina’s met onderzoekswensen aan de rechtbank gemaild. Het door de verdediging gewenste onderzoek was in zekere mate vergelijkbaar met onderzoek dat op dit moment in veel strafzaken, op verzoek van verschillende verdachten, bij diverse rechtbanken en gerechtshoven aan de orde is (Ennetcom, EncroChat en/of andere servers die versleuteld berichtenverkeer mogelijk maken).
Op die zitting merkte de voorzitter van de rechtbank op: ‘Zonder een (juridische) kwalificatie aan dat type onderzoeken te willen geven kan worden gezegd dat deze onderzoeken strafvorderlijk atypisch zijn. Hoe de ontwikkelingen in dat soort zaken zullen verlopen en welke vaststellingen door rechters zullen worden gedaan is nu nog niet te zeggen. Ook is daarom nog niet bekend of, en zo ja welke rechtsgevolgen aan de orde zijn wanneer enige toerekenbare onrechtmatigheid wordt vastgesteld. Ik heb mij daarom af zitten vragen of de strafrechtspleging in dit soort zaken niet op een alternatieve manier op gang kan worden geholpen.’
Op de zitting en kort daarna bleek dat de officier van justitie en de verdediging voor procesafspraken openstonden. De voorzitter van de rechtbank kreeg al in de week van 18 oktober 2021 van de procespartijen een bericht dat er procesafspraken waren gemaakt.
Inhoud van de procesafspraken
Op de zitting van 19 november 2021 zijn de procesafspraken door de procespartijen formeel aan de rechtbank kenbaar gemaakt en met de procespartijen doorgesproken. De procesafspraken luiden als volgt:
  • De officier van justitie eist voor de tenlastegelegde feiten een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.
  • De verdediging doet afstand van de ingediende onderzoekswensen en doet geen nadere onderzoekswensen.
  • De verdachte doet afstand van de inbeslaggenomen voorwerpen zoals deze zijn vermeld op de beslaglijst in het dossier, waaronder de inbeslaggenomen € 60.500,--.
  • Als het vonnis wat betreft een opgelegde straf overeenkomt met de hiervoor genoemde strafeis, stellen de verdediging en de officier van justitie geen hoger beroep in tegen het vonnis zodat de voorlopige hechtenis gecontinueerd kan blijven en de opgelegde straf direct kan worden geëxecuteerd.
Gevolgde procedure bij de procesafspraken
Op die zitting zijn op voorstel van de rechtbank in samenspraak met de procespartijen ook nadere procedure-afspraken gemaakt:
- De rechtbank is géén partij bij de procesafspraken en is daar ook niet aan gebonden.
  • De rechtbank kan de procesafspraken afwijzen (bijvoorbeeld) als er op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de te eisen straf niet passend acht.
  • Materieel is de rechtbank zich ervan bewust dat de afspraken zijn gemaakt en is zij voorlopig van oordeel dat er geen grond bestaat om de afspraak af te wijzen.
  • Tijdens het onderzoek op de zitting zullen de vragen van 348-350 Sv leidend zijn. De totstandkoming en de inhoud van de procesafspraken zullen ook onderwerp van onderzoek zijn. De weerslag daarvan zal in het vonnis zijn plek vinden.
  • De verdachte zal tijdens de inhoudelijke zitting worden gehoord over de procesafspraken.
  • De verdediging heeft met de afspraken vrijwillig afstand gedaan van verdedigingsrechten en is zich bewust van de (mogelijke) gevolgen daarvan.
  • De verdediging kan zich op ieder moment terugtrekken uit de afspraken.
  • Wanneer de afspraken op enige wijze worden ontbonden, komt de zaak terug in de stand waarin deze zich voor het maken van de afspraken bevond (regiefase).
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van vier jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Zij gaat daarbij uit van dezelfde feiten als die hiervoor zijn bewezenverklaard. De rol van de verdachte typeert de officier van justitie als een vooruitgeschoven post voor de organisatoren in - met name - Albanië. De verdachte fungeerde als uithaler van cocaïne en hij controleerde of de containers werden opgehaald en dat de cocaïne uit de containers werd gehaald.
