Uitspraak
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
[eiser sub 3],
[eiseres sub 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van 25 oktober 2019, met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie, met producties 1 tot en met 19;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie, tevens wijziging van eis, met producties 8 tot en met 16;
2.Waar gaat deze procedure over?
HDV zal de kredietnemer maandelijks een kredietvergoeding in rekening brengen overde op grond van deze overeenkomst verschuldigde bedragen.
HDV zal de kredietnemer maandelijks een kredietvergoeding in rekening brengen op basis van de dan bij HDV voor doorlopend krediet geldende tarieven. De kredietvergoeding wordt berekend op dagbasis over het daadwerkelijk uitstaand saldo. Als rentemethodiek wordt 30/360 gehanteerd wat inhoudt dat het aantal dagen in een jaar op 360 gesteld wordt en het aantal dagen in een volledige maand steeds gesteld wordt op 30.’
Het rentepercentage blijft variabel, echter wij zullen ons uiterste best doen deze, bij het uitblijven van (buitengewone) omstandigheden die een ingrijpen van HDV redelijkerwijs noodzakelijk maken, niet te laten stijgen.
HDV zal de kredietnemer maandelijks eenvariabelekredietvergoeding in rekening brengen op basis van de dan bij HDV voor doorlopend krediet geldende tarieven.De variabele kredietvergoedingwordt berekend op dagbasis over het daadwerkelijk uitstaand saldo enzal dus gedurende de looptijd van de lening kunnen wijzigen afhankelijk van economische factoren en de rentestand op de geld- en kapitaalmarkt. (…)’ (onderstrepingen toegevoegd)
Het rentepercentage blijft variabel, echter wij zullen ons uiterste best doen deze, bij het uitblijven van (buitengewone) omstandigheden die een ingrijpen van HDV redelijkerwijs noodzakelijk maken, niet te laten stijgen.’ [eiser sub 3] en [eiseres sub 4] hebben in dat kader een nieuwe overeenkomst met HDV ondertekend. Voor zover van belang bevat deze dezelfde inhoud als vermeld in 2.9, met dat verschil dat daarin een ‘kredietvergoeding’ van 0,643 % per maand is vermeld en een effectief kredietvergoedingspercentage op jaarbasis van 8 %. Partijen hebben met AV II overeenstemmende algemene voorwaarden van toepassing verklaard, waarin een rentewijzigingsbeding is opgenomen dat gelijkluidend is aan het in 2.6 vermelde beding. De rechtbank zal ook deze algemene voorwaarden aanduiden als ‘AV II’.
en al hetgeen meer is betaald dan deze rente aan [eiser sub 1] terug te betalen, subsidiair de opslag te berekenen als hiervoor genoemd en daar bovenop uit te gaan van de door HDV gebruikte referentierente.
(nr. 59-63). De inhoud van de vorderingen kan als volgt worden geformuleerd:
geen belang hebben bij hun vorderingen c.q. niet in een slechtere positie terecht zijn gekomen c.q. geen schade hebben geleden, mede in het licht van de wettelijke kaders en (gemiddelde) referentierentes’.
3.De beoordeling
13 augustus 2013 (voor wat betreft [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] ) respectievelijk 3 februari 2010 (voor wat betreft [eiser sub 3] en [eiseres sub 4] ).
drie jarenzijn verstreken na de dag waarop
op het beding een beroep is gedaan. De stelplicht rust in dit verband op HDV. HDV heeft in het kader van haar verjaringsverweer niet gesteld dat en wanneer zij een beroep heeft gedaan op de rentewijzigingsbedingen. Integendeel: zoals hierna in 3.11 zal worden vermeld, heeft zij juist aangevoerd dat zij de bevoegdheid die uit die bedingen voortvloeit, niet heeft gebruikt. Het beroep op verjaring van de vernietigingsvordering faalt al daarom. Overigens zou de verjaringstermijn conform het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel – anders dan HDV meent – pas gaan lopen als – nadat een beroep is gedaan op het beding – de consument kennis kan nemen van het oneerlijke karakter van het beding. Anders zou de verjaringstermijn de uitoefening van de door Richtlijn 93/13/EEG [1] aan deze consument verleende rechten uiterst moeilijk maken. [2] Ook tegen die achtergrond heeft HDV te weinig aangevoerd.
Kassawerd verteld begrepen dat, in tegenstelling tot hun verwachtingen, het door HDV gehanteerde rentepercentage niet een rente-index volgde. Daar heeft HDV niets relevants tegenover gesteld, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de verjaringstermijnen met betrekking tot de onverschuldigd betaalde rentebedragen pas in 2018 zijn gaan lopen. Daarmee faalt het verjaringsverweer van HDV ook in zoverre.
kanleiden tot het oordeel dat het beding oneerlijk is.
dan bij HDV voor doorlopend krediet geldende tarieven’. Een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument kan hieruit niet afleiden welke economische gevolgen het beding heeft. De consument is bekend met de uitdrukkelijk overeengekomen rente (de ‘aanvangsrente’), maar kan uit rentewijzigingsbeding niet afleiden of en zo ja, in welke situaties, om welke redenen, en aan de hand waarvan die rente zal worden gewijzigd. Het beding geeft HDV in wezen vrijbrief de rente naar believen (al dan niet) aan te passen zonder enige voorspelbaarheid van de economische gevolgen daarvan, kennelijk met slechts die beperking dat de rente moet stroken met ‘
dan bij HDV voor doorlopend krediet geldende tarieven’.
