ECLI:NL:RBMNE:2021:4700
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft eiseres, woonachtig in Almere, beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een bijstandsuitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. De aanvraag werd afgewezen op basis van de veronderstelling dat eiseres samenwoont met de heer [A], wat volgens verweerder zou duiden op een gezamenlijke huishouding. Eiseres betwistte deze claim en stelde dat zij slechts tijdelijk in de woning verblijft en geen gezamenlijke huishouding voert met [A].
De rechtbank heeft de zaak op 28 september 2021 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Na de behandeling heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht had aangenomen dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding, omdat eiseres en [A] sinds februari 2021 op hetzelfde adres staan ingeschreven en eiseres in de woning woont, slaapt en eet.
De rechtbank overwoog verder dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om haar financiële situatie te onderbouwen en dat er sprake was van wederzijdse zorg tussen haar en [A]. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om vrijstelling van griffierecht toe, gezien de omstandigheden van eiseres. De rechtbank adviseerde verweerder om eiseres te helpen met haar schulden en het verkrijgen van inkomen, ondanks dat eiseres in deze procedure geen gelijk kreeg. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter C.M. Dijksterhuis, in aanwezigheid van griffier S. van den Broek.