Bij de eis heeft de officier van justitie nadrukkelijk gewezen op de gemaakte procesafspraken. Zij heeft in dat verband opgemerkt dat ondermijnende drugszaken - zoals deze - vaak een lang tijdsverloop kennen. Rechtbanken en gerechtshoven vinden vaak dat er dan belang is voor verdachten om hun berechting in vrijheid af te wachten. De procesafspraken leveren tijdswinst op en hebben tot gevolg dat een opgelegde straf gelijk kan worden uitgezeten. Er bestaat dan namelijk geen risico dat de verdachte geschorst wordt uit voorlopige hechtenis en hij bijvoorbeeld vlucht naar het buitenland.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen inhoudelijk strafmaatverweer gevoerd.
Ernst van de feiten en de rol van de verdachte
De verdachte heeft samen met anderen bijna duizend kilo cocaïne ingevoerd in Nederland. Ook heeft hij een vuurwapen, een onderdeel van een vuurwapen, munitie, een jammer en een groot geldbedrag - waarvan hij wist dat het crimineel geld was - in zijn woning aanwezig gehad. Die delicten pleegde de verdachte in een periode waarin hij ook lid was van een organisatie die het plan had om (ook andere) misdrijven te plegen. De feiten zijn stuk voor stuk ernstige delicten. Het gevaar van cocaïne voor de volksgezondheid is daarbij een in het oog springend aspect evenals de gevaarzetting van vuurwapens. Zo mogelijk nog belangrijker is dat deze feiten - in samenhang bezien - een ontwrichtende en corrumperende werking hebben op het samenleven als geheel en daarmee op de Nederlandse rechtsorde.
De strafbare feiten passen naadloos in de schimmige onderwereld die schuilgaat achter de internationale georganiseerde criminaliteit. In die wereld was de verdachte - als uithaler en controleur - bij het geheel van feiten een uitvoerende vooruitgeschoven post. Aan de ene kant zijn figuren met een rol als de verdachte bij dit type strafbare feiten en in zo’n organisatie onmisbaar en daarmee niet onbelangrijk. Aan de andere kant zijn de ‘in the picture’ lopende taken van de verdachte zo risicovol dat hij vervangbaar was en daarmee ondergeschikt.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Het is aannemelijk geworden dat het verblijf van de verdachte in Nederland vooral gericht was op het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Voor het overige hebben het dossier en het onderzoek op de zitting over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen relevante informatie opgeleverd. Wel blijkt uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2021 dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Straf in dit type zaken
Bij het begroten van een straf kijkt de rechtbank naar de doelen die in een specifieke zaak met straf moeten worden gediend. Die liggen in deze zaak met name in vergelding en speciale en generale preventie. Anders gezegd: het moet voor de verdachte duidelijk zijn dat hij verkeerd heeft gehandeld en hij moet weten dat hij in het vervolg anders moet handelen. Daarbij weegt mee de maatschappelijke onrust die dit soort zaken veroorzaakt. Daarnaast moet de straf ook een signaal voor anderen zijn om van de georganiseerde drugscriminaliteit weg te blijven.
Tegen de achtergrond van die strafdoelen is bij de bepaling van de hoogte van de straf de beschreven ernst van de feiten het uitgangspunt. Die ernst rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. Daarbij is de hiervoor genoemde kwalijke samenhang tussen alle feiten een strafverhogende factor. De rol die de verdachte in dit geheel heeft gespeeld heeft enige dempende werking op de hoogte van de straf.
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Bij die zoekslag is gekeken naar zaken met een soortgelijke feitensamenstelling en een vergelijkbare rol van de betrokken verdachten. Hoewel iedere strafzaak zijn eigen kenmerken heeft, dringt zich bij die vergelijking van zaken op dat een gevangenisstraf van vijf jaren in deze zaak op zijn plaats zou zijn.
Tot die straf komt de rechtbank niet. De rechtbank zal een andere afweging maken en oog hebben voor de omstandigheid dat de officier van justitie en de verdediging procesafspraken hebben gemaakt die hebben geleid tot de eis van de officier van justitie. Voordat de rechtbank toekomt aan het resultaat van die afweging zullen, na een economische analyse, de gemaakte procesafspraken worden getoetst.
