ECLI:NL:CRVB:2023:2509

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
22/41 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten van levensonderhoud door gebrek aan reserveringsruimte

In deze zaak heeft appellant bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een bed, fornuis en bankstel, omdat hij in bijzondere omstandigheden verkeerde die hem verhinderden om deze kosten uit zijn bijstandsinkomen te betalen. Het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom heeft de aanvraag afgewezen, en de rechtbank heeft deze afwijzing in stand gehouden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat appellant niet in bijzondere omstandigheden verkeerde. De Raad oordeelde dat het gebrek aan reserveringsruimte door schulden niet voldoende was om recht te geven op bijzondere bijstand. Appellant had niet aangetoond dat hij niet kon reserveren voor de kosten van de vervangingen, ondanks zijn schulden. De Raad bevestigde dat de kosten van een bed, fornuis en bankstel als algemeen noodzakelijke kosten worden beschouwd, die in principe uit de bijstandsnorm moeten kunnen worden betaald. De Raad benadrukte dat het ontbreken van reserveringsruimte door schulden in de meeste gevallen geen bijzondere omstandigheid is die recht geeft op bijstand, tenzij er sprake is van onvoorzienbare omstandigheden die de financiële situatie van de aanvrager ernstig hebben beïnvloed. In dit geval was appellant niet in staat om aan te tonen dat zijn schulden hem daadwerkelijk verhinderden om te reserveren voor de noodzakelijke kosten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellant kreeg geen recht op de gevraagde bijstand.

Uitspraak

22/41 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 november 2021, 21/2477 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur Werk en Inkomen Lekstroom (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 19 december 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 25 januari 2021 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand voor de kosten van een bed, fornuis en bankstel afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 15 april 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. Appellant en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken en reacties ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 10 oktober 2023. Voor appellant is mr. De Jong verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D.G. Berkenbosch.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Appellant heeft bijzondere bijstand gevraagd voor de kosten van een bed, fornuis en bankstel omdat hij volgens hem in bijzondere omstandigheden verkeerde waardoor hij de kosten daarvan niet uit zijn inkomen op bijstandsniveau kon betalen. Hij kon namelijk voor die kosten niet reserveren als gevolg van schulden. Net als het dagelijks bestuur en de rechtbank komt de Raad tot het oordeel dat appellant niet verkeerde in bijzondere omstandigheden en dat het dagelijks bestuur de aanvraag terecht heeft afgewezen. De Raad is, zoals ook in een eerdere uitspraak, van oordeel dat onder bepaalde omstandigheden een gebrek aan reserveringsruimte als gevolg van schulden een bijzondere omstandigheid kan zijn die tot verlening van bijzondere bijstand moet leiden. Appellant heeft een gebrek aan reserveringsruimte echter niet aannemelijk gemaakt. Daarom krijgt hij geen gelijk.

