ECLI:NL:RBMNE:2022:1452
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar kinderbijslag
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. de Kaste, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vertegenwoordigd door mr. S. Pinar. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarin haar kinderbijslag werd stopgezet omdat zij niet voldoende had besteed aan het onderhoud van haar kinderen. Eiseres stelde dat zij het primaire besluit pas op 3 augustus 2021 had ontvangen en dat haar bezwaar tijdig was ingediend op 17 augustus 2021. De Sociale Verzekeringsbank verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, wat eiseres aanvocht in beroep.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Sociale Verzekeringsbank niet aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op de juiste wijze aan eiseres is bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn pas begint te lopen wanneer het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Aangezien de Sociale Verzekeringsbank hierin niet is geslaagd, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en geoordeeld dat het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.
De rechtbank heeft de Sociale Verzekeringsbank opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de Sociale Verzekeringsbank veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.518,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.