ECLI:NL:RBMNE:2022:1452

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/4008
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar kinderbijslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. de Kaste, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, vertegenwoordigd door mr. S. Pinar. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, waarin haar kinderbijslag werd stopgezet omdat zij niet voldoende had besteed aan het onderhoud van haar kinderen. Eiseres stelde dat zij het primaire besluit pas op 3 augustus 2021 had ontvangen en dat haar bezwaar tijdig was ingediend op 17 augustus 2021. De Sociale Verzekeringsbank verklaarde het bezwaar echter niet-ontvankelijk, wat eiseres aanvocht in beroep.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de Sociale Verzekeringsbank niet aannemelijk heeft gemaakt dat het primaire besluit op de juiste wijze aan eiseres is bekendgemaakt. De rechtbank oordeelde dat de bezwaartermijn pas begint te lopen wanneer het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Aangezien de Sociale Verzekeringsbank hierin niet is geslaagd, heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en geoordeeld dat het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.

De rechtbank heeft de Sociale Verzekeringsbank opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de Sociale Verzekeringsbank veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.518,- bedragen. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4008

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Pinar).

Inleiding en verloop van de procedure

Op 22 november 2016 heeft verweerder besloten (primaire besluit) dat eiseres vanaf het vierde kwartaal van 2016 geen kinderbijslag krijgt omdat zij per kwartaal minder dan € 416,- heeft besteed aan het onderhoud van haar twee kinderen.
Op 17 augustus 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ontvangen.
In het besluit van 23 augustus 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak stond op zitting gepland op 20 januari 2022. Op verzoek van de gemachtigde van eiseres is de zaak toen aangehouden. De rechtbank heeft het beroep op 21 maart 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 22 november 2016 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunten partijen
2. Eiseres voert aan dat verweerder haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij heeft namelijk wel tijdig bezwaar ingediend, omdat zij het primaire besluit pas op 3 augustus 2021 heeft ontvangen. Vervolgens heeft eiseres op 17 augustus 2021, dus binnen de termijn van zes weken, een bezwaarschrift ingediend.
3. Verweerder stelt zich hierover op het standpunt dat het bezwaar te laat is ingediend. Verweerder vindt het niet geloofwaardig dat eisers pas op 3 augustus 2021 bekend is geworden met het primaire besluit. In een eerdere procedure [1] bij rechtbank over de kinderbijslag van eiseres en tijdens een hoorzitting op 5 november 2020 is namelijk al gesproken over het primaire besluit.
Beoordeling door de rechtbank
4. Een besluit kan worden bekendgemaakt door toezending of door uitreiking (artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht). Als een belanghebbende ontkent dat een besluit aan hem is uitgereikt, moet het bestuursorgaan in principe aannemelijk maken dat het besluit wel is uitgereikt. Het bestuursorgaan kan bijvoorbeeld aannemelijk maken dat het besluit is uitgereikt door het overleggen van een ontvangstbewijs.
5. Als het bestuursorgaan er niet in slaagt de uitreiking aannemelijk te maken, dan is het besluit niet op de voorgeschreven manier bekendgemaakt. De bezwaartermijn begint dan in het algemeen pas te lopen als het besluit wel op de juiste wijze bekend is gemaakt. [2]
6. Gelet op wat in 4 en 5 is overwogen, had verweerder aannemelijk moeten maken dat het besluit aan eiseres is uitgereikt (of toegezonden). De rechtbank oordeelt dat verweerder daar niet in is geslaagd. Verweerder heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat het besluit van 22 november 2016 aan eiseres is uitgereikt. Verweerder heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat het besluit op een andere geschikte wijze aan haar bekend is gemaakt.
7. De bezwaartermijn begint daarom pas op het moment dat het besluit wel op de voorgeschreven wijze aan eiseres bekend is gemaakt. Het is nu aan verweerder om alsnog aannemelijk te maken wanneer dit is gebeurd. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding voor toepassing van een bestuurlijke lus of een andere manier van finale geschilbeslechting omdat deze zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar en verweerder eiseres mogelijk nog moet horen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2022.
De rechter is verhinderd de uitspraak (mede) te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.UTR 20/4654.
2.De rechtbank verwijst naar de volgende uitspraken van de Centrale Raad van Beroep: ECLI:NL:CRVB:2009:BJ7127, ECLI:NL:CRVB:2014:2580, ECLI:NL:CRVB:2012:BV8019 en ECLI:NL:CRVB:2009:BK8375.