dat de mogelijkheid voor de consument om de overeenkomst op te zeggen, niet slechts een formeel opzeggingsrecht is, maar ook daadwerkelijk kan worden benut’, waarbij onder andere de door de consument te maken kosten van belang zijn. [9] Tegen deze achtergrond heeft HDV te weinig aangevoerd over het realiteitsgehalte van de overstapmogelijkheid. De enkele stelling van HDV dat eisers ‘geheel boetevrij’ konden aflossen, is onvoldoende. Daaruit volgt immers nog niet dat er geen belemmerende (andere) kosten zijn. Voor wat betreft het aan [eiser sub 1] en [eiseres sub 2] verstrekte krediet valt – zoals zij ook hebben aangevoerd – bovendien juist wel te verwachten dat ‘overstappen’ gepaard gaat met belemmerende kosten, nu dat krediet met een hypotheekrecht gezekerd is. Voor wat betreft het aan [eiser sub 3] en [eiseres sub 4] verstrekte krediet heeft HDV eveneens te weinig aangevoerd. Het is daarom niet komen vast te staan dat er een reële mogelijkheid tot overstappen bestaat die voldoende compensatie biedt voor de benadeling van eisers. Aan het argument dat eisers konden opzeggen, komt in dit geval dan ook geen gewicht toe. Er zijn geen andere omstandigheden aan het licht gekomen die de rechtbank moet meewegen. Alles afwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat het rentewijzigingsbeding in AV I onredelijk bezwarend is.
variabele rente’ wordt berekend ‘
afhankelijk van economische factoren en de rentestand op de geld- en kapitaalmarkt’ (zie hiervoor in 2.6). De term ‘economische factoren’ voegt geen duidelijkheid toe, nu het daarbij kan gaan om allerlei omstandigheden van velerlei aard binnen en buiten de bedrijfsvoering van HDV. De frase ‘de rentestand op de geld- en kapitaalmarkt’ biedt meer duidelijkheid, omdat het daarbij gaat om een specifiek aspect. Toch kan een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument mede gelet op de overige elementen van het beding daaruit niet afleiden welke economische gevolgen het beding voor hem of haar heeft. Nog steeds maakt het beding in zijn totaliteit niet duidelijk in welke situaties en aan de hand waarvan die rente zal worden gewijzigd.
variabele kredietvergoeding’ in de tweede volzin van het rentewijzigingsbeding en met de correspondentie tussen partijen waarin wordt gesproken over een variabele rente (zie 2.4 en 2.11). Eisers hebben ook aangevoerd dat zij meenden en mochten menen dat de rente afhankelijk zou zijn van een rente-index. Dat strookt naar het oordeel van de rechtbank met de frase ‘
de rentestand op de geld- en kapitaalmarkt’, die in het beding is opgenomen. Anders dan HDV meent, kan aan eisers niet worden tegengeworpen dat het beding ook melding maakt van ‘
economische factoren’. HDV heeft in deze procedure aangegeven wat daaronder moet worden verstaan. Volgens haar gaat het om onder andere het risicoprofiel van de klant, liquiditeitsopslagen, kapitaaleisen, concurrentieoverwegingen en de winstmarge. Niet is gesteld of gebleken dat eisers dit is verteld toen de algemene voorwaarden van toepassing werden verklaard. Al helemaal is niet gesteld of gebleken dat aan hen duidelijk is gemaakt wat de
concrete implicatiesdaarvan zouden zijn. Een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument kan dat alles niet uit het beding afleiden. (De rechtbank overigens evenmin.) De onduidelijkheid van het element ‘economische factoren’ moet daarom voor rekening van HDV blijven, zodat dit element buiten beschouwing wordt gelaten. Overigens zijn, naar de rechtbank begrijpt, de daarop betrekking hebbende kostenposten wel – naar de stand van zaken bij het sluiten van de overeenkomst – verdisconteerd in de hiervoor genoemde (constante) opslag. In zoverre miskent de door eisers verdedigde renteberekening dus niet dat de rente uit meer componenten dan een rente-index bestaat. Veranderingen in die ‘overige componenten’ kunnen echter niet ten laste van eisers komen.
specifiekdie rente-index zou worden gebruikt. Toch gaat de rechtbank met eisers uit van ‘driemaands Euribor’. Nu is komen vast te staan dat eisers mochten verwachten dat een rente-index zou worden gevolgd, is het indachtig artikel 5, tweede volzin, Richtlijn 93/13/EEG niet aanvaardbaar dat deze verwachting niet zou worden gehonoreerd omdat meerdere rente-indices in aanmerking kunnen komen (zoals EURIBOR-indices, LIBOR-indices of de DNB-referentierente). Mede gelet op de aan consumenten toekomende bescherming moet dat wat eisers op basis van het beding (grofweg) mochten verwachten een specifieke invulling krijgen. Eisers hebben gesteld dat ‘driemaands Euribor’ een rente-index is die veel wordt gebruikt en daarin kunnen zij worden gevolgd. HDV heeft dat niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken. HDV draagt als alternatief aanknopingspunt wel ‘de door HDV gebruikte referentierente’ aan, maar dat is – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – te vaag, zodat de rechtbank daaraan voorbijgaat.
1.689,00(3 punten x tarief € 563,00)