Economische analyse
Schaarse zittingstijd
Toen deze strafzaak bij de rechtbank werd aangebracht was zij niet de enige in haar soort. Zaken als deze zijn talrijk en komen voort uit de georganiseerde drugscriminaliteit die in Nederland de laatste jaren in ernst en omvang toeneemt. Grote drugszaken worden - vooral de laatste tijd - niet alleen talrijker maar ook omvangrijker, moeilijker en tijdrovender. Dat heeft niet in de laatste plaats te maken met de internationaal gekraakte PGP-servers. Dat kraken heeft de opsporing en de vervolging van deze vorm van criminaliteit een boostereffect gegeven doordat met het kraken van die servers een schat aan informatie over criminele activiteiten werd vergaard. Dat type zaken legt groot beslag op de hele strafrechtsketen en dus ook op de verdeling van schaarse zittingstijd bij de rechtbanken en gerechtshoven. Andere zaakstromen kunnen hierdoor in de verdrukking komen (bijvoorbeeld cybercrime, zedendelicten, geweldsdelicten en fraude).
Efficiëntie
De vraag aan procespartijen om te kijken naar een alternatieve manier van afdoening van deze strafzaak is dus in zekere zin ingegeven door efficiëntie. Dat is in de strafrechtspleging een vies woord en voor een deel is dat ook terecht. De strafrechter moet in zijn algemeenheid natuurlijk niet blind zijn voor een efficiënte manier om zijn werk te doen. Strafrechtspleging wordt immers betaald met publiek geld. In een concrete strafzaak moet de strafrechter echter uitkijken om efficiëntie een (te) nadrukkelijke rol te geven bij de afweging van rechten en belangen. Daarvoor is in een individuele strafzaak slechts beperkte ruimte, omdat de rechten en belangen van de verdachte, het slachtoffer en de maatschappij als geheel simpelweg (te) groot zijn.
De verdeling van schaarste is niet de taak van de (straf)rechter. Die verantwoordelijkheid ligt bij een andere staatsmacht en wordt ook onder ogen gezien. [15] De inzet van procesafspraken moet daarom niet worden gezien als instrument en/of (wonder)middel in die schaarste. Het is een alternatief dat op een bepaalde manier, in een bepaald type zaak en onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden kan worden ingezet.
Tijdspad en effectiviteit
Toen de zaak voor de eerste keer op zitting stond, heeft de rechtbank zich (ook) afgevraagd wat het afdoeningstijdpad van de zaak zou kunnen zijn. Zonder in detail te treden was het verre van denkbeeldig dat afdoening van de zaak (inclusief hoger beroep) enige jaren (3-4 jaar) zou duren. De rechtbank heeft vervolgens ingeschat dat een dergelijk tijdsverloop in de zaak uiteindelijk invloed zou kunnen hebben op de hoogte van de mogelijk op te leggen straf. Niet onaannemelijk was bovendien dat een eventuele executie van een straf pas vele jaren na de datum van de gepleegde feiten zou plaatsvinden. De met de straf te dienen strafdoelen als vergelding en preventie komen dan onder druk te staan en dit leidt daarom tot afname van de effectiviteit van de strafrechtspleging.
Tussenconclusie 1
Door de toename in het aantal, de omvang en de complexiteit van strafzaken met betrekking tot de georganiseerde drugscriminaliteit komt de efficiëntie en de effectiviteit van de strafrechtspleging onder druk te staan. Belangrijke strafdoelen als vergelding en preventie kunnen dan minder goed worden behaald. De rechtbank vindt dit niet wenselijk en ziet voor zichzelf een taak om in een zaak als deze te bezien hoe schaarse zittingstijd zo goed mogelijk kan worden besteed. Met de hiervoor genoemde (economische) belangen, doelen en reserves voor ogen zoekt de rechtbank in deze zaak naar een balans tussen enerzijds efficiëntie en effectiviteit en anderzijds strafprocessuele waarborgen.