Inleiding

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant ontving in de periode waar het hier om gaat bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor een alleenstaande.
1.2.
Op 30 december 2020 heeft appellant een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een bed, fornuis en bankstel tot een bedrag van € 2.500,-. Het dagelijks bestuur heeft die aanvraag afgewezen met het besluit van 25 januari 2021 en is, na bezwaar, daarbij gebleven met het bestreden besluit. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat de kosten van een bed, fornuis en bankstel algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn, die appellant zelf moet betalen. De kosten waren voorzienbaar en appellant had volgens het dagelijks bestuur voor die kosten kunnen reserveren.
De uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft aangevoerd dat hij als gevolg van langdurige schuldenproblematiek onvoldoende de mogelijkheid heeft gehad om te reserveren voor de kosten van vervanging van het bed, fornuis en bankstel.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een bed, fornuis en bankstel in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Degene die een aanvraag doet om bijzondere bijstand moet aannemelijk maken dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor toekenning van die bijstand. Dit is vaste rechtspraak. [1] Die voorwaarden staan in artikel 35 van de PW. Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW moet eerst worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte moet worden beoordeeld of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Op dit punt heeft de bijstandverlenende instantie een zekere beoordelingsruimte.
4.2.
De kosten van een bed, fornuis en bankstel zijn incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten. Uitgangspunt is dat een inkomen op bijstandsniveau voorziet in alle (periodiek en incidenteel) voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, dat wil zeggen: de bestaanskosten die kunnen worden gerekend tot het op minimumniveau algemeen gangbare bestedingspatroon. Alleen in bijzondere omstandigheden is aanvullend bijzondere bijstand nodig. Daarom kan op grond van artikel 35, eerste lid, van de PW alleen recht op bijzondere bijstand bestaan voor zover de betrokkene door bijzondere omstandigheden wordt geconfronteerd met kosten waarin de algemene bijstandsnorm niet voorziet of met kosten waarin de norm wel voorziet maar die hij door bijzondere omstandigheden niet uit de norm kan betalen. De omstandigheid dat de betrokkene al dan niet de mogelijkheid heeft gehad te reserveren voor de kosten, is een aspect dat in laatst genoemd kader moet worden beoordeeld.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak [2] merkte de Raad het ontbreken van voldoende reserveringsruimte in verband met schulden niet aan als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. De Raad heeft deze rechtspraak in een uitspraak van 21 november 2023 [3] als volgt genuanceerd.
Uitgangspunt
4.3.1.
Uitgangspunt blijft dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. De reden hiervan is dat de wetgever ervan is uitgegaan dat de kosten van afbetaling van schulden in het algemeen geen noodzakelijke bestaanskosten zijn. Die zijn namelijk, uitzonderingen daargelaten, niet ontstaan uit een gebrek aan het noodzakelijke, maar uit de besteding van de middelen, die geacht worden toereikend te zijn. [4] Daarom is sinds 1991 [5] in de (voorlopers van de) PW bepaald dat, uitzonderingen daargelaten, [6] geen recht op bijstand heeft: degene die bijstand vraagt ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast en die overigens bij het ontstaan van de schuldenlast, dan wel nadien, beschikte of beschikt over de middelen om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. [7] In het verlengde hiervan moet geen bijzondere bijstand worden verstrekt voor kosten waarvoor iemand had kunnen reserveren als hij de beschikbare middelen niet deels had aangewend voor niet-noodzakelijke kosten, waaronder kosten van schulden voor zulke kosten. Dit zou namelijk betekenen dat dan alsnog langs indirecte weg bijstand voor deze kosten zou worden verleend. En dat is niet de bedoeling van de wetgever. [8]
Nuancering van de rechtspraak
4.3.2.
Anders dan voorheen is de Raad nu van oordeel dat onder bepaalde omstandigheden het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden wel een bijzondere omstandigheid kan zijn in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. De reden hiervan is dat de wetgever met het in 4.3.1 verwoorde uitgangspunt met name het oog heeft gehad op schulden die zijn ontstaan door consumptieve overbesteding. De wetgever heeft daarnaast onderkend dat schulden ook een andere oorzaak kunnen hebben en ruimte gelaten om schulden onder bepaalde omstandigheden aan te merken als noodzakelijke bestaanskosten. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de situatie dat door onvoorzienbare omstandigheden het inkomen sterk daalt nadat de lening is afgesloten, waardoor de betrokkene niet meer aan de aflossingsverplichtingen kan voldoen. [9] Het is dan ook niet de bedoeling geweest om bijstandverlening voor schulden onder alle omstandigheden uit te sluiten. [10] In het verlengde hiervan zijn ook uitzonderingen mogelijk op het uitgangspunt dat het ontbreken van reserveringsruimte in verband met schulden geen bijzondere omstandigheid is in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW.
