Uitspraak
mr. J.P.P. Latouren
mr. M.M.N.C. Schellekens, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. D.A. van der Kooijen
mr. A. Stortelder,
1.Het verloop van het geding
- verzoekster met [A] ;
- [B] met [B] ;
- [C] met [C] ;
- voornoemden gezamenlijk met [A] c.s.;
- verweerster met [D] ;
- [E] met [E] ;
- de [F] met [F] ;
- [G] met [G] ; en
- [H] met [H] .
2.De feiten
te melden. De Participant is alsdan verplicht om met inachtneming van de opzegtermijn van 1 (…) jaar de door haar gehouden aandelen in de Certificaathouder aan de Certificaathouder aan te bieden. De betreffende Certificaathouder is op haar beurt verplicht om binnen 5 (…) werkdagen nadat aanbieding volgens de vorige zin heeft plaatsgevonden, het met de door de Participant gehouden aandelen corresponderende Certificaat aan de Vennootschap aan te bieden. De regeling opgenomen in art. 5 lid 4 en verder is van toepassing.”
op grond van lid 12 heeft verklaard in te kunnen stemmen met de gewijzigde omstandigheden zoals bedoeld in dit lid 3, zal geen overdracht plaatsvinden.”
- i)
- ii)
- i)
- ii)
de inkoop van het Certificaat door de Vennootschap plaatsvinden. Het Certificaat komt vanaf de datum waarop (…) de opzegtermijn eindigt, voor rekening en risico van de Vennootschap.”
en BFT[Ondernemingskamer: Bureau Financieel Toezicht]
. De achterstelling geldt niet voor de rente over de hoofdsom”.
“Overeenkomst van achtergestelde geldlening”voorgelegd waarin onder meer is opgenomen dat aflossing op de hoofdsom van € 5.244.786 zal plaatsvinden in 48 maandelijkse termijnen waarvan de eerste vervalt op 31 mei 2014, dat betaling van hoofdsom en rente achtergesteld zijn bij de verplichtingen jegens ING en de Stichting Garantiefonds Gerechtsdeurwaarders, en dat betaling van hoofdsom en rente alleen is toegestaan onder de voorwaarden betreffende liquiditeits- en solvabiliteitsverplichtingen zoals gesteld door de Stichting Garantiefonds Gerechtsdeurwaarders en het Bureau Financieel Toezicht.
‘Achtergestelde lening u/g [D] ’opgenomen van nihil, met een vergelijkend cijfer van € 5.300.408 ultimo 2015. Daartegenover is het bedrag van de Financiële vaste activa/Deelnemingen in groepsmaatschappijen verhoogd met € 5.243.957 met als omschrijving:
‘Mutatie in verband met terugdraaien uittreding participant’.In de toelichting is het volgende vermeld:
3.De gronden van de beslissing
‘voortschrijdend inzicht’. Feiten en omstandigheden, noch de relevante wet- en regelgeving, zijn gewijzigd. De wijziging diende daarom als foutherstel te worden geduid.
2.Onderscheid eigen vermogen en vreemd vermogen in de wet en de RJ
het instrument omvat geen verplichting:
om liquide middelen of een ander financieel actief aan een andere partij te leveren; of
om financiële instrumenten met een andere partij te ruilen onder potentieel nadelige voorwaarden;
indien het instrument in de eigen-vermogensinstrumenten van de uitgevende rechtspersoon zal of kan worden afgewikkeld, dient er geen sprake te zijn van een contractuele levering van een variabel aantal eigen-vermogensinstrumenten. Slechts in het geval van een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten is er sprake van eigen vermogen; en
indien het een derivaat op eigen -vermogensinstrumenten van de uitgevende rechtspersoon betreft, kan dit derivaat slechts worden afgewikkeld door een vast aantal eigen-vermogensinstrumenten tegen een vast bedrag te ruilen.
3.Toepassing: in beginsel vreemd vermogen
4.Uitzondering voor ‘puttable’ instruments
het geeft de houder bij liquidatie recht op een pro-rata deel van de netto activa inde onderneming;
het instrument is achtergesteld ten opzichte van alle andere instrumenten;
al deze ‘meest achtergestelde’ instrumenten hebben identieke eigenschappen, ze zijn bijvoorbeeld allemaal ‘puttable’; en
de onderneming heeft geen andere financiële instrumenten of contracten waarbij:
de verwachte kasstromen uit deze instrumenten of contracten grotendeels gebaseerd zijn op het resultaat of de veranderingen in netto activa van de onderneming; en
dit andere instrument of contract de resterende waarde van de puttable instrumenten grotendeels kan beperken of vastzetten.
5.Verschil enkelvoudige jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening
6.Complicatie: nog geen levering en geen overeenkomst van geldlening
7.Conclusie enkelvoudige jaarrekening
Op balansdatum waren de aandelen niet geleverd, was er nog geen getekende leningsovereenkomst (in ieder geval waarvan de voorwaarden vaststaan) en waren de aandelen in ieder geval niet ingetrokken. Om recht te doen aan de juridische situatie op balansdatum achten wij het geboden dat de toen uitstaande aandelen als eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening worden verwerkt. Deze aandelen hebben de juridische vorm van eigen vermogen. De economische realiteit kan zijn dat er een verplichting is, maar het is juist de juridische vorm en niet de economische realiteit die leidend is voor de enkelvoudige jaarrekening. De situatie omtrent de uitstaande aandelen is afdoende toegelicht in de jaarrekening.