Toetsingskader van de procesafspraken
Waarborgen en eerlijk proces
Strafvordering vindt alleen plaats op een manier zoals dat bij wet is voorzien. Dat beginsel staat in artikel 1 Sv. Procesafspraken als zodanig kent de wet niet. Met dat in het achterhoofd heeft de rechtbank naar deze zaak en de rol van de procesafspraken daarin, gekeken. De rechtbank is om die reden ook steeds uitgegaan van een procedure zoals die is omschreven in titel VI Sv: ‘Behandeling van de zaak door de rechtbank’, meer in het bijzonder de artikelen 348-350 Sv, waarin - onder meer - vragen van het bewijs en de straf zijn neergelegd. Bij die gang van zaken is artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) waarin het recht op een eerlijk proces in neergelegd, steeds een belangrijke waarborg geweest. Bij de gemaakte procedurele en materiële stappen is het eerlijk proces ‘as a whole’ steeds leidend geweest, zoals dat de ‘opdracht’ van de Europese rechter aan de nationale strafrechter is.
Consensualiteit [16]
Zoals opgemerkt zijn procesafspraken niet als zodanig in de wet opgenomen. Toch wemelt het in de strafrechtspleging van vormen van consensualiteit: bijv. de transactie, het voorwaardelijk sepot, de schikking in het kader van de ontnemingsvordering en de strafbeschikking. Hierbij is de afdoening van een strafzaak voor een deel gebaseerd op ‘afspraken’ tussen de officier van justitie en de verdediging. In dit verband is ook nog goed om te benoemen dat op 11 maart 2021 een conceptwetsvoorstel naar aanleiding van de evaluatie van de Wet OM-afdoening in consultatie is gegaan. Het wetsvoorstel wijzigt de regeling van de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten. Dit betreft onder meer:
a. a) transacties en rechterlijke toetsing van hoge transacties en b) rechterlijke toetsing van hoge ontnemingsschikkingen. Tegen deze achtergrond zijn is de stap die in deze strafzaak wordt gemaakt minder uniek dan op het eerste gezicht lijkt.
Europa
Die laatste conclusie dringt zich ook op als wordt bezien dat vele Europese landen [17] een vorm van proces- of vonnisafspraken in de wet kennen. In alfabetische volgorde zijn dat bijvoorbeeld: België, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Duitsland, Estland, Frankrijk, Georgië, Hongarije, Italië, Liechtenstein, Malta, Moldavië, Montenegro, Oekraïne, Roemenië, Rusland, Servië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. Een aantal andere Europese landen kent het bestaan van proces- en vonnisafspraken niet bij wet, maar wel in de rechtspraktijk. Ook voor het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) is het fenomeen - mede daarom - verre van nieuw. Het EHRM heeft zich in vele arresten over vonnis- en/of procesafspraken uitgelaten en in 2014 [18] ook basisvereisten ‘geformuleerd’:
  • Een verdachte moet vrijwillig afstand doen van verdedigingsrechten.
  • Een verdachte moet zich bij het maken van afspraken volledig bewust zijn van het onderliggende feitencomplex en de wettelijke gevolgen van de procesafspraken.
  • Er moet een verplichte rechterlijke toets bestaan die zich richt op de eerlijkheid van de totstandkoming van de afspraak en de inhoud van de afspraken.
Tussenconclusie 2
Procesafspraken zijn minder uitzonderlijk dan zij op het eerste gezicht lijken. De wet kent ze als zodanig niet, maar biedt hiervoor wel ruimte en waarborgen. Bovendien is een internationaal toetsingskader voorhanden.
i.
