Uitspraak
gevestigd te Tilburg,
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
26 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door GGN Brabant Beheer B.V. tegen een beschikking van de ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam. De ondernemingskamer had op 28 juni 2018 het besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van GGN Brabant tot vaststelling van de jaarrekening over 2016 vernietigd. De ondernemingskamer had GGN Brabant bevolen haar jaarrekening in te richten met inachtneming van bepaalde aanwijzingen, waaronder de verplichting om het eigen vermogen in de balans te verantwoorden met uitsluiting van de ingekochte aandelen van de verweerster. GGN Brabant stelde dat deze beslissing in strijd was met de wet, omdat het kapitaal van een vennootschap niet verminderd mag worden met het bedrag van eigen aandelen die de vennootschap houdt. De Hoge Raad oordeelde dat deze klacht slaagde en vernietigde de beschikking van de ondernemingskamer voor zover deze betrekking had op de inrichting van de jaarrekening. De Hoge Raad bepaalde dat GGN Brabant haar jaarrekening moet inrichten met uitsluiting van de ingekochte aandelen, en veroordeelde de verweerster in de kosten van het geding in cassatie.