Individuele beoordeling
4.3.3.
Bij de beoordeling van de bijzondere omstandigheden in het concrete geval is een belangrijke rol weggelegd voor de bijstandverlenende instantie. De wetgever heeft de uitvoering van de PW op dit punt in 1991 juist gedecentraliseerd om ruimte te geven aan een individuele beoordeling van de situatie van de betrokkene. De bedoeling was om de bijstandverlenende instantie meer mogelijkheden te geven om met behulp van bijzondere bijstand ‘individuele financiële noodsituaties’ aan te pakken. Dit brengt het volgende mee.
4.3.4.
Als een aanvrager van bijzondere bijstand voor de kosten van incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten, zoals duurzame gebruiksgoederen, stelt dat hij voor die kosten niet heeft kunnen reserveren door een gebrek aan reserveringsruimte in verband met schulden, zal hij dat aannemelijk moeten maken. Vervolgens moet de bijstandverlenende instantie beoordelen of dat een bijzondere omstandigheid oplevert in de zin van artikel 35, eerste lid, van de PW. Hierbij kunnen onder meer de aard en het ontstaan van de schulden een rol spelen. Als het gaat om de kosten van duurzame gebruiksgoederen en de conclusie is dat recht op bijzondere bijstand daarvoor bestaat, zal de bijstandverlenende instantie moeten bepalen of de bijstand wordt verleend om niet of in de vorm van een geldlening of borgtocht. Dit volgt uit artikel 51, eerste lid, van de PW.
De reserveringsruimte van appellant
4.4.
De nuancering van de rechtspraak betekent niet dat de beroepsgrond dat appellant in bijzondere omstandigheden verkeerde slaagt. Zoals uit 4.3.4 volgt, ligt het in de eerste plaats op zijn weg om aannemelijk te maken dat hij niet kon reserveren voor de kosten van het bed, fornuis en bankstel en onderbouwd uit te leggen wat de oorzaak daarvan was. Hij is daarin niet geslaagd.
4.4.1.
Appellant heeft naar voren gebracht dat hij van 2010 tot 2013 in een schuldsaneringstraject op grond van de Wet schuldsaneringsregeling natuurlijke personen heeft gezeten. Tijdens dat traject was het volgens hem niet mogelijk om te reserveren. Dit schuldsaneringstraject heeft hij niet met een schone lei afgerond, dus ook na 2013 had hij nog steeds schulden. In maart 2018 heeft de gemeente hem een saneringskrediet verleend. Gedurende drie jaar heeft hij € 49,- per maand moeten aflossen op dit krediet en was het volgens hem ook niet mogelijk om te reserveren. Appellant heeft dit saneringskrediet volledig afgelost. Appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat het in die situatie mogelijk moet zijn om duurzame gebruiksgoederen te vervangen met een beroep op de PW.
4.4.2.
Het dagelijks bestuur heeft erop gewezen dat appellant het te vervangen bed, fornuis en bankstel in 2012 tweedehands had gekregen en dat hij dus al sinds 2012 kon voorzien dat deze spullen vervangen zouden moeten worden. Het dagelijks bestuur heeft aan de hand van een berekening uitgelegd dat appellant – zelfs indien rekening zou worden gehouden met de door hem gestelde schulden en aflossingen – de mogelijkheid heeft gehad om te reserveren voor de vervangingskosten.
4.4.3.
Appellant heeft de redenering en de berekening van het dagelijks bestuur niet gemotiveerd weersproken, ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld. Ook heeft hij geen redenen naar voren gebracht waarom het in zijn geval toch niet mogelijk was om te reserveren. Dit betekent dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door zijn schulden de kosten van een bed, fornuis en bankstel niet kon betalen uit zijn inkomen op bijstandsniveau door daarvoor te reserveren.
4.4.4.
Dit betekent dat het dagelijks bestuur in dit geval niet hoefde te onderzoeken of de aard en de oorzaak van de schulden die volgens appellant zijn reserveringsruimte beperkten een bijzondere omstandigheid inhouden die tot de verlening van de gevraagde bijzondere bijstand moet leiden.

Conclusie en gevolgen

4.5.
Het hoger beroep slaagt niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat appellant geen recht heeft op de gevraagde bijzondere bijstand voor de kosten van een bed, fornuis en bankstel.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door F. Hoogendijk als voorzitter en P.W. van Straalen en J.J. Janssen als leden, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 december 2023.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Artikel 35, eerste lid, van de PW:
Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3059.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 januari 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BV2318.
3.Uitspraak van 21 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2263.
4.Zie bijvoorbeeld
5.Stb. 1991, 337.
6.Zie bijvoorbeeld artikel 49 van de PW.
7.Artikel 13, eerste lid, onder g, van de PW.
8.Zie bijvoorbeeld
9.Zie bijvoorbeeld
10.Zie bijvoorbeeld