Beoordeling van de procesafspraken
Nadere duiding van de procesafspraken [19]
Voordat wordt toegekomen aan de concrete toetsing van de procesafspraken is het goed om de procesafspraken eerst nader te duiden. De procesafspraken hebben twee belangrijke componenten. De eerste component valt uiteen in een concrete afspraak tussen de procespartijen over de eis van de officier van justitie en een bijkomende afspraak over afstand van inbeslaggenomen goederen. De tweede component heeft een meer formele achtergrond en gaat over afzien van onderzoekswensen en afstand van hoger beroep. De procesafspraken gaan daarmee niet over: (beperking van) het vervolgingsrecht van de officier van justitie, de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging, de keuze voor de tenlastegelegde feiten, de procespositie van de verdachte (zwijgen, bekennen, ontkennen), de (grondslag van) de bewezenverklaring of de kwalificatie van de feiten. De procesafspraken zijn daarmee beperkt van aard en omvang.
Procesafspraken en de verdachte
De rechtbank heeft zich op de inhoudelijke zitting van 10 december 2021 ingespannen om de verdachte mee te nemen in de procesafspraken die hij en zijn raadsman met de officier van justitie hebben gemaakt. De afspraken zijn daarom uitgebreid en indringend met de verdachte besproken. Daarbij zijn de vrijwilligheid van de procesafspraken, de bewustheid van de procesafspraken, en ook de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken concreet aan de orde geweest. Ook zijn de procedureafspraken (zie onder paragraaf a) rondom de procesafspraken met de verdediging besproken en heeft zij daar invloed op kunnen uitoefenen. Hieronder zijn de concrete vragen aan de verdachte weergegeven:
- Weet u dat de straf die in de procesafspraken is opgenomen uitgaat van de op de tenlastelegging vermelde feiten?
  • Heeft u met uw raadsman overlegd over de straffen die in dit soort zaken ‘normaal’ worden opgelegd?
  • Vertrouwt u uw raadsman (daarin)?
  • Heeft u met anderen gesproken over de procesafspraken, waaronder mogelijk de ‘personen’ genoemd in de tenlastelegging?
  • Realiseert u zich dat door het afstand doen van de onderzoekswensen in deze zaak geen onderzoek plaatsvindt naar - kort gezegd - de gang van zaken rondom de inbeslagneming van SKY-data?
  • Begrijpt u dat het ontbreken van dergelijk onderzoek weliswaar niet betekent dat die verweren niet meer gevoerd kunnen worden, maar wel dat de onderbouwing van die verweren mogelijk belemmerd wordt?
  • Overziet u dat als (andere) rechters in andere zaken zouden vaststellen dat er dingen mis zijn gegaan bij de inbeslagneming van SKY-data, het u niet meer kan helpen?
  • Begrijpt u dat uw keuze om afstand te doen van de onderzoekswensen dan mogelijk een verkeerde keuze was, maar dat er dan geen weg terug meer is?
  • Realiseert u zich dat u afstand doet van de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals deze zijn vermeld op de beslaglijst, waaronder de inbeslaggenomen € 60.500,--?
  • Weet u dat u in de procesafspraken - weliswaar niet formeel - afstand doet van het recht om de zaak aan een hogere rechter voor te leggen?
  • Begrijpt u dat uw procespositie (zwijgen, bekennen, ontkennen) géén onderdeel vormt van de procesafspraken en dat het daarmee niet gaat om enige vorm van plea bargaining; het afdoen van een strafzaak door een schuldbekentenis in ruil voor een lagere straf?
