ECLI:NL:RBMNE:2021:5520

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
12 november 2021
Zaaknummer
UTR 21/2477
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting en beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft eiser, die in een schuldsaneringstraject heeft gezeten, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een bed, bankstel en fornuis. De aanvraag werd door het Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom afgewezen, omdat de kosten volgens hen algemeen gebruikelijke kosten van het bestaan zijn en niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op 12 november 2021 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting op 21 oktober 2021 zijn partijen niet verschenen. De rechtbank overweegt dat de kosten voor de woninginrichting noodzakelijk zijn, maar dat deze kosten niet voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Eiser heeft weliswaar gewezen op zijn schuldsaneringstraject en betalingsachterstanden, maar de rechtbank oordeelt dat het ontbreken van reserveringsruimte niet kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. De kosten zijn voorzienbaar en eiser had moeten sparen voor deze uitgaven.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat hij recht heeft op bijzondere bijstand in de vorm van een lening. De rechtbank stelt vast dat de Pw (Participatiewet) de mogelijkheid biedt voor bijzondere bijstand in de vorm van een lening, maar alleen als er eerst recht op bijzondere bijstand is vastgesteld. Aangezien de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand, kan deze beroepsgrond niet slagen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2477

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 november 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en

Dagelijks Bestuur Werk en Inkomen Lekstroom, verweerder

(gemachtigde: D. Berkenbosch).

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de aanschaf van een bed, bankstel en fornuis afgewezen.
Bij besluit van 15 april 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2021. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 30 december 2020 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor een bed, bankstel en fornuis. Zijn huidige bed, bankstel en fornuis zijn namelijk oud en versleten. Eiser heeft gevraagd om een bedrag van € 2.500,-.
2. Verweerder heeft aan het betreden besluit ten grondslag gelegd dat het gaat om algemeen gebruikelijke kosten van het bestaan. Volgens verweerder zijn de kosten voorzienbaar en dient eiser deze te betalen uit zijn inkomen, hetzij door middel van reservering, hetzij door middel van gespreide betaling achteraf. Volgens verweerder is niet gebleken dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden.
3. Eiser voert aan dat er wel sprake is van bijzondere omstandigheden. Hij heeft namelijk
niet kunnen reserveren, omdat hij drie jaar in een schuldsaneringstraject heeft gezeten en na afronding van dit traject nog een betalingsachterstand had voor zijn zorgpremie.
4. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in diverse uitspraken uitgelegd hoe moet worden beoordeeld of iemand recht heeft op bijzondere bijstand voor kosten als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet (Pw). Die uitleg houdt in dat eerst beoordeeld moet worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet de vraag worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. [1]
5. De CRvB heeft verder geoordeeld dat de kosten van woninginrichting kosten zijn die worden gerekend tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Als hoofdregel geldt daarvoor dat die kosten moeten worden betaald uit het inkomen van de betrokkene door middel van reservering (sparen) of door middel van gespreide betaling achteraf (lening). Daarom wordt alleen bijzondere bijstand verleend als de kosten het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat die kosten niet uit algemene bijstand en aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. De vraag of een betrokkene wel of niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd, is een aspect dat moet worden beoordeeld in het kader van de vraag of de zich voordoende, noodzakelijke kosten, voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. [2]
6. Niet in geschil is dat de kosten waarvoor eiser bijzondere bijstand heeft gevraagd zich voordoen en dat die kosten noodzakelijk zijn. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank is het in dit geval met verweerder eens dat de kosten niet het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden. Het gaat hier om een reguliere vervanging van een bed, bankstel en fornuis. De daarmee gepaard gaande kosten zijn voorzienbaar en van eiser mocht worden verlangd dat hij daarvoor zou sparen. Eiser heeft weliswaar gewezen op het door hem doorlopen schuldsaneringstraject en de betalingsachterstand in verband met de zorgpremie, maar het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte of aflossingsruimte in verband met schulden en de daaruit voortvloeiende betalingsverplichtingen is niet aan te merken als een bijzondere omstandigheid. De kosten die daarmee verband houden kunnen niet worden afgewenteld op de Pw.
7. Eiser voert verder aan dat hij in ieder geval recht heeft op bijzondere bijstand in de vorm van een lening bij verweerder.
8. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. De Pw biedt de mogelijkheid om bijzondere bijstand voor bepaalde kosten te verlenen in de vorm van een geldlening. De vraag in welke vorm bijzondere bijstand moet worden verleend, kan echter pas aan de orde komen nadat verweerder heeft vastgesteld dat eiser recht heeft op bijzondere bijstand. Zoals de rechtbank onder 6 heeft overwogen, heeft verweerder de aanvraag van eiser echter terecht afgewezen. Eiser heeft dus geen recht op bijzondere bijstand in welke vorm dan ook.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is uitgesproken op 12 november 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd om
deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 mei 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:1641.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:886.