8.Conclusie geconsolideerde jaarrekening
9.Complicatie: geschillen tussen betrokken partijen
10.Van eigen vermogen naar vreemd vermogen in de geconsolideerde jaarrekening
11.Afsluitend: OK-beschikking inzake [E]
Zoals [D] hebben wij kennis genomen van het oordeel van de Ondernemingskamer inzake [E] . Wij begrijpen overigens dat [E] in cassatie is. Daarmee is het oordeel van de Ondernemingskamer nog niet definitief, en staat dus nog niet vast of de jaarrekening van [E] tekortschiet in het verstrekken van het door art. 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht. Een definitief oordeel dat de jaarrekening van [E] tekortschiet in het vereiste inzicht betekent bovendien niet zonder meer dat ook de jaarrekening van [D] in het vereiste inzicht tekortschiet. De gebruiker van de jaarrekening van [D] beschikt over de geconsolideerde jaarrekening die wel de economische realiteit weergeeft en over de in de jaarrekening opgenomen toelichtingen (in casu: 7.2.2, 8.5, 8.7.2 en 15.4) op basis waarvan hij zich een oordeel kan vormen over de onderliggende problematiek.”
ex nuncdient te worden beoordeeld of aan de wettelijke vereisten voor inkoop wordt voldaan – de Ondernemingskamer begrijpt dat met dit
ex nuncwordt gedoeld op een toetsing ultimo 2017 – brengt dit standpunt geen wijziging in het oordeel van de Ondernemingskamer dat uit de werking van de Participatieovereenkomst een verplichting tot aanvaarding van de aangeboden aandelen voortvloeit. Uit de onder 2.8 en 2.9 vermelde correspondentie over de bespreking van 3 april 2013, de onder 2.12 en 2.13 vermelde besluiten en de onder 2.21 tot en met 2.23 vermelde jaarrekeningen volgt dat aan de verplichting tot aanvaarding van de aangeboden aandelen respectievelijk het aangeboden certificaat ook is voldaan, zodat tussen [A] en [E] een koopovereenkomst met betrekking tot deze aandelen tot stand is gekomen en evenzo tussen [E] en [G] een koopovereenkomst tot stand is gekomen met betrekking tot het door [E] gehouden certificaat B1 in [D] . De daaruit voortvloeiende obligatoire verplichtingen tot afname van de aandelen (“
inkoop”) respectievelijk het certificaat en betaling van de koopsommen, kunnen niet eenzijdig door [E] en/of [D] ongedaan worden gemaakt, hoezeer ook voor hen nadelige gevolgen aan het bestaan van deze verplichting verbonden mogen zijn.
“onder marktconforme voorwaarden”, waartoe de Participatieovereenkomst noopt (zie r.o. 3.25 van die beschikking).
“de juridische vorm”in die zin te worden uitgelegd dat uit het vermogensrecht voortvloeiende verplichtingen worden verantwoord als onderdelen van het vreemd vermogen van de rechtspersoon. Gelet op de essentiële functie van de afbakening van het eigen vermogen en vreemd vermogen wordt alleen op die wijze recht gedaan aan het door art. 2:362 BW vereiste inzicht in het vermogen en het resultaat. De zuiver goederenrechtelijke uitleg die [D] voorstaat, voldoet hieraan niet.
a conto’ betalingen met een voorwaardelijk karakter) worden geduid als voorschotten op rente over en/of aflossing van verplichtingen jegens uittreders.
voortschrijdend inzicht’.Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kan daarmee in termen van de relevante regelgeving inhoudelijk niets anders zijn bedoeld dan
‘foutherstel’. Dit dient alsnog in de toelichting tot uitdrukking te worden gebracht. Van een wezenlijke tekortkoming is echter geen sprake omdat de gegeven toelichting inhoudelijk adequaat is.
economische realiteit’ en ‘
juridische vorm’samenvallen. Op grond van de economische realiteit, op zichzelf beschouwd, zouden in de geconsolideerde jaarrekening
alledoor participanten ingebrachte vermogensbestanddelen worden geclassificeerd als vreemd vermogen, ook als de aandelen nog niet zouden zijn aangeboden. Zoals de accountant in zijn schriftelijke standpunt heeft aangegeven en ter zitting heeft toegelicht wordt in de geconsolideerde jaarrekening van [D] de uitzondering voor ‘
puttable instruments’ van RJ 290.808 toegepast, op grond waarvan classificatie als eigen vermogen is toegestaan voor nog niet aangeboden aandelen, zulks in afwijking van de economische realiteit. Naar de juridische vorm behoren die niet-aangeboden aandelen evenwel zonder meer tot het eigen vermogen.