De indruk die de rechtbank uit deze indringende bespreking heeft gekregen, is dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig ervoor heeft gekozen het advies van zijn advocaat te volgen om in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Daarnaast is door de rechtbank getoetst of de procesafspraken ‘fair’ zijn. Daarbij is allereerst gekeken of de straf waarop de officier van justitie en de verdediging koersten niet te hoog is. Hiervoor is gemotiveerd overwogen dat dat niet het geval is. De ‘fairness’ van het afstand doen van de inbeslaggenomen goederen heeft niet veel uitleg nodig. Afstand doen van inbeslaggenomen goederen is niet ongebruikelijk. Bovendien is niet onaannemelijk dat als die afstand niet was gedaan, de goederen door de rechtbank in een vonnis ook niet aan de verdachte zouden zijn teruggegeven. In het kader van de eerlijkheid van de procesafspraken is ook het afzien van (de) onderzoekswensen beoordeeld. Van een afstand en met grote reserve heeft de rechtbank ingeschat wat de rechtsgevolgen zouden kunnen zijn als de stellingen die de verdachte bij het formuleren van zijn onderzoekswensen voor ogen stonden, vast zouden komen te staan. Ook de kans dat dit zou gebeuren is op dezelfde manier door de rechtbank gewogen. Ten slotte is ook de afspraak om af te zien van hoger beroep ‘fair’ te noemen. Ons strafproces biedt iedere verdachte het recht om hoger beroep in te stellen tegen een vonnis. Maar de wet maakt ook mogelijk dat de verdachte afstand doet van dit rechtsmiddel. Dit is in bovendien in overeenstemming met het relevante internationale recht. Daar komt bij dat afstand van hoger beroep weliswaar een onderdeel uitmaakt van de procesafspraken maar formeel nog niet verder gaat dan dat. [20]
In het kader van de ‘overall fairness’ van de procedure heeft de rechtbank ook gewaakt over de interne en externe openbaarheid. De zaak is (op de zitting) behandeld als normale zaak langs de lijnen van de wet zoals die hiervoor zijn benoemd. De strafbare feiten zijn op grond van het dossier uitvoerig met de verdachte besproken waarbij voor hem en zijn raadsman alle ruimte was om te reageren. Ook de persoonlijke omstandigheden zijn aan de orde geweest. In dit vonnis zijn alle vragen van de artikelen van 348-350 Sv - voor zover aan de orde - gemotiveerd beantwoord. De procesafspraken spelen bij de bepaling van de straf pas een rol en vormen bij die bepaling niet meer en niet minder dan een (belangrijke) omstandigheid.
Ook de externe openbaarheid is gewaarborgd. De processen-verbaal van de zittingen zijn vrijwel direct gepubliceerd op rechtspraak.nl [21] voorzien van een nieuwsbericht. [22] Ook dit vonnis zal die weg gaan. Een en ander heeft ook effect gehad. De media hebben de zaak opgepikt en daarover bericht. [23] Verder is dit vonnis een uitgewerkt vonnis, dus met daarbij gevoegd de bewijsmiddelen. Dat laatste zou op grond van de wet achterwege hebben kunnen blijven omdat een hoger beroep mogelijk niet zal volgen. De keuze om het vonnis toch uit te werken maakt de rechtbank om zoveel mogelijk inzage te geven in de keuzes met betrekking tot het bewijs [24] om de basis van de bewezenverklaring, die een uitgangspunt vormt bij de uiteindelijk op te leggen straf, zo inzichtelijk mogelijk te maken.
Tussenconclusie 3
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte weloverwogen en vrijwillig tot de procesafspraken is gekomen en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan. Ook zijn de procesafspraken voor zowel de totstandkoming als de inhoud als eerlijk te bestempelen. De rechtbank heeft daarnaast verschillende acties ondernomen om de openbaarheid te waarborgen.
Procesafspraken, de officier van justitie en het algemeen belang
De officier van justitie is verantwoordelijk voor de eigen rol bij de procesafspraken. Daarin heeft zij grote vrijheid gelet op het opportuniteitsbeginsel. Kort gezegd: het uitgangspunt is dat een officier van justitie zelf beslist of een strafbaar feit wordt vervolgd en beslist welke keuzes worden gemaakt. Daar treedt de rechtbank niet in.
Wel is van belang of de door de officier van justitie gemaakte afspraak over de strafeis kan worden doorgezet in de op te leggen straf. Op de rechtbank rust de taak om te toetsen of de straf die zij uiteindelijk oplegt niet te laag is. Een en ander afgezet tegen de vastgestelde feiten en omstandigheden, de na te streven doelen van straf, het algemeen belang en andere soortgelijke gevallen. Dit lijkt meer bijzonder dan het is. De rechtbank staat eigenlijk in iedere zaak voor diezelfde vraag. Het antwoord is steeds dat een afwijking - lees: een lagere of andere straf - alleen gerechtvaardigd is als daar goede gronden voor zijn.
