Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
Ik vertrouw hiermee de gemaakte afspraak op juiste wijze te hebben bevestigd en ontvang van jullie graag een bevestiging van deze afspraak. De gelden kunnen dan betaalbaar worden gesteld. Uiteraard houden we jullie op de hoogte van de uitkomsten van de gesprekken met de ING bank.”
€ 10.000,- ontvangen.
3.Het geschil
- de besluiten van de algemene vergadering van aandeelhouders van GGN Holding van 15 mei 2019 inhoudende de herstructurering van GGN Holding en GGN MC te vernietigen op grond van art. 2:14 en/of 2:15 lid 1 BW;
- voor recht te verklaren dat gedaagden paulianeus c.q. onrechtmatig tegenover [eiseres] hebben gehandeld, dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn hiervoor en dat zij alle daardoor geleden schade aan [eiseres] dienen te vergoeden, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- gedaagden te veroordelen tot betaling van de integrale schade van [eiseres] , op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de wettelijke handelsrente ex art. 6:119a BW, te rekenen vanaf primair het moment waarop VPGG en/of GGN MC de betreffende paulianeuze c.q. onrechtmatige gedragingen hebben gepleegd, subsidiair de datum van de dagvaarding;
- gedaagden, hoofdelijk dan wel ieder van hen afzonderlijk, te veroordelen in alle door [eiseres] gemaakte kosten ten behoeve van deze procedure, onder bepaling dat gedaagden, hoofdelijk dan wel ieder van hen afzonderlijk, de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zullen worden indien zij niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis aan het vonnis hebben voldaan; en
- gedaagden, hoofdelijk dan wel ieder van hen afzonderlijk, te veroordelen in de nakosten en te bepalen dat gedaagden de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zullen zijn als zij deze niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis hebben betaald.
€ 161.000,- per jaar te verdelen in 12 maandelijkse delen, voor iedere maand dat gedaagden tekort zijn geschoten en/of tekort zullen schieten in de op hen rustende contractuele verplichting om [eiseres] het bedrag van € 10.000,- te betalen (zijnde een voorschot op rente en/of aflossing van de door GGN Holding verschuldigde koopprijs ter zake van de van [eiseres] gekochte aandelen), ingaande op 1 januari 2019 en doorlopend tot het moment dat gedaagden of derden de schuld tegenover [eiseres] uit hoofde van de uitkoop (hoofdsom met rente) hebben voldaan, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
4.De beoordeling van de bevoegdheid van de rechtbank
5.De beslissing
24 februari 2021voor het opgeven van partijen van hun verhinderdata in de maanden april, mei, juni en juli 2020.