Als de rechtbank in deze zaak komt tot de straf die door de procespartijen is voorgesteld, valt dat binnen een bandbreedte van 1/3 onder de straf die in deze zaak eigenlijk zou kunnen/moeten worden opgelegd: de straf van vijf jaren zoals die hiervoor is gemotiveerd. Een ‘korting’ van maximaal 1/3 is bij procesafspraken in internationaal verband [25] geen uitzondering en wordt ook gezien als reële bandbreedte. In de vastgestelde feiten en omstandigheden en de overwegingen in dit hoofdstuk is ook rechtvaardiging te vinden voor deze matiging van de straf. Daarnaast is de matiging relatief omdat strafmatiging ook aan de orde zou zijn als de zaak pas over jaren zou zijn uitgeprocedeerd. Een korting is bovendien gerechtvaardigd, omdat de verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Tijdwinst die in het algemeen belang wordt ingezet om andere zaken op te pakken en zo de strafrechtspleging te dienen. Ten slotte is een dergelijke rechtvaardiging ook internationaal geaccepteerd.
Tussenconclusie 4
De officier van justitie draagt haar eigen verantwoordelijkheid voor de procesafspraken. Daarnaast vindt de rechtbank de ‘strafkorting’ die hier aan de orde is in het algemeen belang te rechtvaardigen en aan de maatschappij goed uit te leggen.
Conclusie
Voor de bewezenverklaarde feiten wordt aan de verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van vier jaren waarvan een jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 47, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en munitie, artikel 10.15 van de Telecommunicatiewe1 en artikel 1 onder 1º van de Wet op de Economische delicten.

6..Beslissingen in het kort en ondertekening

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 tot en met 5 ten laste gelegde feiten, zoals die in hoofdstuk 2 zijn omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de in hoofdstuk 4 vermelde strafbare feiten;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vier (4) jaren;
bepaalt dat van deze een gedeelte, groot
een (1) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en E. IJspeerd, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 24 december 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Bijlage bij ‘Zaaksdossier 1000 kg’, pagina 50.
2.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier 1000 kg’, pagina’s 4 t/m 6.
3.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier 1000 kg’, pagina’s 7 t/m 17.
4.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier 1000 kg’, pagina’s 48 en 49.
5.‘Algemeen dossier’, documentcode [documentcode] , pagina’s 1 t/m 5.
6.‘Zaaksdossier 1000 kg’, pagina’s p. 1 t/m 47.
7.Bijlage bij ‘Zaaksdossier 1000 kg’, pagina 21.
8.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier META’, pagina’s 17 t/m 18.
9.Bijlage bij ‘Zaaksdossier META’, pagina 11 t/m 13.
10.Bijlagen van ‘Zaaksdossier CCP 9MM’, pagina’ 31 t/m 36.
11.‘Zaaksdossier GPS’, pagina 6.
12.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier GPS’, pagina’s 15 t/m 19.
13.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier GPS’, pagina’s 6 t/m 11.
14.Bijlagen bij ‘Zaaksdossier META’, pagina’s 1 t/m 2.
15.Na het sluiten van het onderzoek op de zitting werd het coalitieakkoord gepubliceerd:
16.De term consensualiteit wordt in het strafproces gebruikt voor (een) situatie(s) waarbij tussen procespartijen overeenstemming is over - bepaalde onderdelen van - de afdoening van een strafzaak.
17.L.J.J. Peters,
18.EHRM 29 april 2014, appl.nr. 9043/05 (
19.Ontleend aan L.J.J. Peters,
20.Zie artikelen 453 lid 3 en 454 lid 1 Sv.
22.Voorstel om te komen tot procesafspraken voor afdoening strafzaak (rechtspraak.nl) en Gemaakte procesafspraken voor afdoening strafzaak (rechtspraak.nl)
23.Rechter staat afspraken met verdachten over straf toe, ‘dit is revolutionair’ - NRC en Jarenlang proces? Nee, Openbaar Ministerie en verdachte sluiten deal in grote cokezaak | Rotterdam | AD.nl
24.Vgl. Conclusie AG Aben, 7 december 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1156.
25.Zie bijv: L.J.J. Peters,